Voorheen was de Zuidas het exclusieve speelterrein van de werkende mens. Door de bouw van duizenden woningen ontstaat er nu iets van een woonwijk. Al moet het echte buurtgevoel nog komen. ‘Een groentewinkel en een bakker, dat zou al schelen.’
De Zuidas, daar ga je aan voorbij. Op de fiets over de De Boelelaan, als je richting Amstelveen moet, of de VU. Daar ben je maar eventjes, hooguit, overstappend op Station Zuid, wanneer je net uit de metro komt en het een hinderlijk knooppunt is, onderweg naar je werkelijke bestemming. Of nog regelmatiger: als de trein er stopt en jij blijft zitten. Zonder spijt, want wat heb je er te zoeken?
Want tja, de Zuidas, dat is vooral die uitdijende verzameling reusachtige gebouwen. Met glazen wanden, spiegelend en fonkelend, zodat je je met geen mogelijkheid een beeld kunt vormen van wat zich daarbinnen afspeelt. Op de Zuidas wordt gewerkt, dat is bekend. Er wordt geld verdiend. Met bakken tegelijk. Miljoenen, miljarden, zoveel dat je je ook daarvan hooguit een beginnetje van een voorstelling zou kunnen maken. Het is een plek waar je niets te zoeken hebt als je er niet werkt. Toch?
Toch niet. Of in elk geval: toch steeds minder. Het gebied is niet langer exclusief voor bedrijven en bedrijvigheid. In het ‘reservaat’ wordt hoe langer hoe meer gewoond en geleefd, al bepalen de werktijden voor een belangrijk deel nog steeds het ritme van de dag en de week. ’s Ochtends melden zich nog altijd de kantoorklerken, in rotten van drie. Frisgewassen, de oksels van de gesteven overhemden nog droog. En ’s avonds vertrekken ze weer, op weg naar huis en haard, waar het warm is. In deze tijd van het jaar komen ze op de Zuidas aan in het donker en vertrekken ze ermee. En in het weekend is het er uitgestorven.
Maar het beeld verandert. Langzaam, van een afstandje gezien. Maar razendsnel als je ertussen zit en zelfs als passant een tomeloze dynamiek ervaart. Want terwijl op de Zuidas de grondprijzen epische hoogten bereiken, hebben zich er de afgelopen jaren dus ook bewoners gemeld. Te midden van al dat corporate geweld, die oneindige aantallen vierkante meters kantoorvloer, eisen ook de woningen steeds meer ruimte op. Op die Zuidas dus, die een woonbuurt in wording is.
Nog zesduizend woningen
Het is een gebied dat groter is dan je denkt. Van oost naar west meet de Zuidas zo’n tweeënhalve kilometer, gerekend vanaf zo’n beetje de Sporthallen Zuid tot de Europaboulevard. Best een end. Op het breedste stuk is het gebied slechts 750 meter smal, even verderop, op de oostelijke flank doet het gebied ook maar hooguit iets meer dan een kilometer. Toevallig, maar natuurlijk vooral veelzeggend: de Zuidas ligt precies net zo ver van Schiphol als van de Dam.
Het financiële district, zeggen ze dan. Zakelijke dienstverlening in alle vormen en maten is goed voor 790 bedrijven. Wel 820 ondernemingen richten zich op financiële diensten en onroerend goed. Vervoer, informatie, communicatie: 225 bedrijven. Om maar wat te noemen. Een universiteit met 26.000 studenten, in peiljaar 2019 verdeeld over 46 bachelor- en 98 masteropleidingen. En dat allemaal op 245 hectare Amsterdams grondgebied. Was AFC er niet geweest, met zijn vijf ruimteverslindende, maar o zo markante voetbalvelden, dan hadden de getallen nóg duizelingwekkender kunnen zijn.
Maar goed, dat van die bedrijvigheid is oud nieuws. Inmiddels komen er niet alleen bedrijven bij, ze vertrekken ook. En er zijn steeds meer woningen te vinden. De teller stond halverwege dit jaar op 2264, plus 800 stuks tijdelijke huisvesting speciaal voor studenten. Een tussenstand, want bijna wekelijks worden er huizenblokken opgeleverd. Tot 2025 zullen er nog ongeveer 1700 woningen volgen, stelt een woordvoerder van de gemeente. “Na dat jaartal komen er daar in rap tempo nog 6000 bij, waarmee het totaal aantal moet komen op 10.000 woningen voor naar schatting 20.000 mensen.”
Het is een enorme massa mensen en woningen – op de Zuidas is dichtheid het credo. Oftewel: zoveel mogelijk bouwen op beperkte ruimte. Want bouwgrond is schaars. Het gevolg laat zich raden; het is een van die plekken in Amsterdam waar de stad de hoogte in gaat. Hier woon je niet op de eerste, de tweede of ook maar de derde, zoals in het poppenstadje ernaast. Hier zit je hóóg: ook verdiepingen zijn op de Zuidas een kwestie van grote getallen.
Neem bijvoorbeeld de half november opgeleverde woningen in het ‘iconische mixed-use project’ Valley, strak ingepland tussen de Beethovenstraat en AFC. Tot de 27ste gaat het. Wat niet wil zeggen dat het uitzicht vanaf de 23ste verdieping niet adembenemend is: je voelt je vrij en los van het gekrioel daar beneden. Twee terrassen, een aan elke kant, dus je zit altijd ergens in de luwte. Niet geschikt voor hoogtevrezers. Stedelijk in alles, maar dan met een oppervlakte van 160 vierkante meter. Het kost iets en dan heb je ook wat.
Vijvers met glazen bodem
Aan dat ‘iconische’ waarmee de projectontwikkelaar schermt, is geen woord gelogen. Het is een gebouw dat in alles tot de verbeelding spreekt. Drie torens: twee hoge op de flanken en een bescheidener model in het midden. Min of meer als onderdeel van een binnentuin op de vierde en vijfde verdieping – dat is die vallei natuurlijk. Een landmark, zonder twijfel.
Openbaar, dus voor iedereen toegankelijk. Twee vijvers met een glazen bodem bieden van bovenaf uitzicht op de centrale hal van het kantoor- en woongebouw. En van beneden trouwens op de hemel daarboven. De extreem grillige vormen zijn het resultaat van ontwerp door krachtige computers. Tot aan het dak zijn overal uit de kluiten gewassen plantenbakken aangelegd, 370 in totaal, met bijna 1800 vierkante meter aan beplanting.
Valley is helemaal huur, maar maakt deel uit van Zuidasbuurt Ravel, waar alle vormen van wonen tot de mogelijkheden moeten gaan behoren. Het draait om mengen en mixen. Volgens Tom Redecker van ontwikkelaar Edge is binnen Valley ook geprobeerd zoveel mogelijk functies te combineren. “Er zijn straks winkels, restaurants en bars, gericht op mensen die hier werken en wonen, maar ook nadrukkelijk voor bezoekers.”
Architect Winy Maas verwerkte in het gebouw ook kritiek op de klassieke Zuidas, dat speelveld voor bedrijven en kantoren dus. Maas en zijn collega’s wilden met hun ontwerp iets maken dat afweek van de glimmende kantoorkolossen. Zijn strakke glazen spiegelwanden vertegenwoordigen volgens hem de oude tijd en verbinden Valley met deze Zuidas. Zijn aparte vormen die bijna uit het gebouw lijken te zijn uitgehakt en het vele groen moeten vervolgens een doorkijk geven naar de toekomst van het gebied.
Het klinkt allemaal enorm futuristisch en idealistisch, maar als je niet uitkijkt ook een beetje onpersoonlijk. Hoge gebouwen, opgerekte liftschachten, parkeerplekken diep onder de grond. En dan blijft de massale aanwezigheid van de bedrijven en de kantoren ook nog onvermijdelijk een stempel drukken op het gebied. Er is niet veel fantasie voor nodig om je te kunnen voorstellen dat je je op de Zuidas zomaar ontheemd zou kunnen voelen.
Dj’s en Ajax-voetballers
Het is goed denkbaar dat dat afsluiten ook weleens de bedoeling kan zijn geweest van veel van die archetypische bewoners van de Zuidas. Ajax-voetballers bijvoorbeeld. Maar ook dj’s, influencers en vermogende expats. Mensen die soms onder een vergrootglas liggen en tot hun onvrede niet altijd onopgemerkt over straat kunnen. Op de Zuidas vinden zij de muren om zich achter terug te trekken en de hoogte om inkijk te vermijden. Voor hen is het ideaal dat ze met de auto de parkeergarage in kunnen en direct met de lift naar hun woning. Begrijpelijk, maar niet bevorderlijk voor het kweken van een buurtgevoel.
Wel heel nadrukkelijk bezig met verbinding is Yara, die niet met achternaam in de krant wil. Zij loopt over de centraal gelegen George Gershwinlaan, misschien wel de straat die zich het best laat omschrijven als een straat met dat diffuse begrip buurtgevoel. Terwijl ze erdoorheen loopt, groet ze voorbijgangers.
Ja, de gebouwen zijn hoog, on-Amsterdams hoog moet je dan zeggen. Maar het drukt niet op je. Doordat het terrein niet zo breed is als je bij veel megahoogbouw nogal eens ziet, is er geborgenheid. Maar vooral: er zijn mensen, laten we ze ‘gewone mensen’ noemen. Twee kereltjes stuiteren voorbij met een voetbal, een vrouw laat haar hond uit en een vader is met zijn kind in een buggy onderweg, naar de Albert Heijn waarschijnlijk.
Yara zet zich op de website zuidasfamily.com in voor de Zuidas-als-buurt. Ze is het broodnodige bindmiddel voor de wijk. Het draait om verbinden en ontmoeten. Dat is soms duwen en trekken: mensen hebben de neiging op zichzelf te zijn, in dit soort complexen misschien nog wel meer. Zoals Zuidas-directeur David van Traa het zegt: “We willen de mensen heel graag úít de liften krijgen.”
De massieve hoogbouw mag dan niet direct uitnodigend aanvoelen, er is wel degelijk animo, vertelt Yara. “Er heerst hier werkenergie, maar als je iets biedt, willen bewoners best naar buiten komen. Ik organiseer van alles: cupcakes bakken, buitenspelen, ontmoetingsmomenten voor bewoners. Daar komen veel mensen op af. Probleem is dat die momenten van interactie lastig te organiseren zijn. Er is hier geen zaaltje waarvan je gebruik kunt maken, in de avond is veel nog steeds gewoon dicht.”
Een ontmoetingsplek die wel succesvol lijkt, is de markt die elke donderdag wordt gehouden op het George Gershwinplein, een plek die gemaakt lijkt voor activiteit. Denk de belendende wolkenkrabbers even weg en het zou een markt kunnen zijn op een willekeurige plek in Amsterdam. Een bloemenstal, een kaasman en groenteboer: een plek voor de dagelijkse boodschappen.
Tijdens lunchtijd is het er druk, zegt Remco Schriever, die er staat met een kraam vol noten. “Maar niet alleen dan, we hebben de hele dag aanloop. Van mensen die hier wonen, maar ze komen ook uit Buitenveldert en nog verder zelfs. Het is geen straf om hier te staan.”
Bewoners Benjamin David en Virginie De Mey lopen er ook rond. “Het is heel prettig om zo’n markt te hebben, het zorgt voor meer levendigheid,” zegt David, die al vijf jaar in het gebied woont. “Ik heb overal in Amsterdam gewoond, maar dit is een fijne plek. Tegelijkertijd merk je wel dat de échte gezelligheid nog moet groeien.”
Nieuw Manhattan
Is het wel eerlijk om de Zuidas te vergelijken met de oudere buurten in de stad? Volgens planoloog Zef Hemel, hoogleraar grootstedelijke vraagstukken aan de UvA, zal het nooit ‘een gewone buurt’ worden, ‘zoals er al zoveel zijn’. “Het wordt hypergrootstedelijk, een plek voor de mensen waar we in Amsterdam behoefte aan hebben: stedelingen, een menging van internationaal georiënteerde mensen.”
De Zuidas wordt het nieuwe centrum van de stad, zegt hij. Neem het filiaal van bioscoop Rialto dat de deuren heeft geopend en ook de aangekondigde komst van een Pathé in het gebied. Een museum in de oude rechtbank. Hemel ziet er zijn gelijk door bevestigd. “Die verschuiving is gaande, al veel langer. Het zwaartepunt van de stad verplaatst zich in zuidwestelijke richting. De Zuidas wordt al bereikt. De VU was altijd een beetje zielig, het lag zelfs nog áchter de sportvelden. Maar straks bevindt de universiteit zich midden in een gebied waar het allemaal gebeurt.”
Je moet vooral niet met nostalgie naar de Zuidas kijken, betoogt Hemel. “Natuurlijk zie je dan dat het anders is. Het is niet knus of gezellig, niet zoals de binnenstad. Maar ik geef de mensen die dit een nieuw Manhattan noemen groot gelijk. Het wordt straks levendiger. Zoals het daar mengt op straat, zo gaat het straks ook op de Zuidas mengen. Dan krijg je New Yorkse toestanden. Dynamiek. Mensen die elkaar tegenkomen. Maar eerst moeten die mensen er wonen. Het lijkt misschien of dat langzaam gaat, maar kijk je ernaar als planoloog, dan gaat het razendsnel. Zie eens wat er nog op stapel staat.”
