PlusInterview
Schrijver Sofie Lakmaker: ‘Ik wil beter zijn dan de rest’
Sofie Lakmaker (27) verwerkte een persoonlijke worsteling in het boek De geschiedenis van mijn seksualiteit. De verfilming is al onderweg. Als die uitkomt, heet Sofie misschien al Tobi. ‘Het is mijn debuut en ik wilde hard komen.’
De twijfel over het al dan niet vrouw zijn lijkt behoorlijk gedempt. “Ik weet vrij zeker dat ik met hij/hem wil worden aangesproken,” zegt hij tijdens het gesprek in cultuurhuis Felix Meritis op de Keizersgracht. “Ik heb me altijd jongensachtig gevoeld, was een jongen om te zien, en daar voel ik me heel gelukkig en prettig bij.”
Sofie Lakmaker (27) is pizzabakker, columnist bij LINDA.meiden en De Groene Amsterdammer, en schrijver van het boek De geschiedenis van mijn seksualiteit, dat in februari verscheen. Over angsten, de dood van zijn moeder in 2019, zijn liefdesleven en de worsteling met zijn gender. “Heel lang heb ik in mijn hoofd gehad dat ik Tobi zou willen heten. Ik vond het eng om dat door te drukken, maar in mijn meest inner circle ben ik dat nu aan het inmasseren. En in juni staat mijn borstoperatie gepland.”
Wanneer heb je dat besloten?
“De wachtlijst voor de genderpoli van de VU is krankzinnig lang, dus pas na twee jaar was ik aan de beurt. Vervolgens kom je in een akelig traject terecht waarbij anderen, vaak niet al te helder denkende types, goedkeuring moeten geven. Je moet een soort dossier opbouwen, alsof je naar Cambridge wilt. Godzijdank ben ik door al die ongein heen gekomen en heb ik nu eindelijk groen licht.”
Denk je dat het bij de borstoperatie blijft?
“Misschien denk ik: hatsa, we pakken door met hormonen, met testosteron. Dat weet ik nog niet. Soms denk ik: ja, soms nee. Ik wil het stap voor stap bekijken.”
De geschiedenis van mijn seksualiteit is sterk autobiografisch en persoonlijk. Lakmaker: “Ik geloof dat je eerst jezelf op papier moet zetten en dan pas je blik kunt verruimen. Alsof ik eerst mezelf binnenstebuiten moest keren. Dit boek is het meest intieme en dus het meest urgente wat ik kon schrijven.”
Het boek verscheen bij Das Mag, de uitgeverij van Sofies (half)broer Daniël van der Meer. “Mijn broer is best een streng iemand, zijn motiverende vermogen is niet gigantisch; ik vond het aanvankelijk niet zo chill om hem erbij te betrekken. In het begin was ik vaak wanhopig dat het niks werd.” Het werd wel iets. De filmrechten zijn verkocht aan Man Up, het productiehuis van Halina Reijn en Carice van Houten. “Heel crazy, maar voordat het boek uitkwam, was er al interesse uit meerdere hoeken. En ja, Halina en Carice hebben het voordeel dat zíj het zijn.”
De eerste zin in je boek is: ‘Mijn moeder zei altijd: we hebben geen rijke vrienden, ze hebben gewoon op het juiste moment een huis gekocht.’ Hoe kwam je op die zin?
“De stand up-comedian in mij vond dat een grappige eerste zin, terwijl mijn moeder het niet als grap bedoelde. Ik kreeg van mijn ouders heel erg mee: wij zijn niet rijk, de buren zijn rijk, maar wij wonen toevallig hier, in de Jacob Obrechtstraat. Ik dacht: hoe kan het dat al die vrienden van mijn ouders op de Prinsengracht of in Oud-Zuid wonen? En mijn moeder had misschien gelijk dat het geen miljonairs waren, maar het is een ander soort elite die in zekere zin zelfs meer privileges heeft. De vrienden van mijn ouders, dat zijn mensen die in Amsterdam of in het medialandschap veel te zeggen hebben.”
Hoe was het om daar op te groeien?
“Het is niet eerlijk om te doen alsof ik er totaal ontheemd was. De VPRO-Oud-Zuiders zoals wij hoorden er uiteindelijk net zo goed thuis. Hoe hard mijn ouders ook riepen dat dat niet zo was. Pas op de middelbare school, het Ignatius, voelde ik een soort benauwdheid. Ik zag de keerzijde van Oud-Zuid; mensen die neerkeken op de rest, terwijl ze pretendeerden ruimdenkend te zijn. Maar als kind voelde ik vrijheid, omdat het zo veilig was. Dit klinkt een beetje raar, maar ik riep altijd met een vriend voor de grap ‘homo’ naar mensen − ik was vroeger een soort rechtse hooligan. Kattenkwaad kon je uithalen, zonder grote consequenties. Toen ik dat met die vriend in Slotervaart deed, kreeg hij een stomp in z’n maag. Maar natuurlijk vind ik dat er alleen maar gekken in de Cornelis Schuyt lopen.”
Gekken?
“De Oud-Zuiders zijn een van de weinige groepen in de samenleving waarvan ik durf te zeggen dat ik gelukkiger ben dan zij. Het slaat nergens op, maar ik denk: ik ben het een beetje kwijt, maar júllie zijn het écht kwijt. Dat vind ik een lekker gevoel.”
Waarom zijn ze de weg kwijt?
“Vroeger zat er gewoon een snackbar bij ons om de hoek, dat is nu De Frietboetiek. Ze verkopen Moët en Chandon-ijs en een frietje kost 4 à 5 euro. Soms kom ik er nog, omdat mijn vader daar nog woont. Sterker nog; ik heb er ooit een proefdag gedraaid. Ik ben nooit meer teruggebeld, vermoedelijk omdat ze me te droog vonden. Als ik aan iemand vroeg of hij een ijsje wilde, fluisterde de chick die het runde in mijn oor dat ik hetzelfde moest vragen, alleen dan met de Oud-Zuid-melodie. Dus niet ‘hoi, wil je een ijsje?’ maar ‘haaaaai’, wil je een ijsjehhhhhhhh?’”
Wat is je lievelingsbuurt in Amsterdam?
“Lange tijd was het de Plantagebuurt, maar omdat ik daar nu al zes jaar woon, heb ik er te vaak een kutgevoel gehad. Nu is mijn lievelingsbuurt bij Sloterdijk, daar heb je Footie: het epicentrum van de lesbische Amsterdamse scene waar wordt gevoetbald. En de Hoofdweg, de lelijkste straat van Amsterdam, maar daar ging ik voor het eerst met een meisje naar bed.”
Waarom heb je die drie kruisjes in je nek?
“Voordat ik bij De Pizzabakkers werkte, was ik afwasser bij Eetcafé de Magere Brug. Daar werkte een meisje met wie ik een flirt had, en haar vriend had precies deze tattoo. Facking vet, vond ik het. Toen mijn moeder net overleden was, ging ik door een roerige tijd, ik had gebrek aan houvast. Wat er ook gebeurt, dacht ik, of ik nou een jongen of een meisje ben, of mijn moeder leeft of dood is: Amsterdam blijft. Het ding met tattoos is dat je je altijd afvraagt of je er over twintig jaar nog achter staat. Juist het permanente van Amsterdam, ook op mijn huid, vind ik fijn.”
Wat voor vrouw was je moeder?
“Ze was talig, ze was schrijver, iemand die goed wist hoe ze voor de dag moest komen, met kleren en zo. Ze was feminist, politiek betrokken, mondig, heel sociaal. Ik weet wel dat het zo’n type was, maar doordat ze lang ziek is geweest, heb ik moeite om toegang te krijgen tot gezonde en luchtige en herinneringen aan haar.”
Wanneer hoorde je dat ze niet meer beter werd?
“De eerste twee keer dat ze kanker had, schrok ik, de derde keer dacht ik: boeie, we hebben dit al vaker gehad, we komen het wel te boven. Maar weet je, volgens mij heeft nooit iemand in mijn gezicht gezegd dat ze terminaal ziek was. Dat kreeg ik door tijdens de gesprekken bij de arts. Mijn ouders spraken er weinig over, mijn moeder wilde dat dingen doorgingen zoals ze waren.”
Had je er liever meer over gepraat?
“Ik denk dat het goed was geweest. Op een gegeven moment vond ik het chill om naar het ziekenhuis te gaan. Ook al waren het akelige bezoeken, er was tenminste erkenning dat er iets aan de hand was. Niemand sprak het hardop uit, maar in mijn achterhoofd wist ik dat er iets gigantisch aan de hand was. Er ontstond een contrast tussen mijn leefwereld en de geleefde wereld. Soms twijfelde ik of ik al deze problemen ook echt had of dat ik het mezelf had aangepraat. Daarvoor was praten goed geweest.”
Wat voor relatie hadden jullie?
“Heel close, hyper close doordat ze ziek werd. Ik kreeg last van angstaanvallen, mijn moeder had ook ervaringen met mentale shit, dus ik kon altijd een beroep op haar doen. Los daarvan konden we ook koffiedrinken en lachen. Ze maakte zich grote zorgen over mij, ik zou haar zo graag even willen bellen om te zeggen dat het oké is.”
Lijk je op haar?
“Qua humor denk ik wel, alleen ben ik een stuk gayer uitgevallen dan zij. Ik kan overkomen alsof ik heel zelfverzekerd ben, terwijl ik in sommige opzichten juist heel onzeker ben. Ik weet niet of het moederlijke liefde is dat je hoopt dat het altijd goed gaat met je kind, maar ik denk dat zij alleen maar dacht dat ik heel zelfverzekerd was.”
Haar sterfdag is net weer geweest. Hebben jullie iets gedaan?
“Bij mijn broer eten. We hebben niet zo’n cultuur dat iedereen stomdronken wordt en om elf uur gaat huilen, wat ik overigens wel heel leuk zou vinden. Iedereen gaat na twee bier netjes naar huis. Ze ligt op de Nieuwe Ooster, maar het doet niet zo veel voor me om daarheen te gaan. Ik vind het moeilijk dat er geen handeling aan verbonden is. We hebben een bankje laten plaatsen, zodat je daar Het Parool kunt lezen. Als ik alleen ben, ga ik staren naar andere graven, op zoek naar dode tieners. Ineens denk ik dan: o, mijn moeder was eigenlijk best wel oud, ik heb geen recht van spreken.”
In je boek schrijf je dat mensen niet naar haar dood vragen. Is dat een schreeuw om aandacht? Zouden ze dat wel moeten doen?
“Misschien onbewust wel, maar laatst dacht ik eraan dat het een beetje hypocriet is: ik beweeg ook vaak bij mensen om hun pijnlijke plekken heen.”
Je neemt ‘Sufferd D.’ nogal op hak. Dat gaat kennelijk over schrijver Daan Heerma van Voss, je ex. Heeft hij gereageerd?
“Nee. Laatst hoorde ik wel…” Twijfelt even: “Naja, fack it, nou, ik hoorde via via – uit derde hand, dus ik weet het niet zeker – dat hij hoopte dat het slecht was, niet zou verkopen en dat hij het er moeilijk mee had dat het boek goed gaat. Eerst schrok ik, omdat ook hij last heeft van angsten en ik niemand paniekaanvallen gun. Later kwam het vooral over als afgunst, en dacht ik: jammer maar helaas, bitch had it coming. Hij heeft ook een boek over mij geschreven.”
Heb je dat gelezen?
