Plus
Edson Álvarez: ‘Op mijn tiende ging ik al uit huis, naar een voetbalschool: het voelde als ik tegen de wereld’
Edson Álvarez (24) volgde de jeugdopleiding van Pachuca, maar de eenzaamheid maakte hem ongelukkig. Op zijn vijftiende wilde hij zelfs niks meer met profvoetbal te maken hebben. Het liep anders, vertelt de Mexicaan in een interview aan de vooravond van Ajax-Feyenoord. ‘Als je je hele leven vecht, kun je die stijl op het veld niet veranderen.’
Vader
“Mijn vader werkte vanaf zijn tiende, omdat hij zonder vader opgroeide en zich al heel vroeg over zijn moeder ontfermde. Hij stond erop ons te geven wat hij had gemist. Welke baan heeft hij niet gehad? Hij is zelfs scheidsrechter geweest. Ik spiegel me altijd aan hem, omdat we dankzij hem ook overleefden. Luxe kenden we in Tlalnepantla weliswaar niet, maar in de basisbehoeften werden we vrijwel altijd voorzien. Ook omdat mijn moeder een heel sterke vrouw is.”
“Ik heb altijd met ze meegevochten, maar ik klaag niet. Ik heb een goede jeugd gehad, waarvan ik me elke dag buiten op straat herinner. Ik ben zo trots op ze. En het is zo mooi dat ik, na alles wat ze voor mij hebben gedaan, bijvoorbeeld een huis voor ze heb kunnen kopen.”
“Als ik met mijn middelste broer buiten voetbalde, droeg ik de spirit van mijn ouders om hard te werken mee. Het werd voor altijd mijn stijl. Een heel leven vechten, dan doe je op het veld niet anders. Ik kan fouten maken, verkeerde beslissingen nemen, maar mijn energie, houding en stijl zullen nooit veranderen. Nooit.”
Pachuca
“Op mijn tiende moest ik al beslissen om mijn ouderlijk huis te verlaten. Beeld je maar eens in: tien jaar oud en vijf dagen per week een paar uur van je ouders verwijderd zijn. Het voelde als ik tegen de wereld. Vooral deze vier jaar hebben me gevormd, omdat ik alleen leerde vechten. Ik herinner me de eerste maanden, dat ik bijna elke avond op mijn kamer lag te huilen. Ik miste mijn ouders, broers, zus en vrienden. Daar heb ik veel verantwoordelijkheidsgevoel en discipline gekregen.”
“Het was goed voor me, maar sociaal gezien zo zwaar. Ik zat in een klas met twintig jongens en mocht alleen naar buiten onder begeleiding. Mijn ouders kwamen elk weekend mijn wedstrijd bekijken. Zaterdag en zondag was ik dan thuis en maandag vroeg bracht mijn vader me dan weer naar Pachuca. Vier jaar lang. Ik was ook klein en dun. Toen de club nog fysiekere spelers bracht, kon ik niet meer concurreren.”
“Op een dag werden ik en drie andere jongens gebeld met de mededeling: ‘Bedankt voor alles. Jullie zijn gegroeid. Het is tijd jullie te laten gaan zodat jullie jullie dromen kunnen gaan volgen.’ Ik was teleurgesteld dat mijn voetbaldroom over was, maar niet verdrietig. Eerder opgelucht, omdat ik het in het laatste jaar zo zwaar had gehad en steeds minder speelde.”
Meisjes
“Ik dacht ook: godzijdank, ik kan na vier jaar eindelijk naar huis en normaal gaan leven. Het voelde als een nieuw begin. Zeker toen mijn moeder me meteen op een normale school zette. Ik was vijftien en kwam voor het eerst bij meisjes in de klas. Als ze me wilden aanspreken, wist ik me eerst geen houding te geven. ‘Ga weg,’ zei ik dan.”
“Het werd een van de mooiste periodes uit mijn leven. Ik ontmoette mijn eerste vriendin, kreeg niet-voetbalvrienden, ging naar feestjes. Ik zei tegen mijn ouders: ‘Ik wil niet terug naar het voetballeven. Ik wil met vrienden zijn, veel tijd met jullie doorbrengen.’ Ze zeiden altijd: ‘Als je maar gelukkig bent’. Ik had het profvoetbal al opgegeven, vond het prima als amateur.”
“Op schooltoernooien vroegen vrienden waarom ik niet nog een poging waagde. Dat bracht me al aan het twijfelen, en toen werd ik gebeld door een oude coach van Pachuca, Arturo. ‘Hoe gaat het nu met je? En met voetbal?’ Toen ik zei dat ik er klaar mee was, werd hij boos. ‘Je bent gek en dom. Je bent een topspeler. Blijf vechten. Je bent te jong. Denk erover na: ik ben er voor je en kan je aan stages bij Pumas, Cruz Azul en América helpen.’ Ik zei weer nee, maar ging het met mijn ouders, vrienden en vriendin bespreken. Iedereen zei: ‘Ga ervoor.’ Ik zat in de groei, fysiek en mentaal was ik verder, en besloot het weer te proberen.”