Een goede zaak: Amsterdam snakt naar een gebied als de Zuidas, zegt Hemel. Plek voor véél mensen. “Die dichtheid is essentieel voor Amsterdam. Er wonen meer mensen per vierkante meter dan op de IJ-oevers. Allemaal appartementen, ook precies waar behoefte aan is. Duur? Ja, duur. Veel wel in ieder geval. Maar willen we dan dat die mensen allemaal vertrekken naar Bloemendaal? Op deze manier behoud je ze voor de stad.”
De Zuidas is nog niet geslaagd, maar is hard op weg, vindt Hemel. “De buurt zal samensmelten met Buitenveldert en Zuid. Het is af als er een boekwinkel is. Zover is het nog niet. Maar dat wil zeker niet zeggen dat het mislukt. Het is een kwestie van tijd. Ik zie het vertrek van huurders van kantoren de laatste tijd alleen maar als een goede ontwikkeling. Dat ABN Amro en De Brauw Blackstone Westbroek vertrekken, biedt vooral mogelijkheden. Er kunnen dingen gaan gebeuren, er komt meer ruimte voor bewoners.”
Koffietentjes en kappers
Voorzieningen, daar draait het om. Dat die er niet genoeg zijn, komt natuurlijk door de geschiedenis van de plek, de jarenlange oriëntatie op werken, kantoren en bedrijven. Daar komt dus verandering in. Die bewoners komen wel als de woonruimte gerealiseerd wordt. Winkels, die zijn nodig. Wie je het ook vraagt, iedereen noemt de rol van de Albert Heijn op de Zuidas. Eerst was die alleen doordeweeks open; als de kantoren leegliepen sloot de supermarkt aansluitend de deuren, zeggen ze. Nu is ook deze vestiging zeven dagen per week open.
Die boekwinkel van Zef Hemel is er dus nog niet, geen echte in ieder geval, die zich niet beperkt tot in plastic gesealde bestsellers. Maar ook de rest van het aanbod blijft achter. Veel koffietentjes, kappers en sportscholen, verzucht Danielle Weeling, bedrijfsleider van Wurst & Schnitzelhaus. “Een groentewinkel, dat zou al schelen. Een bakker en een slager voor je gewone boodschappen. De gemeente zou best iets kunnen doen om ervoor te zorgen dat ondernemers die op dat terrein iets willen wat meer mogelijkheden krijgen.”
Weening is een Zuidasveteraan: ze loopt er al 25 jaar rond. Eerst als bedrijfsleider van De Blauwe Engel, dé vrijmibo-plek voor het naar ontspanning snakkende werkvolk. En nu een stukje verderop, op het George Gershwinplein. Dan heb je recht van spreken. Wurst & Schnitzelhaus is de enige horecagelegenheid die zeven dagen per week open is. “We zijn er voor de mensen die hier werken, maar zeker ook voor bewoners, van de Zuidas en Buitenveldert. Ik voel me soms de Moeder de Gans van de buurt: iedereen moet op zijn gemak zijn. De jongens van Ajax, maar ook de oudjes die hier ’s morgens soms op hun pantoffels een kopje koffie komen drinken.”
Het is tekenend voor de evolutie die het gebied aan het doormaken is. Van werk naar woon-werk. Maar ook: van een exclusieve bovenkant van de woonmarkt naar een Zuidas waar iets meer ruimte is voor inkomens van alle soorten en maten. Valley, waar de kleinste appartementen van 56 vierkante meter maandelijks 1300 euro kale huur moeten opbrengen, mag niet maatgevend zijn. Een woordvoerder van de gemeente benadrukt dat voor het woningaanbod afgesproken programmering wordt aangehouden. “Nieuwe woningen bestaan voor 40 procent uit sociale huur, 40 procent middeldure huur en 20 procent vrije sector.”
Het gaat onvermijdelijk een enigszins gemengdere buurt opleveren. En voor het feit dat corporaties her en der actief zijn in het gebied geldt hetzelfde. Maar het neemt ook niet weg dat een rondje makelaarssites een stevige oververtegenwoordiging van de categorie ‘duur’ oplevert. Natuurlijk betekent dat iets voor de ondernemers die zich op de Zuidas vestigen.
Elke buurt krijgt de voorzieningen die het verdient, op de Zuidas zal dat niet anders zijn. Maar nu, in de veranderende fase waarin het gebied zich bevindt, loopt het soms scheef: het aanbod is nog steeds een beetje dat van de negen-tot-vijfwijk die de Zuidas wás. Verleden tijd, vindt Weening. “Mensen die zeggen dat dit niet óók een woonbuurt is, vergissen zich. Het is nog niet af, maar we zijn een eind onderweg.”