Paroolverslaggever Tahrim Ramdjan (24) stond op de zwarte lijst van de Belastingdienst, zo kreeg hij een jaar geleden medegedeeld. Het was het begin van een jaar lange zoektocht naar antwoorden. Tot hij die eindelijk krijgt in Den Haag.
Op 27 mei 2021 valt, zoals wel vaker, een blauwe envelop in mijn bus. Of althans, het is die datum als ik de brief opmerk. Het is zonnig buiten, ik heb zojuist een rondje in het Flevopark gelopen en de buurt verkend waar ik een maand eerder heen was verhuisd. Deze blauwe envelop kon mij niet stuk krijgen.
Maar met deze brief is er meer aan de hand, merk ik snel. Het is een gestandaardiseerde brief die de Belastingdienst op dat moment al tien dagen lang verzendt, aan een ruime 240.000 Nederlanders in totaal.
De boodschap? Ik heb op de zogeheten Fraude Signalering Voorziening (FSV) gestaan, informeel beter bekend als de ‘zwarte lijst’ van de fiscus. Met open mond lees ik de tekst. Ik ben op dat moment 22 jaar, en doe dus pas vier jaar belastingaangifte. Hoe kan ik in die vier jaar tijd gefraudeerd hebben, als ik dat überhaupt zou willen?
Het is het begin van een route van ruim een jaar, waarin ik het antwoord zoek op de vraag: hoe ben ik op de zwarte lijst terechtgekomen?
Geïmproviseerd Excelsheetje
De FSV is, zo schrijft de Belastingdienst in mei vorig jaar, een computersysteem dat hielp bij het ‘verwerken [van] miljoenen belastingaangiften en aanvragen van toeslagen’. Het begon in 2002 als het zogeheten Dagboek persoonsgebonden intensief toezicht (PIT) in de regio Rotterdam. Het idee: een geīmproviseerd Excelsheetje waarin personen met ingewikkelde casuïstiek centraal werden geregistreerd, zodat meerdere medewerkers van de Belastingdienst daar tegelijk van op de hoogte konden worden gesteld. Klinkt begrijpelijk en gemakkelijk.
Het systeem is vervolgens nogal uit de hand gelopen. Zo’n 5000 van de in totaal zo’n 30.000 medewerkers van de Belastingdienst konden het systeem in, ook als ze er niets in te zoeken hadden. Mensen naar wie onderzoek werd ingesteld, bleven vaak in het systeem hangen, ook als ze onschuldig waren. Gegevens die geregistreerd werden, klopten soms niet (meer). En eigenlijk belangrijker nog: in de wet is er geen basis te vinden voor een systeem als de FSV.
In 2020 wordt het systeem daarom stopgezet. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) legde de Belastingdienst dit jaar een recordboete van 3,7 miljoen euro op, waarvan de vraag overigens is wat gedupeerden ermee opschieten. De opvolger van de FSV, de ‘Tijdelijke Signaleringsvoorziening’ (TSV), is om dezelfde tekortkomingen en na negatief advies van de AP in september dit jaar stopgezet.
Anonieme tip
Men kon op vier manieren op de zwarte lijst terechtkomen, zo rapporteren ambtenaren van de Belastingdienst twee jaar later aan de Tweede Kamer. Bij zo’n 31.000 mensen ging het om onverklaarbare uitgaven aan bijvoorbeeld vastgoed en auto’s in het kader van hun inkomen en vermogen. Je kon ook door een buurman of een kennis aangegeven zijn bij Meld Misdaad Anoniem; dat is zo’n 25.000 mensen overkomen. Of een overheidsinstantie zoals de gemeente of het UWV vroegen gegevens over je op; dat gold voor nog eens 25.000 personen.
Maar veruit de meeste mensen, zo’n 179.000, zijn op de lijst gekomen via zogeheten ‘risicosignalen’. Denk aan een niet-kloppende belastingaangifte, of hoge reiskosten terwijl je dicht bij je werk woonde.
In het strafrecht geldt het principe dat je onschuldig bent tot het tegendeel bewezen wordt. Maar in de FSV-computers gold kennelijk een andere standaard. Daar werd een voorsprong genomen: de 179.000 mensen bij wie een risicosignaal bekend was, stonden in de database onder het kopje ‘aangiftefraude’.
Wat waren de risicosignalen die gebruikt werden? Uit een rapport van consultant PwC bleek dat bij de eerste scan van aangiften voor de inkomstenbelasting het frauderisico niet alleen op fiscale gegevens werd ingeschat, maar op ook persoonskenmerken. Dat kon zijn: een achternaam eindigend op ‘ic’, mensen uit wijken met een opvallend patroon, of vanwege giften die aan moskeeën zijn gedaan. Een daderprofiel in een handleiding spreekt over ‘jonge mensen met een laag inkomen die vaak van buitenlandse komaf’ zijn.
Racismekaart
Ik houd, als persoon, van verklaringen zoeken. Misschien ben ik daarom ook journalist geworden. Ik ben alle mogelijke verklaringen afgegaan voor mijn registratie in de zwarte lijst: heb ik in de afgelopen vier jaar misschien het geven van een bijles hier of daar niet opgegeven? Is er wat fout gegaan toen ik mij inschreef als zzp’er bij de Belastingdienst, toen ik freelancete als journalist?
Of heb ik de schijn tegen vanwege mijn naam, mijn uiterlijk, het feit dat ik in de Bijlmer woonde, of een combinatie daarvan? Een jaar eerder werd bekend dat de Belastingdienst mensen met een tweede nationaliteit extra controleerde. Die had ik weliswaar niet, maar als een tweede nationaliteit een risicofactor was, wie weet was het geboorteland van mijn ouders – Suriname, al zijn zij nog geboren onder Nederlandse vlag – dat dan ook?
Nee, ik houd er niet van om de racismekaart te trekken. Idealiter zou ik die nooit hoeven en moeten trekken. Maar de realiteit is dat ook in dít land die racismekaart vaak genoeg bittere noodzaak is. Staatssecretaris Marnix van Rij (Financiën) heeft in april van dit jaar erkend dat er bij de fiscus sprake is geweest van institutioneel racisme. Ja, je kunt ook weinig anders concluderen na het lezen van interne communicatie over ‘weer een frauderende asielzoeker’.
Nog voor ik antwoorden krijg van de Belastingdienst, klim ik in de pen en schrijf ik op OneWorld een open brief naar Van Rij’s ambtsvoorganger Hans Vijlbrief.
‘Meneer de staatssecretaris, gezien het feit dat ik geen kinderen heb, weet ik niet voor welke kinderopvang ik toeslag had moeten aanvragen, laat staan hoe ik daarmee zou kunnen frauderen. Of had uw ambtenaar wellicht verwacht dat ik fraudeerde met mijn zorgtoeslag? Ik kreeg niet eens voldoende om het verwijderen van mijn verstandskiezen mee te betalen.’
Systeemfraude
Waarom doet mij dit zoveel? De staat is mijn religie, de Grondwet mijn heilig boek. Ik geloof, zonder overdrijven, in de welwillendheid van de overheid. Mijn opa heeft gewerkt voor het ministerie van Binnenlandse Zaken in Suriname, ik heb gewerkt voor het ministerie van Justitie en Veiligheid in Nederland. Maar toen ik dit zag, dacht ik: die overheid waarvoor mijn familie en ik hebben gewerkt, laat mij keihard vallen.
En als Franz Kafka, die ik aanhaal in mijn open brief, kan ik vooralsnog niet doorgronden waarom.
In augustus 2021 ontvang ik een vervolgbrief, met een eerste uitdraai uit vervolgonderzoek naar de reden dat ik op de zwarte lijst stond. Veel wijzer word ik er niet van, behalve dat het gaat om een registratie in het kader van ‘project 1043’: het aanpakken van systeemfraude. Het slaat op een aangifte uit 2013 waarmee iets mis is gegaan.
In het vakje ‘fraudeur’, dat een belastingambtenaar handmatig kon invullen, stond: ‘Ja’. Ik was toen 15 jaar oud. Ik zat in de derde klas van het Ignatius.
In het kader van dit verhaal kan de Belastingdienst mij in oktober 2022 ontvangen op kantoor in Den Haag. Het blijkt dat mijn zwartelijstregistratie geen nadelige effecten heeft gehad voor mij, net als voor 220.000 anderen. Zij krijgen allemaal een excuusbrief. Voor zo’n tien- tot zeventienduizend mensen is dat wel het geval: zij zijn bijvoorbeeld afgewezen voor schuldsanering, terwijl ze dat wel nodig hadden. Zij zullen een compensatie van 375 euro per persoon krijgen. Waar nodig, volgt maatwerk, zoals het kwijtschelden van schulden.
Steekproefsgewijs
De behandelend belastingambtenaar vertelt mij de aanleiding van mijn zwartelijstregistratie: mijn moeder heeft in 2013 een fout gemaakt in haar aangifte inkomstenbelasting. Naar aanleiding daarvan heeft de Belastingdienst in dat najaar contact met haar opgenomen, en de correctie blijkt in haar voordeel uit te vallen: ze krijgt geld terug, want ze heeft juist per ongeluk te veel belasting betaald!
Ik merk dat ik me opgelaten voel. Maar tegelijkertijd: een bedrag van de Belastingdienst terugkrijgen is zoiets routineus, blijkt ook als ik het bij mijn moeder navraag, dat ik noch zij het hele voorval uit 2013 zich kan herinneren. Ook blijkt, uit het systeem van de Belastingdienst, dat de hele zaak drie maanden na constatering – in januari 2014 – is afgedaan.
Toch heb ik daardoor zeven jaar na dato als ‘fraudeur’ te boek gestaan in een intern systeem, zonder dat ik het wist. Dat heeft een ambtenaar handmatig gedaan. Waarom?
Het lijkt erop dat de aangifte van mijn moeder steekproefsgewijs is gecontroleerd, volgens de behandelend ambtenaar. Maar wie ‘fraudeur’ aanvinkte, en waarom, dat is niet meer te achterhalen.
Ansichtkaarten
Bovendien, zegt de behandelend ambtenaar, dat ik me niet opgelaten hoef te voelen. Hij vraagt mij waarom ik denk dat ik op de lijst stond. Ik stamel – tussen de mannen in pak, met een kantoorbeker zwarte koffie voor me, onder een Haags systeemplafond – dat het misschien te maken heeft met de wijk waar ik woonde, of het geboorteland van mijn ouders.
Hij onderbreekt me (als hij zo vrij mag zijn, vraagt hij) en zegt: nee, je hebt gedacht dat het door je huidskleur kwam. En dat heeft nooit gemogen, zegt hij.
De Belastingdienst is begonnen met excuusbrieven opsturen. Voor zij die formeel niet zo geletterd zijn, komen er ansichtkaarten in de bus – in witte enveloppen in plaats van de blauwe. Medewerkers aan de telefoon zijn ertoe opgeleid om te luisteren naar de grieven en vragen van mensen, wordt mij verzekerd. De vrijdag vóór ik de dienst opzoek zijn er al 1400 telefoontjes binnengekomen over de FSV, met een gemiddelde gespreksduur van 9,5 minuut. Daar zitten telefoontjes van langer dan een halfuur bij.
Ik stap het kantoor uit en sta aan de Haagse Prinses Beatrixlaan. Het regent, het is grijs, het is midden oktober, en ik wacht op een tochtig station op een tram. Maar ik heb de loutering aangehoord die ik sinds 27 mei 2021 heb willen ontvangen. De Belastingdienst ziet mij niet als fraudeur en heeft mij nooit als zodanig gezien. En dit had nooit mogen gebeuren, zo zeiden de mannen in pak.
Correctie (29 december 2022 14:00 uur): In een eerdere versie van dit artikel stond vermeld dat Dagboek PIT in 2012 is ontstaan. Dat moet 2002 zijn.