Achtergrond
Deze sportjournalisten ontrafelen de Marokkaanse trots in het voetbal
Ruud Gullit schudde zijn hoofd. Als trainer van Feyenoord werd hij voorgesteld aan een talentvolle spits van Excelsior die op stage kwam. ‘O nee, niet nog een Marokkaan,’ was Gullits eerste reactie. ‘Die zijn veel te trots.’
De reactie verbaasde Mounir El Hamdaoui, de toen nog jonge spits in kwestie. Gullit kende hem niet en toch had hij zijn oordeel al klaar. In het boek Marokkaanse trots vertelt El Hamdaoui zijn hele carrière te hebben gevochten tegen vooroordelen. ‘Het eerste wat hij zegt is dat Marokkanen veel te trots zijn. Wat betekent dat dan?’
Thomas Rijsman en Nordin Ghouddani − beiden sportjournalisten − proberen in hun boek die vraag te beantwoorden. Wat betekent die Marokkaanse trots? En zijn er inderdaad vooroordelen?
Rijsman, blank, van oorsprong Belg, verbaasde zich over de keuze van Ziyech voor het Marokkaanse elftal. Hij wilde die beter begrijpen en vroeg zijn Marokkaanse lagereschoolvriend en latere collega-journalist, Ghouddani, hem te helpen. Ze gingen zo veel mogelijk Marokkaanse spelers en trainers interviewen, waarbij hun verschillende gezichtspunten elkaar versterken.
De combinatie werkt inderdaad goed. Als Rijsman zich verbaast, legt Ghouddani hem de Marokkaanse zienswijze uit. Naast ruim twintig lezenswaardige interviews waaronder ook met Marokkaanse zaakwaarnemers, biedt het boek enkele verrassende inzichten die zich niet beperken tot alleen het voetbalveld.
Mektab
Zo zou de druk die familie uitoefent wel meevallen en zijn Marokkaanse jongeren veel onafhankelijker dan vaak wordt aangenomen. Het islamitische idee van voorbestemming − mektab − kan ambities in de weg staan: spelers gebruiken het soms als excuus om niet hard te trainen.
Annas El Ghouche, zaakwaarnemer van AZ-speler Oussama Idrissi, geeft een interessante verklaring voor conflicten rondom Marokkaanse voetballers: de Marokkaanse gemeenschap in Nederland is veel opener dan de Chinese of Turkse. ‘Wij willen meedoen. Dat maakt ons kwetsbaar. Dan kun je in conflict komen.’
Het boek pretendeert niet oplossingen te bieden. De interviews maken wel duidelijk dat wederzijds onbegrip vaak aan de basis staat van escalaties en het verloren gaan van talent. Een toename van trainers, zaakwaarnemers, journalisten en analisten van Marokkaanse afkomst zou dat kunnen verbeteren.
Adil Ramzi, oud-voetballer en inmiddels trainer bij PSV, ziet het zelfs als onontbeerlijk. ‘Ik acht een trainer ongeschikt wanneer hij zich niet kan verplaatsen in spelers uit verschillende culturen.’
Ook komt de kracht van Marokkaanse trots duidelijk naar voren. Bijvoorbeeld bij Hakim Ziyech, die daar zelfvertrouwen aan ontleende en de durf om mooie acties te maken. En zich wilde bewijzen ten opzichte van critici. De oud-Ajacied wilde niet meewerken aan het boek, maar staat met een veelzeggende pose op de cover.
Ziyech haalde de twijfel bij Ajax-publiek en media weg door zijn voetbalprestaties. ‘Door mijn voeten te laten spreken,’ zoals hij afgelopen week zei in het door Ajax in Tuschinski afgenomen afscheidsinterview.
Ziyech liet zien, zoals Rijsman aan het einde schrijft: ‘dat een 1-0 achterstand niet de eindstand van je leven hoeft te zijn.’