Zelf gebouwd, uit oorlogspuin

PRONKSTUK

Elke club heeft ze. Prominent boven de bar of in de bestuurskamer. Verscholen in een hoekje van de kantine, of achter de struiken rond veld twee. Pronkstukken. Ze vormen de schatkamer van het amateurvoetbal. Deze week: de tribune van Zeeburgia.

De bestuurskamer van Zeeburgia is imposant. De klassieke lambrizering en de kroonluchter komen uit een kerk in Abcoude. De gevulde bekerkasten, de donkerbruine stoelen en massieve houten tafel - geschonken door een meubelmaker - maken het geheel af. Elke bezoeker waant zich plots weer in de jaren vijftig, de periode waarin het Zeeburgia voor de wind ging. ''Bij thuiswedstrijden stond er een rij van een paar honderd meter. Er waren vier verkooppunten. Er stond zomaar vijfduizend man,'' vertelt secretaris Dick Smit. ''Nu zijn de nullen verdwenen.''

Hij kent de ruimte nog van vóór 1975, toen het een jeugdhonk was. Er stond een bar die gerund werd door Wies en Joop Kruyk. Toen werd in die ruimte vooral jenever geschonken.

Al jaren lijkt het vertrek van Zeeburgia van het terrein aan de Kruislaan, na 75 jaar, nabij. Al jaren wordt de verhuizing naar IJburg telkens weer een jaartje uitgesteld. Dat zal het einde van de bestuurskamer betekenen. Maar Smit werpt nieuw licht op de zaak: ''We nemen de bestuurskamer mee naar het nieuwe terrein.''

Smit was tien jaar toen hij in 1955 lid werd. Zijn vader stond aan de wieg van de toen al beroemde jeugdopleiding van Zeeburgia.

Het was de tijd dat bingo-avonden in de Oude RAI werden gehouden. Het vlees werd geleverd door het abattoir op de Veemarkt aan het einde van de Molukkenstraat, waar veel Zeeburgianen werkten. ''Ze kwamen bijvoorbeeld met konijnen aanzetten,'' zegt Jaap Santhuizen, al vijftien jaar leider van het eerste elftal, en al 45 jaar lid. De Dappermarkt en het abattoir, daar werkten veel Zeeburgianen. Ook zijn vader en grootvader waren al bij de club. De laatste had een groentewinkel in de Atjehstraat. ''De houten goalpalen lagen bij mijn grootvader in de gang. Bij een wedstrijd droeg men ze het zand op, waarop toen gespeeld werd.''

Er werd voor de jeugd veel georganiseerd. ''We spaarden een dubbeltje in de week. En aan het einde van het jaar gingen we een dagje weg. Naar Anna's Hoeve in Hilversum. Met de bus.'' Het was de tijd dat Zeeburgianen elkaar ontmoetten bij sigarenboer Klokkemeijer in de Sumatrastraat. ''Daar vulde je de toto in. En daar hingen de uitslagen het eerst,'' weet Smit nog.

Maar het ware pronkstuk van Zeeburgia is met eigen handen opgebouwd: de lange staantribune langs de oostkant van het hoofdveld. Schots en scheef. En toch statig. Het onkruid komt om de paar meter tussen de stenen door. In het midden staat eenzaam de rood-witte omroepcabine. De rode gedenksteen uit 1949 aan de kantinekant is slecht leesbaar, maar daarom niet minder sprekend: 'Dit werk is tot stand gebracht door trouwe Zeeburgianen'.

En een werk was het. Uit heel de stad werd puin opgehaald in de jaren na de oorlog. ''Het werd met vrachtauto's hier naartoe gehaald, een enorme hoeveelheid.'' Het was allemaal werk van vrijwilligers. ''Er kwam geen aannemer aan te pas,'' vertelt Joop Elzinga (73). ''Een enkeling zat in de bouw. Ik was zo'n vijftien jaar, heb misschien af en toe een balkje aangedragen.''

'1949: Dit werk is tot stand gebracht door trouwe Zeeburgianen.'

'1949: Dit werk is tot stand gebracht door trouwe Zeeburgianen.'

Elzinga is vanaf zijn twaalfde lid. ''Het waren allemaal goedwillende mensen. Na de oorlog was er natuurlijk genoeg puin. Het werd met kruiwagens op zijn plek gebracht. Iedereen stak de handen uit de mouwen. Het was een arbeidersclub.''

Toen het werk klaar was, was men trots. Voor journalisten waren zelfs bankjes met schrijfplankje en rugleuning gemaakt. ''De kranten schreven meestal: Zeeburgia technisch beter, maar toch verloren,'' weet Elzinga nog.

De tribuneklant die de mannen het meest is bijgebleven, is Ome Toon. ''Een stem, die vent.'' Als een schot over ging, bulderde hij: ''Hok groter maken!'' Als de bal erg hoog de lucht in ging, hoorde iedereen: ''Vang op dat leder!'' Elzinga kan het weten. Hij speelde vijftien jaar in het eerste. ''Ome Toon was een enorme vent. Ik hoor hem nog schreeuwen.'' Maar het mooiste was de winst van de Arolbeker in 1962. ''Ik kreeg als aanvoerder de beker van Henk Happelhof, de voorzitter van AFC. Dat was toch een eliteclub. Dat betekende veel voor mij.''

Maar niet iedereen heeft zoete herinneringen aan Zeeburgia en haar zelfgebouwde tribune. ''Cor Rohr, die nu bij JOS/W zit, vertelde laatst nog dat hij wel had meegeholpen met de tribune, maar dat hij toch weg moest, omdat hij niet goed genoeg kon voetballen. Ook dat was Zeeburgia.''

De tribune is eigenlijk op. ''Het zand is er in de jaren tussenuit gespoeld,'' vertelt Smit. ''Dus de tribune is wel wat gaan zakken. En af en toe weer opgehoogd.'' Meenemen, zoals de bestuurskamer, is geen optie. Maar naar het afbreken van de stokoude tribune kijken de mannen met gemengde gevoelens uit. ''Dat puin kwam natuurlijk overal vandaan,'' zegt Elzinga. ''Er komt vast nog het één en ander boven water,'' verwacht Zandhuizen. ''Dat wordt nog een verrassing,'' denkt Smit.

Alsof de stenen tribune van Zeeburgia nog een geheim herbergt. (EDWIN SCHOON)

Dick Smit, Joop Elzinga en Jaap Santhuizen (vlnr) voor de tribune van Zeeburgia. Foto Edwin Schoon. Beeld
Dick Smit, Joop Elzinga en Jaap Santhuizen (vlnr) voor de tribune van Zeeburgia. Foto Edwin Schoon.

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden