PlusInterview

Schrijver Walter van den Berg: ‘Mensen zijn zo raar. Je kunt er een boek over schrijven’

Schrijver Walter van den Berg (50) putte voor Ruimte opnieuw uit zijn turbulente jeugd in Nieuw-West, met een vader die vroeg overleed en een moeder die door haar vriend werd mishandeld.

Els Quaegebeur
‘Ik had snel door dat ik de verbeelding had om gekke dingen te verzinnen.’ Beeld Neeltje de Vries
‘Ik had snel door dat ik de verbeelding had om gekke dingen te verzinnen.’Beeld Neeltje de Vries

Walter van den Berg komt met een rugzak over zijn schouder het café binnen waar het interview plaatsvindt. Met een zweem van een Amsterdams accent – hij is opgegroeid in Amstelveen en Nieuw-West – bestelt hij een clubsandwich. Een dappere keuze als je veel moet praten.

Aanleiding van het gesprek is zijn vijfde boek, Ruimte. Dat gaat over Wesley, een eenzame, emotioneel beschadigde programmeur van computerspelletjes die is uitgegroeid tot een wereldberoemde ­goeroeachtige figuur, vooral voor gefrustreerde mannen, na het schrijven van een zelfhulpbestseller over het leren innemen van ruimte. Het boek is opgebouwd uit flashbacks over Wesleys onveilige jeugd in verschillende Amsterdamse achterbuurten, verteld vanuit het perspectief van zijn alleenstaande moeder Dimphy, en een lopend verhaal dat een avond en een nacht beslaat. Hierin verkruimelt zijn reputatie na een rampzalig optreden in een talkshow, gevolgd door een trial by (online)media over de uit de hand gelopen gevolgen van een lompe opmerking.

Waar komt het idee voor Ruimte vandaan?

“Het is – en nu moet ik voorzichtig zijn, want je kunt ze los van elkaar lezen – een vervolg op mijn derde boek, Van dode mannen win je niet. Daarin is Erik de verteller, de gewelddadige vriend van Wesleys moeder uit Ruimte. Je maakt als lezer mee dat hij bij ze woont en zij bij hem vandaan vluchten, hun eigen huis uit. Die vlucht heb ik genomen als vertrekpunt voor dit boek. Erik is gebaseerd op de vriend die mijn moeder gedurende twee jaar had na de dood van mijn vader.”

Een man die sloeg?

“Ja, een agressieve alcoholist met psychopatische trekjes. Drinken in de wetenschap dat het een woede opwekte waardoor hij mijn moeder in elkaar ging slaan. Het boek is natuurlijk geen een-op-eenweergave, ik heb veel verliteratuurd en gefictionaliseerd, maar het begin komt overeen met de werkelijkheid. Mijn moeder gaf me een plastic tasje om wat spullen in te doen. Ik pakte zomerkleren in, maar dat moesten winterkleren zijn. Ze haalde alles wat ik had uitgezocht weer uit de tas en gooide het op mijn bed, in de haast om weg te zijn voor hij terugkwam. Toen we weken later poolshoogte gingen nemen in ons huis, had hij bijna alles vernield. Maar mijn zomerkleren lagen netjes opgevouwen in mijn kast, die ook nog overeind stond. Hij sloeg ons ook niet.”

U en uw…?

“Ik heb een zus. Haar heb ik uit mijn boeken gelaten omdat het haar privé is, en omdat het literair beter werkt, een jongen alleen.”

Hadden jullie iets aan elkaar in het echt?

“Dat lag gecompliceerd. We zijn erg ­verschillend en we hadden een andere relatie met Erik, laten we hem zo noemen. Waar ik stiekem vrienden met hem was – ook om te proberen hem wat milder te stemmen, zodat hij mijn moeder niet zou slaan – had zij een absolute bloedhekel aan hem, en dat liet ze merken.”

Een man die alleen de vrouw slaat, en niet haar kinderen. Is dat uitzonderlijk? Nemen zulke types niet iedereen in huis te grazen?

“De theorette die ik daarover heb, wat mezelf betreft, is dat Erik in mij de zoon zag die hij niet had. Hij vertelde ooit ook dat hij is misbruikt door zijn moeder of zijn zus – ik weet niet meer wie van de twee, dat is vervaagd in mijn herinnering. Als dat verhaal waar is, kwam daar misschien een vrouwenhaat vandaan. Maar ik weet niet of het waar is, want hij was ook zeer gewelddadig naar volwassen mannen. Hij kon vriendschappen hebben, maar ze waren altijd extreem tijdelijk. Het draaide altijd uit op drinkavondjes die volslagen uit de hand liepen. Hij heeft een keer een vriend van hem door de wand van een caravan geslagen.”