“Als research voor mijn boek heb ik het gekocht en een beetje gelezen. Ik heb het niet uitgelezen, want ik vond het echt niet goed. Destijds deed het me extra pijn, omdat hij een podium had en ik niet. Nu denk ik: wat er ook gebeurt, ik heb ook een podium, een soort van fair game. Maar wat mij betreft is het niet een oorlog die eeuwig hoeft te duren. Het heeft iets schadelijks om elkaar altijd maar kapot te maken op papier. Toch is het een beetje raar dat ik nu hetzelfde bij mensen doe, terwijl ik weet hoe machteloos en pijn het doet. Mensen die ik kapotmaakte, die niet wisten dat ze erin stonden, stuurden vrolijke selfies met het boek naar me. Met sommigen is het goed gekomen, met anderen niet.”
Als je weet hoeveel pijn het doet, waarom deed je het dan?
“Ik wilde aan mezelf laten zien dat ik dit boek durfde te schrijven, was bang om compromissen te sluiten. Het is mijn debuut en ik wilde hard komen. Ik dacht dat ik het nodig had. Ik wil in de toekomst graag betere boeken schrijven dan dit boek, en dan zal ik zorgvuldiger willen zijn.”
In een persbericht over de verfilming vergelijk je jezelf met de poes Minoes. Je schrijft dat jullie ‘allebei ongewild in het lichaam van een vrouw zaten’.
“O, dat heb ik bedacht, vond ik wel een goeie. Ik moest een reactie geven en was op zoek naar een grapje.”
Wil je altijd per se een origineel antwoord geven? Das Mag zet je ook neer, alsof je heel erg…
Lachend: “Gemaakt bent?”
Alsof je heel erg bezig bent met je imago.
“Ik denk wel dat Das Mag mediapotentie zag, maar het is niet zo dat we hebben besloten welke pijlers we aan mijn persona gingen ophangen. Uiteindelijk gaat het vooral om bewijsdrang. Ik wil de beste zijn, dus ook betere antwoorden geven dan de rest. In die zin ben ik liever origineel dan eerlijk.”
De echte Sofie heeft nu verkering. Hoe ging dat?
“Grappig, niemand vraagt daarnaar. Journalisten vragen de meest intieme dingen over seks, gendershit of de dood van mijn moeder, maar ze vragen niet met wie ik ben. Ze heet Fen en we hebben een klein half jaar verkering. Heel pril allemaal.”
Ze zit ook bij Das Mag.
“Ik had haar daar weleens gezien op een kerstetentje, maar ze woont om de hoek bij De Pizzabakkers waar ik werk in Noord. We kwamen elkaar tegen op straat, raakten aan de praat, maar ze heeft twee jonge dochters, dus had kinderzitjes op haar fiets. Ik dacht, met mijn bevooroordeelde mind, dat ze met een man was. We hadden vaag Instagramcontact, maar ik dacht: vriend, je hebt toch gewoon een gezin. Maar ze bleken uit elkaar te zijn. Na een tijd werd duidelijk hoe de vork in de steel zat, in december hebben we afgesproken.”
Wat vind je leuk aan haar?
“Zij staat dicht bij haar kern; ik sta minder in contact met wat ik voel, ben meer bezig met hoe ik overkom. Zij is een stuk meer selfmade dan ik. Ik vind het ook wel gezond dat ik redelijk veel Oud-Zuidgrappen naar mijn hoofd krijg, als ik ze zelf al niet maak. Ze is heel knap, altijd leuk. En ze is iets meer dan tien jaar ouder, vind ik ook best wel heet. Los van het half 8 opstaan, vind ik die kinderen ook heel leuk. Op de ijskast hangt een turflijst, en elke keer dat ze ‘Tobi’ zeggen en niet ‘Sofie’, krijgen ze 10 cent. Daarvan gaan we sushi eten.”
Sofie Lakmaker
29 april 1994, Amsterdam
2006-2012 Sint Ignatius Lyceum, Amsterdam
2013-2014 Studie Russisch (niet afgerond)
2014-2015 Literatuurwetenschappen (niet afgerond)
2015-2018 Filosofie aan de UvA
2019-heden Columnist bij De Groene Amsterdammer en LINDA.meiden
2021 De geschiedenis van mijn seksualiteit verschijnt bij Das Mag
Sofie Lakmaker woont in Amsterdam-Oost en heeft sinds kort een relatie met Fen Verstappen.