De Atjehoorlog begon op 26 maart, 150 jaar geleden. Wie weet nog dat deze Nederlandse guerrillaoorlog dertig jaar duurde en aan honderdduizend mensen het leven kostte? ‘Sommige Atjehers beschouwen zichzelf nog steeds in oorlog met Indonesië én Nederland.’
Wie de noordpunt van Sumatra bezoekt, stuit op oude, maar levende geschiedenis. De Atjehoorlog, die eind deze maand precies 150 jaar geleden begon, is daar “het grote, centrale punt van het nationale bewustzijn,” zegt Anton Stolwijk. “Echt iedereen begint erover.”
De auteur van Atjeh. De bloedigste strijd uit de Nederlandse koloniale geschiedenis (2016) wist zelf bij zijn eerste bezoek vrijwel niets. “Net als de meeste andere Nederlanders. In mijn geschiedenisboek op de middelbare school uit de jaren negentig stond één regel over generaal Van Heutsz die een x-aantal doden had gemaakt bij een ‘opstand’. Terwijl Van Heutsz opereerde in een veroveringsoorlog die bij zijn ingrijpen daar al dertig jaar bezig was.”
Nederland wilde Atjeh in zijn macht krijgen, maar stuitte op fel verzet. Het aanvankelijke idee was om het op te lossen met een invasie, waarna de recalcitrante sultan zou worden afgezet. Stolwijk: “Dat mislukte en Nederland raakte verwikkeld in een slepende guerrillaoorlog. Het groeide Nederland, dat zo graag een koloniale macht van formaat wilde zijn, behoorlijk boven de pet. In Engelse kranten werd er met leedvermaak over geschreven.”
Vrede werd nooit getekend
De oorlog kostte naar schatting aan honderdduizend Atjehers en enkele duizenden Knil-militairen het leven. Dat het conflict in 1873 begon, is onomstreden. Over het einde bestaat discussie. Nederland geloofde graag in ‘de pacificatie door Van Heutsz’ (enige tijd gevierd als nationale held) in 1903 als slot. Stolwijk laat de strijd vanwege blijvend verzet doorlopen tot het begin van de Japanse bezetting in 1942. “Maar sommige Atjehers beschouwen zichzelf nog steeds in oorlog met Indonesië én Nederland, want een vrede is nooit getekend,” weet Stolwijk.
Gert Oostindie, emeritus hoogleraar koloniale en postkoloniale geschiedenis aan de Universiteit Leiden, wijt de Nederlandse desinteresse in de Atjehoorlog aan gebrek aan directe betrokkenheid: “De herontdekking van het koloniaal verleden blijft vooral beperkt tot onderwerpen die een directe relatie met de huidige bevolking van Nederland hebben. Het slavernijverleden is een heet hangijzer vanwege een grote Afro-Surinaamse en Afro-Antilliaanse gemeenschap hier. De dekolonisatie blijft in de belangstelling door de grote Indische generatie van veteranen en repatrianten.”
Stolwijk komt met dezelfde verklaring: “Er hebben verhoudingsgewijs ook weinig Nederlanders gevochten. Veel soldaten kwamen van Java of de Molukken, en officieren uit andere Europese landen.”
De Atjehoorlog vloekt volgens Oostindie ook met het rooskleurige zelfbeeld van Nederland. “De oorlogszuchtige naties, dat zijn de andere. Wij beschouwen onszelf als vredelievend, progressief op het terrein van mensenrechten en tolerant ten opzichte van religieuze diversiteit. Terwijl vrijwel heel Nederland achter die oorlog stond. Die houwdegen Van Heutsz kon rekenen op grote bewondering van koningin-moeder Emma en van koningin Wilhelmina.”
‘Speciale operatie’
Taalkeuze speelt ook mee, stelt de emeritus hoogleraar. “Een woord als ‘pacificatie’ heeft wat van de later gebruikte term ‘politionele acties’. Je ziet Poetin ook dat soort framing toepassen met zijn ‘speciale operaties’. Woorden kunnen verhullen. De oorlog vond ook plaats in de tijd van ‘ethische politiek’: Indië moest ook kennis kunnen maken met het goede van de westerse beschaving. De meeste Nederlanders zagen geen enkele tegenstrijdigheid tussen de gewelddadige onderwerping van Atjeh en de ethische roeping in Indië.”
Non-fictie- en fictieboeken over de Atjehoorlog zijn er in loop der jaren wel volop verschenen, constateert Stolwijk. “Maar vrijwel altijd vanuit de Nederlandse blik. Terwijl het Atjehse perspectief zó interessant is.”
In andere landen, eveneens voormalige koloniale grootmachten, ontstaat volgens de twee deskundigen langzaam wel iets meer besef. Oostindie: “Je ziet het in Groot-Brittannië en Frankrijk en in een wat langzamer tempo ook in Spanje en Portugal.” Stolwijk: “Duitsland zweeg lang over de genocide op twee volkeren in Namibië. Maar in 2021 hebben ze schuld bekend aan de volkerenmoord en 1,1 miljard euro toegezegd voor hulpprojecten in het Afrikaanse land.”