PlusReportage
Na jaren Chinese 'heropvoeding' worden geknakte, gehoorzame Oeigoeren vrijgelaten
De Oeigoeren zijn heropgevoed. De Chinese ‘volksoorlog tegen terreur’ is een nieuwe fase in gegaan. Maar de angst verdwijnt niet zo makkelijk.
Geschater op straat. Een paar Oeigoerse mannen slaan met een touw tegen een tol. Wie de tol het langst draaiende houdt, heeft gewonnen. Kinderen proberen het ook, maar de mannen meppen harder. Langs de kant kijken jonge vrouwen toe op goudkleurige hakken, in lange jurken en met felrode lippenstift. Tollen is een geliefd buurtspel. In september 2018 speelden de kinderen het ook, maar toen waren ze alleen. Hun grootouders zorgden voor ze, ouders waren nergens te bekennen.
Kashgar leeft weer. De kampen waar zeker een miljoen Oeigoeren zaten opgesloten, laten mensen gaan. Dus kunnen ze weer tollen met hun kinderen. Op de radio vertelt een oud-gedetineerde hoe hij zijn leven beterde. Heropgevoede Oeigoeren krijgen een baan toegewezen en mogen weer reizen, lijkt het.
Onder de blauwe luifels, waar politie voorheen mensen aanhield om hun telefoons te controleren op illegale apps, wachten nu scooterrijders in de schaduw op groen licht. Hier in Kashgar, in het zuiden van Xinjiang, maar ook op andere plekken in de regio zijn scanners bij ingangen van winkels, restaurants en pleinen uitgezet. (Vaak zijn ze vervangen door een temperatuurcheck. Een paar maanden geleden was er een covid-uitbraak in provinciehoofdstad Ürümqi.) Taxichauffeurs rijden met een vaart langs het nu werkeloze checkpoint voor het vliegveld van Ürümqi.
Het lijkt de slotfase van het masterplan van de Communistische Partij, dat in 2015 werd gelanceerd om een einde te maken aan bloedige aanslagen door extremistische, separatistische Oeigoeren.
Achtergestelde positie
Decennialang vinden die aanslagen plaats in Xinjiang. De spanning tussen Han-Chinezen - meer dan 90 procent van de Chinese bevolking heeft de Han-etniciteit - en Oeigoeren ontvlamt in de zomer van 2009 in naar Chinese maatstaven ongekend heftige rellen in Ürümqi. De Oeigoeren laten het ongenoegen over hun achtergestelde positie voortaan niet meer alleen merken in hun eigen provincie. In 2013 rijdt Usmen Hasan met zijn vrouw en moeder in een terreinwagen het zwaarbewaakte Plein van de Hemelse Vrede in Peking op. Twee voetgangers komen om. Een jaar later richt een groep Oeigoeren met messen een bloedbad aan in een treinstation in de zuidelijke stad Kunming.
De regering in Peking grijpt hard in. De ‘volksoorlog tegen terreur’ die Xi Jinping uitroept, groeit uit in een snoeiharde campagne. In de jaren die volgen wordt Xinjiang een proeftuin voor technologische hoogstandjes. Inwoners weten zich overal gevolgd door camera’s, die ook nog eens hun gezichten herkennen en ze koppelen aan hun naam en achtergrond. Er komen irisscans bij checkpoints en stemherkenning bij het aftappen van telefoons.
Verdacht zijn Oeigoeren nogal snel. Het kan zomaar zijn dat iemand ‘radicaliseert’ als hij bidt in de moskee of een koran in huis heeft. En wie per WhatsApp berichtjes stuurt naar familieleden in het buitenland is niet loyaal aan het moederland en kan ook wel wat ideologische bijscholing gebruiken.
In 2017 neemt de druk verder toe als Oeigoeren ‘naar school’ worden gestuurd. Satellietbeelden laten snel uitdijende kampcomplexen zien, met wachttorens midden in de woestijn. Het zijn ‘heropvoedingskampen’, zegt Peking als ze het bestaan in 2018 toegeeft. De minder strenge varianten blijken soms midden in de stad te staan. Maar Oeigoeren die het land weten te ontvluchten vertellen over geweld, verkrachtingen en gedwongen sterilisaties. Mensenrechtenorganisaties slaan alarm over de talloze rechten die de Chinese regering schendt.
Die jarenlange ‘ideologische heropvoeding’ heeft de Oeigoeren gebroken. De schijnbare opluchting in het centrum van Kashgar en Yarkand contrasteert met de grimmige stemming van een paar jaar geleden. Onder elkaar lijken mensen te ontspannen. De angst zit in hun hoofd als een raadgever die alarm slaat als de afgrond nadert. Intuïtief weten ze precies wat wel en niet mag.
Een onbespied moment
In Kashgar zijn het stille Oeigoeren die de taxi’s besturen. Nooit zullen ze uit de school klappen over wat ze hebben meegemaakt. Spreken ze al wat Chinees, dan laten ze hun passagiers graag in de waan dat ze niets verstaan. Vraag je op de bazaar voorzichtig, op een onbespied moment, naar wat hier de afgelopen jaren gebeurde, dan draaien mensen zich om, duwen je weg of zwijgen ze. “Je moet doorlopen,” zegt een man die T-shirts verkoopt. “Daar weet ik niets vanaf, betaal nu maar gewoon,” zegt een verkoper van kasjmier sjaals.
Nu de Oeigoeren ‘heropgevoed’ zijn en weten wat op het spel staat, laten de autoriteiten veel over aan het volk zelf. Veel van de mannen die de politie inhuurt als informanten en beveiligers in burger zijn Oeigoeren. Maar er zijn ook nog steeds camera’s die alles registreren, een baas die klikt, een buurvrouw die eerlijk antwoordt als de politie haar vraagt naar gesprekjes die ze opvangt. En dan zijn er natuurlijk nog de mannen die achter journalisten aan lopen – zij het op grotere afstand dan voorheen, want er klapt toch niemand uit de school.
In een theehuis in Yarkand haalt de eigenaar gekookte eieren uit een pot op het fornuis dat achter in het lokaal staat te loeien. De muren en het plafond zijn bruin van de rook, stapels brandhout blokkeren het halfopen raam. De baas poetst de eieren droog en zet de schaal op de lange houten tafels. In het schemerdonker pellen mannen – met doppa’s, een traditioneel hoofddeksel, maar zonder baard - traag hun eitjes, en soppen ze stukken brood in hun thee.
Sommige kletsen wat, anderen staren naar een vechtfilm op een oude televisie in de hoek. De mannen mijden de blik van de verslaggever, maar gebaren vriendelijk om naast hen te komen zitten. Vervolgens komen nog twee mannen binnen - blootshoofds. Als ze zijn aangeschoven, blijven ze scherp in de richting kijken van de verslaggever – om te voorkomen dat er contact wordt gezocht met de buurman.
De controle is efficiënt - ook in de dorpen waar de huizen zijn opgetrokken uit gestampte aarde. Op het sierlijke houtwerk van de voordeuren zit een sticker met QR-code. Iedere ambtenaar die de code scant, ziet meteen of een huishouden de elektriciteitsrekening betaalde, recent een coronatest deed of eerder in de problemen kwam met de politie.
Een gebroken volk
Helemaal vertrouwt Peking de Oeigoerse minderheid niet. Messen – gebruikt bij de meeste aanslagen in China – zitten hier nog altijd aan een ketting en slagers werken in een kooi. In de kraam van de bazaar in Ürümqi staat achter de uitgestalde messen een bordje met een opstijgend vliegtuig: wie een mes koopt, krijgt ‘m op het vliegveld afgeleverd.
Het gebroken volk legde zich neer bij de eisen uit Peking. Het verving religie door folklore. Dat is goed te zien in het straatbeeld. De moskeeën zijn leeg en worden in de gaten gehouden. Hoofddoeken zijn - meer nog dan een paar jaar geleden – modieus en doorschijnend, ‘onzedelijkheid’ bedekken doen ze niet meer. Kwam er een jaar of tien geleden nog wel eens een nikab voorbij in een stad als Kashgar, nu is dit soort kledij ondenkbaar.
In de stad zijn vrouwen stijlvoller, verven ze bijvoorbeeld hun haar. “Dan is het toch veel mooier als je er geen hoofddoek overheen draagt?” merkt propagandamedewerker Li Xue op als ze in Aksu het beleid toelicht. Li maakte de rellen in Ürümqi in 2009 van dichtbij mee, vertelt ze. Het lijkt haar vertrouwen in de ‘volksoorlog tegen terreur’ te sterken. Volgens haar hebben de kampen een groot veiligheidsprobleem opgelost. “Het zijn technische opleidingen, om vaardigheden en de wet te leren. Want extremisten kenden de wet niet. Nu, na hun opleiding, weten ze bijvoorbeeld dat het doden van mensen illegaal is”, verklaart ze. “Sommigen hebben geen vorming, ze kunnen nog geen karakter lezen en ze weten niet wat goed of slecht is.”
Li beweert dat iedereen die in een kamp zat in 2019 is ‘geslaagd’ en nu een baan heeft. Maar nog lang niet alle ‘studenten’ zijn thuis, en talloze families zijn gespleten. De Chinese autoriteiten gijzelen en intimideren familieleden van Oeigoeren in het buitenland. Het doel is hun kritiek te smoren, of om ze terug te halen naar hun moederland, zodat ze hier ‘heropgevoed’ kunnen worden.
Op de vijfde verdieping van een appartementencomplex in Ürümqi mag de familie Tursun geen bezoek ontvangen. Vader Ablimit Tursun vroeg in België asiel aan. De Belgische ambassade heeft visa klaarliggen voor zijn vrouw en kinderen, maar de Chinese autoriteiten willen geen paspoorten verstrekken.
Boomstammen en zwaarden
Voor de poort ligt een vloerkleed waar zo vaak overheen gereden is dat het bijna opgaat in het asfalt. Witte bloesemregen dwarrelt neer op de luifel boven de politieauto die daar blijkbaar dagelijks staat. Auto’s worden grondig gecontroleerd en volwassenen krijgen alleen toegang met hun id-kaart. Aan de zijkant lopen kinderen in en uit door een zware metalen deur, die met een klap dichtvalt. Als de verslaggever achter een van hen aan loopt, holt een bewaker erachteraan.
Het staat Horiyet Tursun vrij om te doen wat ze wil, zegt de toegesnelde vertegenwoordiger van het buurtcomité - maar ze kan ons niet ontmoeten. De reden blijft onduidelijk. Als Horiyet de telefoon opneemt, huilt ze. “Ik ben bang,” is het eerste wat ze zegt. Het is duidelijk dat iemand meeluistert.
De vrouw en haar vier kinderen mogen het land niet uit, en zelfs in de stad mogen ze niet vrij rondlopen. De oudste dochter studeert verpleegkunde, en volgens Ablimit Tursun worden haar docenten regelmatig gebeld om te informeren hoe het staat met haar ‘ideologische heropvoeding’.
Het is onmogelijk te weten wat er in de hoofden van de Oeigoeren omgaat, wat over is van de ‘ideologie’ die volgens Peking niet Chinees genoeg was. Strijdlust klinkt vooral onder Oeigoeren in het buitenland. In Xinjiang is er niets meer van te merken. In het theehuis in Yarkand zwelt de blikkerige muziek van de film aan, en gaan hoofdpersonen elkaar te lijf met boomstammen en zwaarden. Mannen draaien hun hoofden en kijken gelaten naar het gevecht. Het verhaal is in het Mandarijn, dus ze verstaan er niets van.