PlusInterview
Dylan van Baarle, kopman Jumbo-Visma: ‘Het vertrouwen dat ik klassiekers kan winnen, gaat niet meer weg’
Met Omloop Het Nieuwsblad begint voor Dylan van Baarle (30) een volgend hoofdstuk in zijn wielercarrière. Voor zijn nieuwe ploeg is hij nu kopman én blikvanger in de voorjaarsklassiekers. ‘Ik moet erop vertrouwen dat ze bij Jumbo-Visma weten wat ze doen.’
Op voorhand vreesde Dylan van Baarle voor enige aanpassingsproblemen bij zijn debuut voor Jumbo-Visma in het Vlaamse openingsweekend. Hij komt immers rechtstreeks van een hoogtestage op het Canarische eiland Tenerife naar de voorjaarstemperaturen in België. Wat blijkt? Vergeleken met de vrieskou boven op de vulkaan El Teide is de frisse lentebries op de kasseien van de Haaghoek een verademing.
“Ik had niet verwacht dat het deze weken op Tenerife onder nul zou zijn,” zegt Van Baarle. “Het vroor en sneeuwde voor we gingen slapen en dat ontdooit natuurlijk niet voor de ochtend. Overdag was het boven nul, dus ’s middags konden we wel met de fiets omhoog. Lastig, maar we hebben geen training hoeven overslaan.”
De wittebroodsweken van Van Baarle bij Jumbo-Visma bestonden uit drie trainingskampen: twee in Spanje, in december en januari, en dus die twee weken op Tenerife. Vandaag start hij in Omloop Het Nieuwsblad en morgen rijdt hij Kuurne-Brussel-Kuurne. Na negen profjaren in buitenlandse dienst – bij Garmin Sharp, Cannondale, Sky en Ineos – is Van Baarle nu de kopman van het Nederlandse vlaggenschip in het wielrennen.
Van Baarle heeft zijn carrière bewust gepland. Het avontuur bij een buitenlandse ploeg en Monaco als woonplaats waren voor hem altijd aanlokkelijker dan in een shirt van een Nederlandse ploeg trainen op vlakke polderwegen. Als gearriveerde prof keert hij nu terug bij de ploeg die hij als Rabobankbelofte verliet. Door zijn prestaties van vorig jaar, met onder meer winst in Parijs-Roubaix en de tweede plaats in de Ronde van Vlaanderen, is hij voor Jumbo-Visma nu een van de gezichtsbepalende renners.
Voel je extra druk nu je de kopman bent?
“Ik verkeer nog steeds een beetje in de schaduw, omdat ik niet in Nederland woon. Op de ploegenpresentatie kreeg ik wel veel aandacht, maar ik kan nog altijd prima over straat. Als ik in Nederland fiets, zoals tijdens kerst, dan herkennen ze een Jumborenner en krijg je wat aanmoedigingen. Verder voel ik niet dat er opeens veel meer druk op staat. Pas in de week van de Omloop, als we een verkenning doen, wordt de druk ook bij mezelf opgebouwd. Dan weet ik: ik moet het straks gaan doen.”
Je vorige ploeg Ineos, het voormalige Sky, liep jaren voorop in professionele begeleiding. Is er met de overstap naar Jumbo veel veranderd voor jou?
“Voeding is wel de grootste verandering. Bij Jumbo werken we met de foodcoach-app. Zo heb ik dagelijks toegang tot wat ik nodig heb voor trainingen. Aan de hand van hoeveel ik moet trainen, wordt dat elke dag aangepast: welke koolhydraten, hoeveel vetten, hoeveel proteïne, et cetera. Aan de hand daarvan worden recepten aangeboden. Ik eet niet meer of minder, eerder anders. Die richtlijn geeft wel rust.”
Je staat te boek als een trainingsbeest, ook tijdens de klassiekers. Zijn ze bij Jumbo al bekomen van de schrik?
“Mathieu Heijboer is nu weer mijn trainer, dat was ook al zo bij de beloften van Rabobank. Ik heb deze winter minder uren gedraaid dan afgelopen jaren, maar ik heb er alle vertrouwen in dat Mathieu weet wat hij doet. Natuurlijk kom ik weleens een kwartiertje of tien minuten later thuis, maar echt gepland een uur extra doen is er niet meer bij.”
Je lijkt nog elk jaar beter te worden, ervaar je dat zelf ook zo?
“Tot nog toe wel, al is het lastig te zeggen hoe ik dat zelf voel. Je kunt de wattages een beetje vergelijken, maar ik doe ook weer andere oefeningen dan de afgelopen jaren, dus dat zegt niet zoveel. Het is meer het gevoel op de fiets. Het gaat weer vrij vlotjes bergop, ik raak de pedalen goed. Het belangrijkste meetpunt voor mij blijft echter de koers. Als dat goed gaat, als ik me makkelijker kan handhaven dan de afgelopen jaren, dan weet ik dat ik een stap heb gezet.”
“In de trainingen ligt de nadruk nu meer op het klassieke werk. Kortere inspanningen, van sprintjes tot inspanningen van vijf of zes minuten. Dat gaat heel lekker. Straks gaan we wel weer echt op langere blokken werken. Nu is het: alle ogen op de klassiekers. Ik zal eerlijk bekennen: ik ken Omloop Het Nieuwsblad niet erg goed. Ik heb ’m pas drie keer gereden en dus vaker overgeslagen, het zal weer een ontdekkingstocht worden. Voor mij is het ook nieuw hoe mijn lichaam gaat reageren op de hoogtestage met meteen daarna een koers. Het is niet de bedoeling dat ik nu al meteen mijn topvorm heb, De Omloop is niet het grote doel. Dat zijn natuurlijk de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix.”
Afgelopen jaar werd je tweede in de Ronde van Vlaanderen en won je Parijs-Roubaix. Kun jij nog beter?
“Ze allebei winnen, dat is natuurlijk het ultieme. Maar als je vorig seizoen had gezegd dat ik tweede in Vlaanderen zou worden en Roubaix zou winnen, dan had ik meteen getekend. Alles viel op z’n plaats. Dat was ook het plan de jaren ervoor, maar nu lukte het allemaal. Dat was tof. Al was het plan natuurlijk niet tweede worden en winnen, ik heb niet de status van Mathieu van der Poel of Wout van Aert. Het idee was altijd om aan te vallen, de koers hard te maken en dan zover mogelijk te komen. In Roubaix was het er nooit echt uitgekomen, in Vlaanderen was ik al wel vaker dichtbij geweest. Ik hoop dat ik dit jaar met dezelfde vorm aan de start sta.”
Is winnen verslavend?
“Het is een heel lekker gevoel. Zeker in Roubaix, als je als eerste die wielerbaan opdraait, dat is een magisch moment. Dat kun je eigenlijk niet aan iemand uitleggen. Die koers neem ik altijd met me mee. Het vertrouwen dat ik zulke wedstrijden kan winnen, gaat nooit meer weg. Grote koersen winnen was niet van jongs af aan mijn intentie, ik vond het gewoon heel tof dat ik überhaupt wielrenner mocht zijn. Het is een van de mooiste sporten die je kunt doen. Ik heb van mijn hobby mijn werk gemaakt en ik ben er uiteindelijk nog supergoed in ook!”
“In 2016 werd ik zesde in Vlaanderen. Toen ben ik erover gaan nadenken: ik kon daar meer betekenen. Het jaar daarna werd ik vierde, in een sprintje met Niki Terpstra, die derde werd. Toen begon ik er wel in te geloven. Zeker met Vlaanderen heb ik iets speciaals. Daar hoop ik ooit nog eens een keer op het hoogste treetje te staan.”
En als dat niet lukt?
“Wielrenners als ik mikken altijd op de Ronde van Vlaanderen, Milaan-Sanremo, Parijs-Roubaix en Luik-Bastenaken-Luik; als je die koersen wint, dan zal men dat onthouden. Dat is voor de eeuwigheid. Maar als ik morgen moet stoppen, dan ben ik ook tevreden, hoor. Natuurlijk zou ik nog graag Vlaanderen winnen, maar ik ben sowieso al heel blij met mijn carrière. Ik heb kunnen doen wat ik leuk vond en met Parijs-Roubaix zelfs een heel mooie overwinning behaald. Ik denk niet in termen van gemiste kansen. Maar ik denk vooral: ik ben nog lang niet klaar.”
‘Feyenoord al in april kampioen’
In het hotel op El Teide zag Dylan van Baarle op televisie zijn nieuwe ploeggenoot Wout van Aert de eindsprint van het WK veldrijden verliezen van Mathieu van der Poel. Met zijn trainer Mathieu Heijboer had hij ook een tweede scherm aanstaan, met Feyenoord-PSV (2-2). De kampioenskoorts heeft, zeker na de zege op AZ, ook bij Van Baarle toegeslagen. “Feyenoord is eind april al kampioen. Ik heb tegen Mathieu gezegd dat als Feyenoord kampioen wordt als wij op hoogtestage zijn, we toch een oplossing moeten zien te vinden. Dan toch maar even op en neer. Het zou tof zijn als Feyenoord het weer zou doen, maar ja: Parijs is nog ver, zoals dat heet.”