Bliksemstage
“Mijn vader verzocht me voor zijn club Cruz Azul te gaan. Op mijn eerste dag scoorde ik meteen twee keer als aanvallende middenvelder. Bij Cruz Azul werden ze gek: ‘Je hebt iets speciaals. Je bent geen amateur. Waar heb je gespeeld?’ Toen ik Pachuca zei, werden ze nog enthousiaster. Na één dag wilden ze dat ik tekende. Ik raakte in de war. Hoe kon dit? Mijn vader en Arturo waren ook verbaasd. Na veel wikken en wegen heb ik toen besloten dat ik iets moeilijkers nodig had dan een club die me na één dag al wilde. Ik vond dat ik voor América, zeg maar het Ajax van Mexico, moest gaan.”
“América wist ik na drie weken te overtuigen en op mijn zestiende tekende ik mijn eerste contract. Sindsdien is het één stijgende lijn geweest. Fysiek en mentaal voelde ik me zo sterk, niemand kon me breken. Ik kon de wereld aan. Binnen twee jaar ging ik van de O16 naar mijn debuut in het eerste.”
El Clásico
“Een van mijn eerste grote wedstrijden was tegen Chivas: dat is dé klassieker van Mexico. Ik was 18 en best nerveus, maar had ook veel zelfvertrouwen. De Klassieker hier is prachtig, maar in Mexico is het nog veel groter, en de busrit is veel heftiger. In Mexico-Stad alleen al wonen 24 miljoen mensen, en fans van andere clubs zijn ook bezig met deze wedstrijd.”
“Ik heb zoveel meegemaakt, geleden en geknokt. Dat ik hier nu weer voor een Klassieker sta, beschouw ik als een geschenk. Ik kan niet nerveus zijn en mezelf opvreten: ik ben vol vertrouwen en geniet. Wedstrijden zijn een bonus en een zegen van God voor mij. Op mijn vijftiende had ik nooit voor mogelijk gehouden dat ik zulke grote wedstrijden in een Europees land zou spelen.”
Grinta
“Voor ons Mexicanen is het alles of niets op het veld. Die mentaliteit van overleven mis ik hier wel een beetje. In Mexico mis je weer de tactische kwaliteiten die je in Nederland ziet. In mijn eerste jaar moest ik leren hoe voetbal hier wordt gespeeld, maar mijn mentaliteit was die van een winnaar. De afgelopen jaren voelden we ons onverslaanbaar, vooral dankzij Lisandro Martínez, Nicolás Tagliafico en Antony ook, onverslaanbaar. We dachten: niemand kan tegen ons scoren, laat staan winnen. Ik denk dat iemand als Jurriën Timber door ons ook agressiever is geworden.”
“Die vechtersmentaliteit, van na een tegengoal meteen weer pushen en wedstrijden draaien, heb ik even gemist hier. Napoli blijkt dit seizoen echt goed. Toch denk ik dat het Ajax van vorig jaar ze kon verslaan.”
“Ik heb geleerd situaties te herkennen en weet hoe ver ik kan gaan. Dat mensen soms denken dat ik rood verdien, boeit me niet. Ze kunnen praten, maar voelen achter de tv niet het vuur op het veld. Als Kudus, Stevie of Kenneth keer op keer wordt getrapt, voelt het alsof ze aan familie zitten. Dan sta ik op en zeg ik: ‘Dit is Ajax. Iets meer respect graag.’ Soms dacht ik dan de enige te zijn, maar nu vechten we weer samen en zijn we op de goede weg.”
“Ik hou van de scheidsrechters hier. Ik ken ze niet van naam, maar als ik ze voor de wedstrijd zie, weet ik met wie ik kan praten en wie lastiger is. Ik kan niet soft zijn, maar geloof me: in bijna vier jaar heb ik twee rode kaarten gehad, waarvan eentje werd geseponeerd (Vitesse) en de andere voor een handsbal tegen Feyenoord was. Nul rode kaarten voor kwade intenties. Als ik die heb, was ik continu geschorst. Ik ben alleen fel. Dat hoort bij mijn spel.”
“De Klassieker is daarom de perfecte wedstrijd voor me. Zeker nu het een van de belangrijkste wedstrijden is, omdat we moeten winnen. Ik weet niet of dat met mooi voetbal zal gaan of niet, maar we zullen een manier vinden om te winnen.”