PlusInterview

Yes, naar het vmbo! ‘Het grootste misverstand is dat deze kinderen niet kunnen leren’

Maxe de Rijk (28) was mentor van de eerste vmbo-kansklas van het land. Samen met haar leerlingen bouwde ze iets moois op. Hun ervaringen tekende ze op in het ontroerende boek Geen stress, we gaan het maken!. ‘IQ-testen zijn gekleurd.’

Lorianne Van Gelder
Maxe de Rijk: ‘Ik voel me meer dan hun docent; laat ik het een schoolmama noemen.’ Beeld Birgit Bijl
Maxe de Rijk: ‘Ik voel me meer dan hun docent; laat ik het een schoolmama noemen.’Beeld Birgit Bijl

Wat gebeurt er als je je hele leven te horen krijgt dat je niet kunt leren? Dat je achterstanden hebt en het gevoel krijgt dat de samenleving niet op je zit te wachten? Het is een open deur, maar daardoor niet minder pijnlijk: het vernietigt je zelfvertrouwen. En in een onderwijssysteem dat is ingericht op niveau, van het ‘lage’ praktijkonderwijs, via het vmbo naar het ‘hoge’ havo of vwo, wordt je plek in de pikorde alleen maar verder onderstreept.

Maxe de Rijk (28) koos bewust voor het werken op een vmbo-school. Toen het Mundus College ook een praktijkschool bleek te hebben, wilde ze daar werken. Al wist ze toen nog weinig over het praktijkonderwijs.

Het Mundus College in Nieuw-West heette tot 2013 Nova College. Rond die tijd dreigde de toenmalige burgemeester Eberhard van der Laan met sluiting vanwege aanhoudende onveiligheid, maar gelukkig hervond de school zich. Het Mundus biedt praktijkonderwijs en vmbo, de meest praktische middelbareschoolniveaus – precies de niveaus die de meeste (hoogopgeleide) Amsterdammers ten koste van veel willen vermijden.

De Rijk, opgeleid als politicoloog maar verliefd geworden op het onderwijs, kreeg een jaar na haar komst een klasje voor zich vol kinderen met een praktijkadvies. Kinderen die minimaal drie jaar ‘achterstand’ hadden, met een IQ tussen de 55 en 80. Niet veel later ontstond op het Mundus College – een school met leerlingen van meer dan 60 nationaliteiten, van wie bijna 80 procent op of onder de armoedegrens leeft – de eerste vmbo-kansklas. Een klas om de kinderen van het praktijkonderwijs een extra jaar te geven, om hun achterstanden in rekenen en taal in te halen en naar het vmbo te gaan.

De Rijk maakte met haar mentorklas van negentien leerlingen zoveel mee, dat een boek op zijn plaats was. Samen zouden ze elkaar er drie jaar lang doorheen loodsen. Haalden ze het allemaal? Los van de al grote obstakels die het inhalen van een achterstand opleverde, hadden ze toen nog geen idee wat hen nog meer te wachten stond. Een auto-ongeluk en corona, om maar wat te noemen.

In Geen stress, we gaan het maken! volgen we De Rijk, maar ook haar leerlingen. Van de uitgesproken en levenslustige Youssef, via de kleine en lieve Ibrahim, tot de slimme Manar en de veerkrachtige Salima. Leerlingen van wie je als lezer ook gaat houden. Maar het boek is ook een oproep tot verandering, van het onderwijssysteem tot de tweedeling in de samenleving.

Over deze groep praktijkschool- en vmbo-leerlingen bestaan nogal wat misverstanden. Wat begrijpt de gemiddelde Amsterdammer niet?

“Het grootste misverstand is dat ze niet kunnen leren. Ergens in hun schoolcarrière hebben ze een achterstand opgelopen, in taal of rekenen. Een achterstand betekent eigenlijk niet meer dan dat je minder scoort dan gemiddeld. Dat ze niet kunnen leren kregen ze te horen, en daar gingen ze zelf in geloven.”

“Al mijn leerlingen hadden drie jaar achterstand toen ze bij mij begonnen. Dat betekent dat ze op groep 8-niveau horen te zitten, maar met een boekje van groep 5 of soms zelfs groep 4 moeten werken. Aan het begin van de vmbo-kansklas zeggen leerlingen: ik ben dom, juf, ik ga het niet halen. Terwijl deze leerlingen helemaal niet dom zijn. Wij zeggen juist eindeloos: jullie kunnen het wel!”

Waaraan ligt de achterstand meestal?

“Het is natuurlijk geen toeval dat tachtig procent van onze leerlingen op of onder de armoedegrens leeft. Daarnaast zie je dat er door die armoede veel stress is en weinig ruimte om echt te leren. En het lerarentekort speelt een rol. Manar, een meisje in mijn klas dat heel veel kan, had in groep 7 en 8 alleen maar wisselende leerkrachten. Bovendien begon de school met iPads, waarvan eigenlijk niemand wist hoe ze die moesten gebruiken. Tot groep 7 stond ze op schema, maar in die twee jaar heeft ze een enorme achterstand opgelopen.”

Leerlingen komen niet alleen op basis van een achterstand in het praktijkonderwijs. Ze hebben ook een IQ van minder dan 80.

“Ik denk persoonlijk, maar daar is zeker niet elke orthopedagoog het met me eens, dat IQ-testen gekleurd zijn, met een te grote nadruk op woordenschat. Daarbij worden die testen vaak in groepsverband afgenomen op de basisschool, dat is voor drukke leerlingen heel lastig. Wij nemen die testen individueel af. Niet dat ze dan ineens 120 scoren, maar toch wel 85, en dan zit je opeens boven de grens van 80 die het praktijkonderwijs hanteert.”

“We zouden deze, maar ook alle andere leerlingen, zo veel meer helpen door niet meer te vergelijken met gemiddelden, langere leertijd aan te bieden om achterstanden in te halen, en kleinere klassen te maken.”

Sinds corona is er ook veel veranderd. Wat voor effecten heeft u daarvan gezien?

“Corona is ingrijpend geweest. Hoewel wij op het Mundus de leerlingen zo snel mogelijk weer naar school hebben gehaald, heeft het toch veel invloed gehad. Je zag sommige kinderen wegkwijnen in kleine woningen, omgeven door lawaai van broertjes en zusjes. Sommigen mochten ook niet naar buiten, omdat ouders dachten dat het buiten slecht was. Er was extra stress, terwijl er al veel stress was. Communiceren via e-mail was ook lastig. Ze snapten lang niet alle mails. Alles ging op een gegeven moment via spraakberichten, dat werkte wel.”

“We merken ook nog steeds dat leerlingen minder vaak hebben ontbeten als ze op school komen. Dit jaar gaan we beginnen met schoolontbijt, want we namen als docenten weleens mueslirepen mee, maar dat helpt natuurlijk niet zo veel. Ik voel me ook meer dan hun docent, laat ik het een schoolmama noemen. Ik heb zeker met deze klas veel heftige dingen meegemaakt, dan bouw je echt iets op.”

Niet alleen de buitenwereld, ook u kampt met vooroordelen. U beschrijft hoe zenuwachtig u was toen u de klas wilde vertellen dat u een vriendin heeft.

“Je leest in de media vaak verhalen over scholieren die homoseksualiteit afwijzen. En ik wilde koste wat het kost dit werk blijven doen, in alle openheid. Maar zoals veel vooroordelen op niets zijn gebaseerd, gold dat hier ook. Als je maar open vertelt wie je bent en van wie je houdt, zijn leerlingen oprecht geïnteresseerd. Dat was heel fijn.”

In Amsterdam wordt nu vol ingezet op brede brugklassen, met leerlingen van vmbo, havo en vwo bij elkaar. Gelooft u daarin?

“Ik ben er niet op tegen. Maar mijn leerlingen, die het ­diepe gevoel hebben dat ze moeilijker leren dan de rest, kunnen zich in zo’n klas theoretisch gezien de mindere voelen. Toen ze gemengd met havisten en vwo’ers naar de zomerschool gingen, durfden ze geen vragen te stellen. Ze zagen de boeken van de vwo’ers en dachten: als zij niets vragen over die ingewikkelde stof, ga ik al helemaal niets vragen. Terwijl ze, toen ze een middag chocola gingen maken, helemaal opleefden. Dus in een brede brugklas moet je een heel sterke docent hebben, zodat je geen tweedeling krijgt en ze allemaal kunnen shinen.”

En dan hebben ze met veel kunst- en vliegwerk vmbo gehaald, wat dan?

“Dan hoop ik dat mensen hun talenten zien. Nederland is een kennisland, maar er zijn zo veel meer talenten. Het is de vraag welke banen worden wegbezuinigd. Maar je ziet ook dat veel leerlingen hun passie hebben gevonden. Een meisje wil de patisserie in, bijvoorbeeld, en een jongen gaat stukadoor worden. Sommige anderen kiezen voor kapper of de zorg. Het helpt wel als ze van mbo-2 (wat je kunt halen na vmbo-basis) nog mbo-3 gaan doen. Dat vergroot de mogelijkheden. En ik denk dat ze dat allemaal aankunnen.”

Heeft iedereen eigenlijk de kansklas gehaald?

“Vier zijn naar een Entreeopleiding gegaan, dertien gaan naar de bovenbouw van vmbo-basis, en vier zelfs naar vmbo-kader. Maar het belangrijkste is dat ze allemaal enorm zijn gegroeid in hun zelfvertrouwen. De kansklas werkt, zou ik wel durven zeggen.”

Leerlingen over ‘juffrouw Maxe’

Malak (16 jaar)
“Ik had praktijkadvies en vmbo was eerst moeilijk, maar het is wel gelukt. De kansklas was echt anders, een hechte groep. Zo bijzonder, zoiets heb ik nog nooit meegemaakt. Iedereen heeft respect voor elkaar. Ik heb snel vrienden gemaakt. Nu ga ik vmbo-basis doen. Later wil ik graag bij de gemeente werken. Ik wil problemen van mensen helpen oplossen. Maxe was heel lief, een fijne juf. Ze probeert altijd te kijken hoe ze je kan helpen. Helaas heb ik haar nu niet meer als mentor. Maar ik ga haar gelukkig nog elke dag zien op school.”

Rajae (16 jaar)
“Op de basisschool dachten ze dat ik praktijkniveau had, maar ik kan gewoon vmbo-basis. Ik heb leren doorzetten. Ik denk dat ik kapper wil worden of op een kinderdagverblijf wil werken. Juffrouw Maxe was niet alleen mijn mentor, maar ook een soort beste vriendin. Ze was een luisterend oor. Ik ben haar echt dankbaar voor alles. Ze is anders dan andere leraren. Je hebt het gevoel dat ze oprecht is.”

Praktijkscholen

Praktijkonderwijs duurt vijf jaar en ligt op de grens van het speciaal en ­reguliere voortgezet onderwijs. Op praktijkscholen wordt geen centraal eindexamen gedaan, wel kun je deeldiploma’s en certificaten halen. Ook bieden sommige praktijkscholen, zoals het Mundus College, een Entreeopleiding (mbo niveau 1) aan. Vanaf volgend jaar komt er wel een diploma, een wet hierover is begin 2021 aangenomen. Landelijk volgen bijna 30.000 leerlingen praktijkonderwijs, van wie bijna 1300 in Amsterdam.

Maxe de Rijk, Geen stress, we gaan het maken! Verhalen uit mijn vmbo-kansklas, uitgeverij Volt, €21,99.

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden