Plus
Zelfs noodhulp komt niet in de Centraal Afrikaanse Republiek
Voedsel en goederen bereiken al anderhalve maand de hoofdstad Bangui van de Centraal Afrikaanse Republiek niet meer. Rebellen hebben de aanvoerroute in handen.
“In de Centraal Afrikaanse Republiek is een catastrofe gaande. Het is hier op veel plaatsen voor gewone mensen de hel op aarde,” zegt Fernando Galván, coördinator van Artsen zonder Grenzen voor de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR) vanuit hoofdstad Bangui via de telefoon.
Sinds 2013 wordt dit extreem arme Afrikaanse land, in oppervlakte groter dan Frankrijk, België en Luxemburg samen, met slechts vijf miljoen inwoners, ondergedompeld in chaos en geweld. Sinds de presidentsverkiezing van 27 december vorig jaar wordt er overal gevochten. De zittende president Faustin-Archange Touadéra won de verkiezingen. De hoofdstad Bangui is omsingeld door milities, die inmiddels twee derde van het land in handen hebben. Galván: “Het is nu even kunstmatig rustig in Bangui. De noodtoestand is van kracht en er is een avondklok die al om zes uur ingaat. Overal staan militaire controleposten. Het is moeilijk om je hier nog te verplaatsen. De vorige aanval op Bangui was op 13 januari, toen werd er hevig gevochten in de buitenwijken, maar wisten de opstandige milities de binnenstad niet te bereiken.”
Cruciale toevoerweg
De stad wordt verdedigd door het regeringsleger, met hulp van de 14.000 man tellende VN-vredesmacht Minusca, Russische troepen en militairen uit Rwanda. “Zonder die hulp was Bangui hoogstwaarschijnlijk gevallen,” zegt Galván. Nu gaan de gevechten om de toevoerweg van Kameroen naar Bangui. De VN waarschuwt dat al sinds midden december 1600 vrachtwagens, waarvan 500 met noodhulp, voor de grens naar de CAR staan te wachten.
Deze cruciale hoofdweg is al zeker anderhalve maand grotendeels in handen van de rebellen, zegt Galván. Militairen proberen die te heroveren met steun van buitenlandse eenheden.
“Het gevolg is dat aan alles tekort is in Bangui. De prijzen voor rijst, cassave, kookolie en vlees schieten omhoog.” De VN meldt prijsstijgingen van 75 tot 225 procent in een dikke maand. Honger is een groot probleem.
Duizend vluchtelingen per dag
Inmiddels zijn er meer dan 200.000 mensen gevlucht voor het geweld, naar kampen in de CAR of naar de buurlanden Kameroen en de Democratische Republiek Congo. Elke dag arriveren zeker duizend nieuwe vluchtelingen.
De strijd gaat tussen christelijke milities, onder de naam antibalaka, die nu grote delen van het land controleren, en regeringstroepen van president Touadére. De antibalaka worden aangevoerd door de voormalige president François Bozizé, die in 2013 werd afgezet bij een staatsgreep van moslimrebellen, die onder de naam seleka opereren. Na bemiddeling kwamen er in 2016 verkiezingen, die door de onafhankelijke Touadére werden gewonnen. Hij probeerde de strijdende groepen, volkeren en religies met elkaar te verenigen in een vorm van vreedzame co-existentie.
Bozizé beging in die jaren met zijn antibalaka-milities zoveel wreedheden dat de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties hem sancties oplegde. Bozizé verdween in 2014 naar het buitenland en keerde terug om aan de presidentsverkiezingen mee te doen. Het constitutionele hof van de CAR sloot Bozizé uit als kandidaat omdat ‘hij niet voldoet aan het criterium van een fatsoenlijk karakter’.
Enorme inspanning
Sindsdien laaide de strijd op. De christelijke bevolkingsgroep, die de meerderheid vormt, strijdt via de antibalakamilities tegen de moslimminderheid en de troepen van de president.
Artsen zonder Grenzen is een van de weinige hulporganisaties die in het land zijn achtergebleven samen met de VN. “We proberen het hoofd te bieden aan deze enorme humanitaire crisis. Ontheemdenkampen zijn lastig te bereiken en de gezondheidssituatie verslechtert in rap tempo. We doen wat we kunnen, behandelen gewonden, bieden hulp aan gevluchte mensen, maar het vergt een enorme inspanning,” zegt Galván gelaten.
Uitzicht op een oplossing van het gewelddadige conflict ziet hij niet meteen. “Het is hier allemaal zeer complex.”