Wesley had een moeizame band met zijn eigen vader. Hoe was dat bij u?

“Mijn vader was zeeman. Hij was maanden weg, dan even thuis, dan weer lang weg, net als de vader van Wesley voor zijn werk als baggeraar. Het missen van een vader, een man bovendien die niet erg handig was in warmte geven: dat was ­traumatiserender voor mij dan twee jaar een gewelddadige man in huis.”

Omdat er een verband is tussen die twee situaties?

“Ja, huiselijke ellende bestaat, denk ik, altijd uit een keten van gebeurtenissen. Mijn moeder had een slechte smaak in mannen. Dat kwam weer door haar eigen verrotte jeugd, waaraan ze een erg laag zelfbeeld overhield. Dat maakte dat ze een agressieve psychopaat in huis haalde, en na hem nog een paar foute types. Haar jeugd had zo een enorme impact op mijn leven. Een stiefvader die sloeg was er waarschijnlijk nooit gekomen als zij, en ook mijn vader, goed in hun vel zaten.”

‘Mensen kennen te veel gewicht toe aan wat anderen over ze denken of zeggen.’ Beeld Neeltje de Vries
‘Mensen kennen te veel gewicht toe aan wat anderen over ze denken of zeggen.’Beeld Neeltje de Vries

“Hij was dan ook doodgegaan, want hij had kanker, maar dan had zij twee jaar gerouwd en was ze daarna een frisser figuur tegengekomen. En als mijn vader een normale band met mij had opgebouwd, was Erik geen vaderfiguur voor me geworden, een man voor wie ik gevoelig was omdat hij wel vaderlijke dingen met me deed en me een zakmes cadeau gaf. Maar hij sloeg wel mijn moeder in elkaar. Met verschrikkelijke loyaliteitsproblemen als gevolg, ik was een verscheurd kind.”

Hij lacht even. “Dus ja, daar komt de literatuur vandaan bij mij.”

Was dat onvermijdelijk?

“Ik denk – ik zit vol met theorettes – dat iedereen die schrijft, op het toneel staat of in een bandje speelt, wordt gedreven door ellende van vroeger. Daar is niet per se heftige shit voor nodig, zoals bij ons thuis. Het kan ook iets simpels zijn, dat je vader steeds zegt dat je lelijke knieën hebt of zo. Het gaat erom dat je op een podium klimt vanuit boosheid en opgebouwd verdriet over niet gezien worden. Kunst is de schoonheid die voortkomt uit ellende.”

Schreef u al toen dat bij jullie aan de gang was?

“Ik schreef al in mijn jongenskamertje, ja. Sciencefiction. Wesley filosofeert in het boek over een computerspel waarin deelnemers een compleet lege wereld betreden; ik schreef veel verhalen die begonnen op een uitgestorven plek. Leegte, stilte, geen mensen vooral. Dat leek me heerlijk op dat moment.”

Voelde u toen al: hé, dit kan ik?

“Ik had snel door dat ik de verbeelding had om gekke dingen te verzinnen. ­Schrijven heb ik geleerd door heel veel woorden te tikken. Er is absoluut een sprankje talent voor nodig, maar het is ook een ambacht waarin je beter wordt door ­oefening. Ik heb dozen vol papierstapels, handgeschreven en op een type­machine, met van die doorgedrukte letters. Pas later kwam ik erachter dat science­fiction prima is – de boekwinkel heeft er een mooie hoek voor – maar dat voor mij schrijven over wat ik ken betere kunst oplevert. Daar valt over te twisten natuurlijk. Er zijn schrijvers die hoofdschuddend zullen denken: ach, Van den Berg weer met zijn zielige verhalen. Zij vinden dat literaire fictie totale fictie zou moeten zijn. Ik geloof niet dat het mogelijk is.”

Bent u erg bezig met wat anderen van uw werk vinden?

“Niet overdreven, denk ik, voor een schrijver. Dan kom ik weer terug op dat gezien worden. Schrijven heeft ook met erkenning te maken. Als straks iemand zegt: ‘Van den Berg met zijn geneuzel’, weegt dat zwaarder dan een mooie recensie. Je onthoudt het erge, dat is de menselijke aard. Vergelijk het met een vat helder water. Eén druppel zwarte inkt en het water vertroebelt.”

Walter van den Berg
19 september 1970, Amstelveen

1982-1986 Osdorper Scholengemeenschap, Amsterdam
1986 Vakkenvuller, schoonmaker, fietskoerier
1988-1992 Avondschool, Amsterdam
1992-1993 Nederlandse Taal- en Letterkunde, Universiteit van Amsterdam
1993 Graveur, ict’er, conciërge, ­postkamermedewerker, ict’er
2008-heden Freelance copywriter/contentspecialist
2000 Weblog vandenb.com
2004 De hondenkoning
2007 West
2013 Van dode mannen win je niet
2016 Schuld

Walter van den Berg woont sinds 2016 in Heesselt met zijn vrouw Robin en hun hond Willem.

“Maar goed, ik weet ook dat mensen niet zo erg met je bezig zijn als je zelf gelooft, vreest of hoopt. Die boodschap heb ik geprobeerd te verwerken in het boek. Er gebeurt iets naars met een jongen die Wesley als zijn voorbeeld ziet en iedereen roept: het is allemaal de schuld van Wesley. Maar het komt natuurlijk niet door de stomme opmerking van een rare gast met een zelfhulpboek. Het komt door hoe die jongen in elkaar zit, gecombineerd met zijn verleden en zijn omstandigheden. Mensen kennen te veel gewicht toe aan wat anderen over ze denken of zeggen.”

“Het is een onoriginele metafoor, maar ik zie een rugzak voor me waar af en toe even iemand aan gaat hangen. Dat extra gewicht stelt niet veel voor, maar je voelt daardoor wel weer aan je schouders dat je iets meesjouwt, terwijl je er eigenlijk al lang aan gewend was.”

U nodigt mensen wel uit aan uw rug­zak te gaan hangen door er ­literatuur van te maken.

“Dat is waar. Maar door er iets moois van te maken, kunnen mensen ook zeggen: wat goed, in plaats van: wat zielig, of wat een gezeur. Misschien heeft dat ook met gewicht te maken, misschien krijg ik het gevoel dat mensen die mijn boeken graag lezen aan de onderkant even meetillen. Dat is het waard, ondanks de vertroebeling van het water. Schrijven is verwerken en verwerken is je eigen gewicht leren verdragen. Het gezien worden – straks sta ik in een mooie krant, een paar stapels in de boekwinkel: het is allemaal lonend.”

Vertel dat maar aan iemand als Wesley die kapot geshamed wordt nadat mensen eerst massaal met hem wegliepen.

“Daarom zit er veel kritiek op de huidige tijd in Ruimte. Als we hier om de hoek bij de boekhandel gaan kijken, zal er een aparte sectie zijn met boeken die beweren je problemen op te lossen. Zo’n gek ding van deze tijd, dat mensen naar zoiets grijpen terwijl het overduidelijk is dat je daarmee alleen aan de oppervlakte blijft.”

“Ik heb ook een liveblog rond het Wesley-schandaal in het boek gestopt. Alles wordt van minuut tot minuut bijgehouden en na verloop van tijd, nooit al te lang, verdwijnt zo’n blog ook weer. Net zo makkelijk als het opdook en eventjes aan de oppervlakte ronddobberde tussen de polariserende en onverdraagzame meninkjes. Het stelt allemaal weinig voor, het is leegte. Maar niet de leegte waar ik, net als Wesley, naar ­verlangde als kind.”

Kinderfoto van Walter van den Berg. Beeld
Kinderfoto van Walter van den Berg.

De clubsandwich arriveert. Van den Berg kijkt er grinnikend naar: “Dit wordt een uitdaging.” Hij laat hem even staan en vertelt dat hij behoort tot de oudere generatie early adopters op internet.

“Twintig jaar geleden had ik mijn eerste weblog, samen met tien andere Nederlanders of zo. We hadden weblogmeetings met lieve nerds. Voor mij had dat ook een sociaal element. Tijdens die weblog­meetings ontmoette ik aardige mensen en maakte ik vrienden.”

Had u voor die tijd geen vrienden?

“Ik had een gekke jeugd en jongvolwassenheid, ook wat betreft vriendschappen. Mijn boeken spelen zich tot nu toe grotendeels af in Nieuw-West, in een tokkie­sfeer. Dat is de omgeving waarin ik lang heb geleefd. Het klinkt harder dan ik het bedoel, tokkiesfeer, want ik had lieve vrienden, alleen paste ik er totaal niet bij. Ik weet nog dat ik een vriend voor zijn ­verjaardag een boek over Ajax gaf. Hij pakte het cadeautje aan, zei: ‘Dat is een boek,’ en legde het ongeopend opzij. Ze vonden me raar natuurlijk, maar ik werd wel geaccepteerd. Het waren rauwdouwers met gouden hartjes. Als je moest verhuizen of als je auto stuk was stonden ze voor je klaar, altijd. Maar het was toch eenzaam, over de dingen die me werkelijk interesseerde kon ik het niet hebben.”

“Pas rond mijn dertigste kreeg ik via dat weblog vrienden die meer bij me pasten. En later via het schrijven ook. Als je een paar boeken uit hebt en je bent op een avondje waar je moet voorlezen, kom je andere schrijvers tegen. Allemaal half gemankeerde mensen die mooie dingen maken, dat is een kring waarin ik me wel thuis voel.”

U heeft veel verschillende baantjes gehad: fietskoerier, conciërge, vakkenvuller, schoonmaker. Alles om maar te kunnen schrijven?

“Je stelt het romantischer dan het was. Ik kon lang alleen solliciteren op baantjes die geen diploma vereisen, want ik heb nooit een school of opleiding afgemaakt. Het Erikgebeuren was in mijn middelbare schooltijd. Ik zat in de brugklas van een scholengemeenschap en kreeg vwo-advies, maar ik ging naar de mavo, omdat ik lui was en mijn moeder niet oplette hoe ik ervoor stond. Ik heb echt nog nooit in mijn leven huiswerk gemaakt. Dan kom je dus niet aan een diploma.”

‘Ik beschik vooral over Trivial Pursuit-bullshit en stripboekwijsheid.’ Beeld Neeltje de Vries
‘Ik beschik vooral over Trivial Pursuit-bullshit en stripboekwijsheid.’Beeld Neeltje de Vries

“Later haalde ik via de avondschool nog wat certificaten waardoor ik Nederlands kon studeren, maar ook dat ging niet goed. Zo kwam ik in allerlei rare baantjes terecht. Ondertussen leerde ik mezelf ­programmeren. Nu ben ik freelance content­specialist. Dat kan ik combineren met schrijven. Ik zou wel alleen van schrijven willen leven, maar ja, ik heb een fijn huis en een stationwagen en die wil ik niet kwijt. Ik ben niet zo van op een houtje ­bijten.”

Geld is ook veiligheid.

“Ja, en onveilig opgroeien heeft bij mij de drang aangewakkerd er altijd zeker van te ­willen zijn dat ik mijn hypotheek kan ­betalen. Toen mijn vader zeeman was, had hij inkomen, maar het gebeurde wel dat zijn gage niet bij ons op de wal binnenkwam en wij een week pannenkoeken moesten eten. En in de periode met Erik waren we ook arm, omdat hij mijn moeder verbood te werken.”

Waarom?

“Mijn moeder was bedrijfsleidster in een bordeel. Daar heeft ze Erik ook ontmoet. Hij kwam er binnen als klant en is niet met een meisje ‘naar boven’ gegaan, zoals dat daar heette, maar in de bar gebleven omdat hij mijn moeder leuk vond. Ze mocht haar werk niet meer doen van hem omdat hij natuurlijk jaloers was. Toen ­hadden wij geen geld meer, vaak moesten we een week leven van een tientje.”

Wat doet de bedrijfsleidster van een bordeel?

“Er wordt aangebeld, je doet open, je ­vertelt hoeveel het kost, je schenkt wat in, probeert de man in kwestie een fles ­champagne te verkopen, geeft hand­doeken en lakens mee aan het meisje, je rekent af, zorgt dat de schoonmaak en de was geregeld is – best een drukke baan. Er kwamen daar de nodige bekende Nederlanders over de vloer. Ze nam er regel­matig eentje mee naar huis om aan ons te laten zien. Zij lieten zich meetronen omdat ze geïnteresseerd waren in mijn moeder; ze was een heel aantrekkelijke vrouw. Wij giechelen, en dan mocht ie weer wieberen.”

Wat vertelde ze aan jullie over haar werkplek?

“Veel. Alles wat ik net vertelde, wist ik al toen ik tien was. Ik vond het stoer. Het was eigenlijk een leuke tijd, een van de vrolijkste periodes uit mijn jeugd. Mijn moeder was wel veel te snel met mijn zus en mij volwassen maken. Ze had geen vrienden, dus die rol kregen wij. Ze deelde alles wat ze meemaakte op haar werk en in de rest van haar leven met ons. Het rare was dat ze juist erg preuts en behoudend was in de op­voeding toen mijn vader nog leefde. Ik mocht West Side Story niet eens zien, omdat het te gewelddadig zou zijn, die balletvechtpartijtjes. Mensen zijn zo raar. Je kunt er een boek over schrijven.”

Bent u bang dat de bron van waaruit u steeds vertrekt als schrijver ooit uit­geput raakt?

“Ik denk dat iedere schrijver altijd over hetzelfde schrijft – ook weer zo’n theoret­te. In dit boek gebeurt iets totaal anders dan in mijn vorige boeken, die ook weer allemaal verschillend zijn. Maar het gaat ook altijd over hetzelfde, over het onvermogen van ouders om veiligheid te bieden aan hun kinderen. Dat is de kern. Ik zal daar altijd over blijven schrijven, met steeds een nieuw verhaal. Dat is nooit op.”

En een keer Nieuw-West uit?

“Dat heb ik nu al deels gedaan. Ik begin wel weer in Slotervaart, maar door zijn ­bestseller woont Wesley in Londen, houdt hij massale sessies voor zijn fans in andere grote steden en verblijft hij in een inter­nationaal hotel in het centrum van Amsterdam. Het was mijn bedoeling hem die wijk uit te halen en op die manier mijn eigen schrijfwereld te vergroten.”

Uw schrijfstijl is vrij franjeloos. Geen namedropping, geen ‘kijk eens, ik heb-de grote filosofen gelezen’ – uitwaaieringen, weinig metaforen. Is dat ook Slotervaart?

“Het past bij mijn personages, het past bij mijn verhalen en het past bij mij. Zoals ik vertelde heb ik geen enkel diploma. Ik lees weleens iets van Joost de Vries (schrijver en literatuurrecensent bij De Groene Amsterdammer, red.) en dan denk ik met bewondering: jezus gast, hoe weet je dit allemaal? Ik schreef eerder dan dat ik las, en dat merk ik nog steeds. Koffers vol citaten heb ik niet paraat, ik beschik vooral over Trivial Pursuit-bullshit en stripboekwijsheid. Wat ik weet van de Romeinen, heb ik uit Asterix en Obelix. Dat heeft natuurlijk invloed op mijn stijl.”

‘Mijn boekenkast was lang een intentieboekenkast, vanuit de wens om toch vooral schrijver te zijn.’ Beeld Neeltje de Vries
‘Mijn boekenkast was lang een intentieboekenkast, vanuit de wens om toch vooral schrijver te zijn.’Beeld Neeltje de Vries

“Ooit ramde ik een roman uit mijn typemachine. Ik liet hem lezen aan een vriend die zelf ook nooit las. Hij zei: ‘Wel cool, maar geen literatuur.’ Ik: ‘Hoezo niet dan?’ Hij: ‘Omdat je alleen maar korte ­zinnen gebruikt.’ Mijn conclusie was dat ik misschien maar langere zinnen moest maken. Ik las zo weinig dat ik niet wist dat kort prachtig kan zijn en lang verschrikkelijk.”

“Pas de laatste tien jaar ben ik meer gaan lezen. Het lukte me eerder gewoon niet. Mijn boekenkast was lang een ­intentieboekenkast, vanuit de wens om toch vooral schrijver te zijn. In de bio van mijn vorige boek staat ook: eerst wilde hij schrijver zijn, nu wil hij schrijven. En zo is het.”

Na twee uur praten is me nog niet duidelijk of u een positief of een negatief mensbeeld heeft. Uit het boek is het ook niet op te maken.

“Ik ben langzaam van heel negatief naar positief overgegaan. Als ik iets lees of hoor over huiselijk geweld tegen kinderen voel ik dat ik hun ouders in elkaar wil ­beuken. Tegelijk wil ik zorgen voor die kinderen, en ik wil ze vertellen dat het goed kan komen als het lukt om contact te maken met de juiste mensen. Of het nou via een liedje is, een gesprek of een huilbui. Ik weet zeker dat ik gered ben door me thuis te gaan voelen bij de juiste mensen en zo alsnog iets van veiligheid te ervaren. Ook al ben je dertig, dat helpt enorm.”

Hij lacht: “Misschien moet ik een zelfhulpboek schrijven.”

Ruimte, Walter van den Berg, Hollands Diep, €22,99

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden