PlusInterview
Sietse Bakker, uitvoerend producent Songfestival: ‘Ik ben niet het type dat alle liedjes kan meezingen’
Sietse Bakker (36) schreef als jongetje brieven met tv-ideeën naar Meneer Joop van den Ende. Geen antwoord. Nu is hij uitvoerend producent van het Eurovisie Songfestival. ‘De organisatie voelt als een Ferrari op de handrem.’
Er waren tijden dat Sietse Bakker op het Eurovisie Songfestival liever niet zei dat hij uit Nederland kwam. ‘De acht magere jaren’ noemt hij de periode van 2005 tot 2012, de jaren waarin de Oranje-delegatie vruchteloos inzette op het draaiorgel van Sieneke of de indianentooi van Joan Franka. “Als Nederlander kreeg ik steeds dezelfde vraag: hoe kan dat? Wat is er gebeurd? Of ik me schaamde? Een beetje wel, ja.”
Maar, zegt hij er meteen bij, pas in Eurovisieland op met het gebruik van het woord ‘wansmaak’. “Als ik iets geleerd heb van het songfestival, is het dat goede smaak uiterst relatief is. Wij zien een zangeres uit Moldavië staan schreeuwen, maar dat land prijst zich gelukkig de nationale Trijntje Oosterhuis te hebben afgevaardigd. En wij stuurden in 2009 heel trots een act die elk jaar zes keer de Arena uitverkocht, de Toppers. En dan vroegen internationale collega’s zich af wie die oude mannen toch waren. ‘Zo goed kunnen ze toch ook weer niet zingen?’ zeiden ze er dan bij.” Met een lachje: “Ik heb lang gedacht dat ik die Nederlandse zege nooit zou meemaken.”
Die kwam er wel. In mei 2019 gaf Duncan Laurence in Tel Aviv Nederland na 44 jaar weer een Eurovisie-overwinning. Alleen was Bakker toen net afgezwaaid als event supervisor van het liedjesfestijn. Hij was wel in Tel Aviv, freelance ingehuurd om de onlinetak van het songfestival te overzien. Een klus die hij teruggaf toen
het verzoek kwam uitvoerend producent te worden van het festival in Rotterdam. Bakker is verantwoordelijk voor het festival zelf, collega Astrid Dutrénit voor de tv-uitzendingen.
Na de afgelasting, een jaar geleden, beginnen deze week dan toch echt de repetities op het podium van Ahoy. Over drie weken is de finale. Bakker, een bedachtzaam formulerende 36-jarige die een colbertje boven zijn jeans draagt, ontvangt nog op het Hilversumse Mediapark, waar het hoofdkwartier van de songfestivalorganisatie huist tot aan de verplaatsing naar Ahoy. Bakker geeft er leiding aan een team van in totaal ruim tweehonderd medewerkers. In het krappe vergaderzaaltje houdt de festivaldirecteur zijn medische mondkapje anderhalf uur lang op.
U bent nog niet ziek geweest?
“Nee. Ik heb me streng aan alle regels gehouden. Het is spannend nu. Ik moet er niet aan denken dat ik midden in de showweek positief uit onze teststraat rol. We handhaven streng, dragen overal mondkapjes, in Ahoy alleen al staan er 170 palen met desinfectiemiddel. We doen alles om het virus buiten de deur te houden. Als het lukt dat vol te houden tot het eind, zal dat voelen als een kleine overwinning.”
Nog drie weken te gaan tot de finale. Hoe is uw gemoedstoestand?
“Beheerst en kalm. Alles loopt voorspoedig, de opbouw is gereed. En de deelnemers zijn, op Australië na, allemaal enthousiast om naar Nederland te komen. Tegelijkertijd voelt de organisatie als een Ferrari op de handrem. Normaal gesproken is het songfestival een monsterklus onder grote tijdsdruk: je moet als organiserend land echt vanaf de dag na je overwinning scheuren. Nu ben je twee jaar bezig, maar dan wel met steeds aangepaste scenario’s. We moeten tot het laatste moment wendbaar blijven.”
Het songfestival is een testevenement van Fieldlab. Er is straks bij elke liveshow 3500 man publiek in Ahoy. U maakte zich daar erg sterk voor.
“We wilden het allemaal graag. Publiek in de zaal is voor de artiesten en voor de tv-show veel prettiger. Ik begrijp de maatschappelijke discussie over testen voor toegang, maar voor het songfestival komt dit precies op het goede moment. Zo kunnen we in een gecontroleerde setting met wetenschappelijk toezicht bezoekers ontvangen. En alleen zittend publiek, hè. Dus geen kolkende massa. Wat zwaaien met een vlaggetje, meer zit er niet in.”
Toch liggen grote publieksevenementen nog gevoelig. Het Koningsdagfeest van radiozender 538 ging niet door na maatschappelijke protesten. Hoe kun je feestvieren terwijl de ziekenhuizen vol liggen?
“Laat ik vooropstellen: het kan alleen als de maatregelen het toelaten. En dat gebeurt alleen als het beter gaat met de bestrijding van de pandemie. En de evenementen laten zich niet goed vergelijken: 10.000 mensen die urenlang door elkaar heen dansen, tegenover de 3500 man die bij ons keurig op hun stoeltje zitten. Dat is een ander risicoprofiel. Maar uiteraard schuurt het. Net zoals bij de opening van de terrassen. Het blijkt makkelijker te zijn een land in een keer te sluiten dan het daarna geleidelijk te openen. Uiteraard levert de vraag ‘wie mogen er eerst?’ na een jaar onder hoogspanning wrijving op.”
“Maar het songfestival is er juist om te verbinden. Met het publiek, maar ook met de stad, en met de zorg. Ahoy zit tegenover het Ikazia Ziekenhuis, en vanuit mijn hotel kijk ik uit op het Erasmus. We zien de ambulances rijden. We weten wat er aan de hand is.”
Waarom dan toch die keuze?
“De behoefte aan dit soort evenementen is enorm. Voor de 10.000 kaarten van dat 538-evenement kwam een miljoen aanvragen binnen. Als het ons lukt dit op een goede, veilige manier te organiseren, biedt dat hoop. Als het ook goed loopt met de opening van de terrassen, zal de sfeer in de samenleving omslaan, dan keert het optimisme terug. En daaraan kan het songfestival bijdragen, ja.”
Hoe was het voor jullie toen vorig jaar maart duidelijk werd dat het festival niet door kon gaan?
“Dat was voor iedereen een heel stevige kater. In een paar dagen tijd zagen we alles wat we met heel veel enthousiasme hadden opgebouwd als zand door onze vingers wegglippen. Een evenement dat in zijn geschiedenis altijd is doorgegaan moeten afgelasten is heel onwerkelijk.”
Hoe groot was de kans dat het festival in 2021 niet in Nederland zou worden gehouden?
“We wisten uiteraard niet hoe de pandemie zich zou ontwikkelen. Als de samenleving wankelt, is het lastig om te roepen: het songfestival gaat volgend jaar hoe dan ook door. We moesten weten of Rotterdam nog wilde en kon. Gelukkig zit doorpakken in het DNA van die stad. Binnen tweeënhalve week na de afgelasting was de benodigde 6,7 miljoen euro voor de garantie voor 2021 bij elkaar. Knap, want de stad had geen verzekeringen die pandemieën dekte en heeft dus geld verloren aan gemaakte personeelskosten en huur van bepaalde spullen.”
Hoe zat dat bij jullie?
“Pandemieën stonden bij ons wel in de polis. Stomtoevallig, want toen we de verzekering in juni 2019 afsloten, hield niemand nog rekening met een scenario als dit. Zo’n uitbraak was honderd jaar geleden.”
Wat was er gebeurd als het niet was gelukt?
“Dan moet je de organisatie teruggeven aan de EBU, de European Broadcasting Union. Dat is in het verleden eerder gebeurd. Maar we hadden de kroonjuwelen van de EBU in handen. En we zijn een van de rijkste landen van de wereld. Dan geeft het geen pas je aan die verantwoordelijkheid te onttrekken.”
Uw band met het songfestival gaat al terug tot 1999. U was 15 jaar en begon een website met daarop allerlei statistieken over de deelnemers.
“In 1999 gingen we met het Calandlyceum op werkweek en leerde ik een jongedame uit een klas hoger kennen. Ik was van haar onder de indruk en dolblij toen ze me bij haar thuis uitnodigde om het komende songfestival te kijken, in 2000. Linda Wagenmakers vertegenwoordigde Nederland. Het waren de jaren dat het internet opkwam. Dat vond ik, toch een beetje een nerd, interessant. Om indruk op haar te maken, bouwde ik een website over het songfestival. Zo kwam van het een het ander. Met het festival bedoel ik. Met het meisje werd het niets, maar na een paar vroeg de EBU me om hulp bij hun onlinezaken.”
Vond u het festival zelf wel leuk?
“Ik was als kind al gefascineerd door grote televisieshows. Op ruitjespapier maakte ik schema’s van alle omroepen, hun logo’s en hun beste programma’s. Vooral achter-de-schermenprogramma’s vond ik waanzinnig magisch. Joop van den Ende die met een draaiboek stond te zwaaien. Ik schreef hem ook brieven met programma-ideeën. Kreeg ik keurig een briefje terug van zijn secretaresse. Meneer Van den Ende zou bellen als hij belangstelling had. Nooit gebeurd natuurlijk.”
Waar kwam die interesse vandaan?
“Ik weet het niet. Thuis moedigden ze het niet aan in elk geval. Toch wilde ik bij de televisie later. Al leek journalist worden me ook spannend. Of anders piloot, omdat ik reizen al vroeg interessant vond. Als we op we vakantie gingen, maakte ik altijd een soort inflight-magazine met informatie over de bestemming en puzzels voor onderweg.”
Dankzij het succes van uw songfestivalwebsite werd u al jong ondernemer.
“Mensen begonnen te vragen: kun je voor mijn bedrijfje ook niet een website maken? Op mijn 19de ging ik naar de Kamer van Koophandel. Drie jaar later bood de EBU me een vaste baan aan.”
Die KvK-inschrijving bleek in meer opzichten een keerpunt. In uw boek De Sparkle schreef u dat het de toch al gespannen situatie thuis verergerde. U woonde toen in Amsterdam-West met uw moeder en stiefvader.
“Die waren niet gelukkig met mijn ondernemersdrang, nee. Ik moest kiezen tussen de regels van huis en mijn plannen. Toen ben ik gegaan. Na een weekje of zes bij mijn oma op het logeerbed vond ik een appartementje in Osdorp en woonde ik ineens op mezelf.”
Wat was het probleem?
“Mijn moeder en haar nieuwe partner zagen veel risico’s in dat ondernemen.
Dat heb ik nooit helemaal begrepen, want met ondernemen kwam bij ons thuis jarenlang brood op de plank. Toch leverde het spanningen op. En zo loopt het dan blijkbaar af.”
Het klinkt nogal rigoureus.
“Er zat natuurlijk veel spanning van een ingewikkelde thuissituatie achter. Maar ik voel weinig behoefte die weer op te rakelen. Ik heb nu mijn eigen gezin, ik kijk liever naar de toekomst.”
U schreef dat het er in het gezin waarin u opgroeide vaker spanningen waren, waarbij regelmatig alcohol in het spel was. Zijn de verhoudingen inmiddels hersteld?
“Mijn stiefvader is vorig jaar overleden. Met mijn moeder heb ik geen contact meer. Dat is jammer, uiteraard. Maar je kiest je familie niet uit. Sommige mensen blijven tegen beter weten in proberen die relatie goed te krijgen. Ik denk dat je, net als bij een vriendschap die op is, moet besluiten elkaar in de waarde te laten en je eigen weg kiezen. Niet ideaal, maar soms is het beter om te accepteren dat het nu eenmaal niet klikt.”
Uw moeder zal uw moment van glorie in Ahoy niet van nabij meemaken?
“Nee. Ze zal misschien tv kijken.”
U vertelt het vrij rationeel.
“Het is iets waar je op een gegeven moment aan went. Hoewel er enkele traumatische momenten waren, ervaar ik mijn hele jeugd niet als traumatisch. Ik accepteer de situatie zoals hij is.”
En hoe is de relatie met uw vader?
“Met hem heb ik prima contact. Ik was in mijn jeugd eens in de zoveel weken bij hem. Als de coronasituatie het toelaat, kan hij misschien naar Ahoy komen. Hij is in 2014 in Kopenhagen al eens komen kijken.”
Hoe ziet u uw eigen rol in dat conflict?
“Nu ik zelf een dochter heb, biedt dat nieuwe inzichten. Al op heel jonge leeftijd zie je hoe een kind zijn eigen weg kiest, zijn eigen karakter heeft. Je kunt met regels en een consequente opvoeding veel sturen, maar op sommige dingen heb je gewoon geen invloed. Er zijn ouders die het heel moeilijk vinden daarmee om te gaan. Dat was bij mij thuis zo. Ik hoop me daarin wat ruimhartiger op te stellen.”
Kunt u zich er iets bij voorstellen, over twintig jaar geen contact meer met uw dochter?
“Ik hoop dat ik uit mijn eigen jeugd lessen kan trekken om te voorkomen dat we zo eindigen. Maar omdat een kind nu eenmaal zijn eigen persoon wordt, kun je het niet helemaal uitsluiten.”
“Naarmate ik ouder word, zie ik makkelijker wat je als mens je ouders kwalijk kunt nemen en wat niet. Mijn moeder zei het soms ook letterlijk: ‘Ik doe het ook maar voor het eerst.’ Dat is gewoon waar. En dat ik uit een gezin kom met problemen, betekent ook niet dat ik geen fijne herinneringen heb. Zeker in mijn jongste jaren was mijn moeder heel zorgzaam en was het gezellig thuis. Het was niet alleen maar drama.”
Vond u in die jaren in het songfestival iets wat u hielp?
“Het heeft alles: internationale contacten, veel media, spektakel, tolerantie, verbinding, iedereen is welkom. Dat voelde toen als een warm bad en zo voelt het nog steeds.”
De muziek noemt u niet.
“Ik ben niet het type dat alle liedjes kan meezingen, nee. Ook de puntentelling houdt me niet bovenmatig bezig. Het is meer het evenement zelf, het verhaal en zijn uitstraling.”
Ahoy-directeur Jolanda Jansen was erg onder de indruk van uw rust en ervaring toen ze u ontmoette. Toen ze er daarna achter kwam hoe oud u was, dacht ze: hè, zo jong?
“Dat hoor ik wel vaker, ja. Op de basisschool onderwierp een leraar me een keer aan een psychologische test. Het was hem opgevallen dat ik nauwelijks met mijn leeftijdsgenoten speelde. Ik was bezig hen te vermaken door spelletjes of knikkerwedstrijden te organiseren. En praten deed ik vooral met de leraren. De conclusie was dat die houding op latere leeftijd weleens ingewikkeld kon worden, maar dat heb ik nooit zo ervaren.”
Was het ook als jongetje niet lastig?
“Ik denk dat zulk gedrag in combinatie met moeilijke ervaringen thuis wel maakt dat je een makkelijkere prooi wordt voor pesterijen. Dat overkwam mij, ja. Maar het grappige was dat ik mezelf bij het groepje van gepeste kinderen weer manifesteerde als een soort leider. Ik ontfermde me over hen en zorgde dat we met elkaar leuke dingen ondernamen.”
Heeft die tijd u getekend?
“Vast wel. Maar ik heb me op jonge leeftijd al gerealiseerd dat er op tot op zekere hoogte ook altijd een moment van keuze is. Ging ik me op school als slachtoffer opstellen? Of koos ik ervoor iets van mijn ervaringen te leren en te gebruiken als een opstapje naar iets beters? Ik had het geluk dat ik in mezelf de kracht vond om me niet te laten intimideren en mijn eigen weg te zoeken. Ik had werk waarin ik veel kwijt kon.”
Heeft u daarna ook wilde jaren gekend?
“Ik ben nooit van het feesten geweest, nee. Alcohol drink ik nauwelijks. Het wildste waren misschien de twee jaar dat ik in Tallinn woonde: ik had een relatie met een zangeres die in 2005 voor Estland aan het songfestival had meegedaan. Ik stond er toen weleens in de bladen als ‘de vriend van’. Maar wild? Het was vooral koud.”
In een opiniestuk pleitte u enige jaren geleden voor een vak ‘persoonlijke ontwikkeling’ op middelbare scholen.
“Er is heel weinig aandacht voor het besef dat leren niet ophoudt aan het einde van het onderwijs. Voor de uitdagingen van het leven – een conflict, het verlies van je baan, persoonlijke tegenslag – is weinig aandacht. Je leert de hoofdsteden van Europa, maar wat leer je van de grote uitdagingen van het leven? Of, kleiner, hoe structureer je een lastige discussie? Zeker in een tijd dat feitelijke informatie gewoon op internet beschikbaar is, verdienen deze eigenschappen meer aandacht.”
Jolanda Jansen noemde strategie en diplomatie uw sterkste punten. Over dat laatste zei ze: ‘Ik ken niemand die tegen Sietse is.’
“Die zullen er vast wel zijn, hoor. Maar het songfestival is met al z’n culturen, meningen en gevoeligheden een heel goede school in diplomatiek opereren. Ik heb twintig jaar kunnen studeren om het nu goed te doen.”
Deze week beginnen in Ahoy de repetities voor het Eurovisie Songfestival. De halve finales zijn op 18 en 20 mei, de finale is op 22 mei.
Sietse Bakker
25 mei 1984, Amsterdam
1988-1992
Basisschool Visser ’t Hooft, Amsterdam
1992-1996
Dr. Plesmanschool, Badhoevedorp
1996-2002
Calandlyceum
1999
Begint Songfestivalfansite ESCToday
2002-2005
Communicatiewetenschap UvA (niet afgemaakt)
2006-2008
Projectmanager online bij Eurovisie Songfestival en Junior Songfestival
2009-2011
Hoofd communicatie Eurovisie Songfestival
2011-2016
Event supervisor Eurovisie Songfestival
2017-2019
Directeur internetbedrijf Scrn
2019-heden
Uitvoerend Producent Eurovisie Songfestival 2020 en 2021
Sietse Bakker is getrouwd met Fallon van der Meeren. Ze hebben een dochter. In augustus verwachten ze hun tweede kind.