PlusExclusief
Spanningen aan de Armeens-Azerbeidzjaanse grens: ‘Ik zal nooit buigen voor dat tuig’
Sinds de vredesdeal die Armenië en Azerbeidzjan in 2020 sloten, grenst het Armeense dorp Khnatsakh plotseling aan Azerbeidzjaans territorium. Een burgermilitie houdt er sindsdien de wacht ‘voor het geval dat’.
Bij het hek in zijn tuin wijst Seyran Mirzoyan naar de top van de besneeuwde berg achter zijn huis in het Armeense dorp Khnatsakh. Op nog geen 150 meter heuvelopwaarts wappert de Azerbeidzjaanse vlag op een militaire stelling waarvan de contouren nog net zijn te ontwaren tussen de nevel die op deze wintermiddag als een deken over het plaatsje hangt. Pal ernaast, op grofweg twintig meter afstand, wappert ook de Armeense vlag boven op een militaire post.
Hoewel het vandaag te mistig is, kan Mirzoyan op heldere dagen de soldaten zien die de militaire stellingen van beide landen bemensen. “Soms hoor ik ze zelfs praten,” vertelt de 45-jarige Armeen. “Sterker, ’s nachts hoor ik regelmatig schoten. Met name na tien uur ’s avonds wordt er weleens vuur uitgewisseld. Doden of gewonden zijn er vooralsnog niet bij gevallen, omdat ze niet gericht schieten. Het dient puur ter intimidatie.”
Achtertuin gemilitariseerd
De ogenschijnlijke vanzelfsprekendheid waarmee Mirzoyan vertelt over de militarisering van zijn achtertuin, is tekenend voor de werkelijkheid waar de inwoners van Khnatsakh sinds ruim twee jaar mee te maken hebben. Het dorp pal op de grens met Azerbeidzjan was tot voor kort namelijk allesbehalve de vesting die het nu is. Pas na de oorlog die Armenië en Azerbeidzjan in het najaar van 2020 in en rondom de grotendeels etnisch Armeense enclave Nagorno-Karabach uitvochten, schoten er talloze militaire bases uit de grond op de heuvels rondom het dorp.
“In totaal liggen er rondom Khnatsakh dertien legerposten,” weet Mirzoyan die in het dagelijks leven werkzaam is als burgemeester van het plaatsje met nog geen duizend inwoners. “Voor de oorlog waren hier geen soldaten, laat staan militaire posities.” Dat dit inmiddels wel het geval is, heeft alles te maken met de vredesdeal die Jerevan en Bakoe in november 2020 sloten na bemiddeling van Moskou. Onder de voorwaarden van de overeenkomst kreeg Azerbeidzjan delen van Nagorno-Karabach, dat internationaalrechtelijk bij Bakoe hoort, weer in handen. Ook het gezag over de zeven regio’s die direct aan de enclave grenzen, kwam terug in handen van Bakoe toen etnische Armenen er sinds de jaren negentig de dienst uitmaakten.
Zicht op elk huis
Zo kon het gebeuren dat de provincie Lachin, waar Khnatsakh aan grenst, van de ene op de andere dag weer in Azerbeidzjaanse handen kwam nadat het bijna dertig jaar onder Armeense controle had gestaan. “En nu volgen de Azeri’s ons op de voet,” wijst Mirzoyan naar de heuveltoppen die boven het dal uittorenen waar het dorp in ligt. “We zijn omringd en ze zien vanaf hun militaire posities elke beweging die we maken. Ze hebben zicht op elk huis.”
Ondanks de intimiderende realiteit waar hij met zijn familie in leeft, wil de burgervader van een vertrek uit het dorp niets weten, vertelt hij in zijn kantoor in het gemeentehuis. “Ik ben niet bang voor ze. We zijn hier allang gewend aan de nieuwe situatie.” Wel zijn er voorzorgsmaatregelen genomen, legt Mirzoyan uit, wijzend naar een stoel in zijn kantoor waar een kogelvrijvest overheen hangt. “Het is hier noch vrede noch oorlog, dus je kunt maar beter voorbereid zijn.” Elders in het gebouw staat bovendien een kluis vol met wapens en munitie, voegt hij er nonchalant aan toe.
Genoeg gevechtservaring
“We hebben hier in Khnatsakh een speciale burgermilitie in het leven geroepen na de oorlog.” Zelf heeft Mirzoyan de leiding over de vrijwillige militaire burgereenheid en vrijwel elke gezonde, volwassen man in het dorp is aangesloten bij de militie, die overigens wel officieel onderdeel vormt van het Armeense leger. “Veel inwoners hier hebben meegevochten in de oorlog, dus er is genoeg gevechtservaring. Als het tot nieuwe spanningen komt, kunnen we onszelf dus goed verdedigen.”
Dat het bestaan van de burgermilitie wat hem betreft bittere noodzaak is, illustreert hij aan de hand van de gebeurtenissen van 12 september 2022 toen het op verschillende plekken langs de Armeens-Azerbeidzjaanse grens tot nieuwe onlusten kwam waarbij in totaal bijna 300 doden vielen. “Tijdens zo’n geweldsuitbarsting treedt het noodprotocol in werking. Vrouwen en kinderen moeten naar de schuilkelders en de militie wordt direct geactiveerd om het dorp te verdedigen.”
Schuilen in de grotten
Hoewel in Khnatsakh destijds geen slachtoffers vielen, zit de schrik er bij de bewoners wel degelijk goed in. Neem Galya Arakelyan, de 65-jarige moeder van Mirzoyan, die zich sinds de Azerbeidzjaanse omsingeling van haar dorp eigenlijk nooit meer veilig heeft gevoeld. “Tijdens de oorlog van 2020 schuilden we dagen in de grotten in de bergen rondom het dorp. We sliepen op bankjes met onze kleren aan en we kookten op campingstelletjes met butaangas. Het was verschrikkelijk.”
Die ervaring is Arakelyan mentaal eigenlijk nooit meer te boven gekomen. “Ik durf nu niet eens meer in mijn eigen tuin te lopen. De stellingen van de vijand zijn zo dichtbij, ik kan ze overal zien. Het is doodeng.” Het liefst wil ze dan ook weg uit het dorp. “Maar hij wil niet,” wijst ze naar haar kind aan de andere kant van de tafel in zijn woonkamer. “Hij is mijn enige zoon. Zolang hij hier blijft, ga ik ook niet weg.” Zelf blijft Mirzoyan er koeltjes onder. “Ik zal nooit buigen voor dat tuig en ik verdedig dit dorp tot mijn laatste adem.”