PlusExclusief
100 goals als Ajacied: zo blijft Dusan Tadic scoren
In de rubriek Da’s Logisch analyseert Het Parool elke maandag ‘het spel achter het spel’. Met deze keer aandacht voor de honderd doelpunten van Ajaxaanvoerder Dusan Tadic.
Met zijn tweede doelpunt tegen Sparta werd Dusan Tadic zondag de achttiende speler in de clubhistorie met 100 goals voor Ajax. En de eerste in ruim 12,5 jaar tijd. Luis Suárez haalde medio 2010 als laatste schutter deze magische grens.
Als eerbetoon aan de betrouwbare captain van het huidige Ajax keek Het Parool elk van deze honderd doelpunten terug. Dit zijn de bevindingen.
Schaker op de penaltystip
Liefst 39 van zijn 100 Ajaxgoals maakte Tadic uit strafschoppen. Ook na vierenhalf seizoen als vaste penaltynemer is de Serviër nog altijd extreem betrouwbaar vanaf de stip. Sinds jaar en dag gaat zo’n 75 procent van de penalty’s raak, in het profvoetbal.
Bij een doorsnee penaltynemer is een strafschop dus driekwart doelpunt waard. Bij Tadic als Ajacied ligt dit moyenne een stuk hoger. Met 39 rake pingels uit 46 pogingen ligt zijn percentage op 85, zo’n 10 procentpunt hoger dan dat van de gemiddelde strafschopspecialist.
Elke penaltynemer heeft zijn voorkeurshoek. Zo ook Tadic. Ruim de helft van zijn strafschoppen schiet hij in de rechterhoek, vanuit de schutterspositie bezien. Toch zorgt de aanvoerder voor genoeg variatie. Omdat Tadic eens per vijf à zes pingels voor een schot door het midden gaat, is hij onvoorspelbaar genoeg om effectief te blijven.
Tweebeniger dan verwacht
Dat Tadic geen kopspecialist is, moge duidelijk zijn. Welgeteld één van zijn honderd Ajaxgoals maakte hij met het hoofd. En die kopbal - voor open doel tegen Feyenoord in oktober 2018 – scoorde hij welgeteld 207 wedstrijden geleden.
Als we naar de 57 doelpunten kijken die Tadic naast penalty’s (39) en vrije trappen (4) maakte in het rood en wit, valt wel op dat hij tweebeniger is dan we zouden vermoeden. De Serviër die bekendstaat om zijn magische linkerbeen scoort ruim 30 procent van zijn ‘normale’ goals met de rechtervoet.
Waar Tadic zijn complexere, kenmerkende acties veelal met links doet (denk aan de gebogen voorzet richting tweede paal, denk aan de bal onder de voet controleren, met zijn rug gedraaid in de tegenstander of het klassieke wippertje richting strafschopgebied, zoals bij zijn assist tegen Sparta), is hij in de afronding ook gevaarlijk met rechts.
Moderne schotkeuzes
Nu de data-analyse de voetbalwereld definitief betreden heeft, sterft het klassieke afstandsschot een stille dood. Spelers worden actief ontmoedigd om weinig kansrijke schoten van grote afstanden te nemen en worden juist gestimuleerd om verder tot in de vijandelijke zestien door te voetballen.
De keuzes in de afronding van Tadic vormen een nagenoeg perfect voorbeeld van deze ontwikkeling. Ondanks zijn bijzondere traptechniek en accurate schot zijn slechts 2 van zijn 57 treffers uit open spel afkomstig, uit doelpogingen van buiten het strafschopgebied. Tadic doet wat de moderne topaanvaller wordt opgedragen: blijf doorgaan met combineren, totdat een simpeler schotkans van dichterbij zich aandient.
Eindstation van de grote rondo
Aanvallen waarbij een ploeg meer dan tien passes achtereen naar elkaar overspeelt, zijn aanzienlijk zeldzamer dan je denkt. Met een enorme voorsprong op de rest van de eredivisie komt Ajax dit seizoen tot 414 van zulke aanvallen. In een gemiddelde wedstrijd van de Amsterdammers komt het dus maar 18 keer voor dat de bal 10 passes of langer in de ploeg blijft.
Scoren na zo’n ‘eeuwige rondo’ is dus al helemaal zeldzaam. In het moderne voetbal gaan er aan het overgrote deel van de doelpunten slechts één, twee of drie passes vooraf.
Maar niet bij Tadic. In zijn vierenhalve jaar in Amsterdamse dienst is hij liefst zeven keer het scorende eindstation van zo’n ellenlange aanval. Passend, voor een speler die langzaam maar zeker tot de Ajaxlegendes gerekend mag worden.