PlusExclusief

Schrijver Nina Polak: ‘Ik vind dat ik ben doorgeschoten in relativeren’

Nina Polak. Beeld Alek Bruessing
Nina Polak.Beeld Alek Bruessing

Schrijver Nina Polak (36) kan over alles meepraten: moderne cultuur, de geestelijke gezondheidszorg of de betekenis van het iconische prentenboek Max en de Maximonsters, dat de inspiratie was voor haar toneelstuk Wildfire. Maar verwacht van haar geen smalltalk. ‘Ik wil gewoon dingen zeggen die hout snijden.’

Vera Spaans

Halverwege het gesprek valt Nina Polak stil. In café Polder op het Science Park in Amsterdam-Oost heeft ze net uitgebreid verteld over elitekritiek: hoe de populariteit van series als The White Lotus en Succession iets zegt over onze behoefte te kijken naar rijken die ten onder gaan. Over het calvinisme achter het commentaar op mensen die op een VanMoof rijden, en over de rol van moderne goeroes, zoals Jordan Peterson en Andrew Tate, die zich vanuit een outcastpositie heel groot maken op sociale media. Maar op de vraag hoe ze is opgegroeid, volgt een antwoord van twee woorden: “In Haarlem.” Met daarna een hele lange stilte, en een ongemakkelijk: “Wat willen mensen horen? Wat wil jij horen?”

Meestal vertellen mensen na zo’n vraag iets over hun vader en moeder.

Vooruit dan maar, lijkt ze te denken. “Mijn vader is psychiater, mijn moeder een kunstenaarstype dat allerlei dingen heeft gedaan. Ik heb een zusje van twee jaar jonger, een halfzusje en een stiefzusje – mijn ouders zijn gescheiden toen ik dertien of veertien was.” Weer een stilte. “Het is heel moeilijk om te vertellen wat voor soort jeugd ik heb gehad, want voor mij was die vanzelfsprekend. Best een gelukkige jeugd, met ouders die gingen scheiden op een gegeven moment.”

Had je dat aan zien komen?

“Nee. Dat was best onverwacht. Je moet een wat specifiekere vraag stellen, ik weet niet goed hoe ik dit moet vertellen zonder dat het een extreme reductie wordt. Zo’n verhaal over je jeugd wordt al snel iets van bordkarton, vind je niet?”

Ik vind het heel grappig dat jij uitgebreide, doordachte antwoorden geeft over een HBO Max-serie, maar vastloopt op een vraag waar iedereen een antwoord op heeft.

“Ja, dat is zo.”

Vind je het zo belangrijk om er iets bijzonders over te zeggen?

“Als ik zo’n verhaal in de krant teruglees, vind ik het altijd zo tergend relatief. Het is niet dat ik mijn familie wil beschermen, maar ik vind het benauwend om gevangen te worden in stereotypen. Ik denk dat de meeste mensen dat vinden.”

De meeste mensen zeggen het niet.

“Ze weten het misschien niet, of ze vinden het fijn om zich te profileren. Ik kan honderd verhalen vertellen over mijn jeugd, maar hoe vertel ik jou iets over mijn jeugd waar jij iets aan hebt, wat iets zegt over mij? Voor een schrijver is je jeugd hartstikke belangrijk, of je er nu over schrijft of niet. Je jeugd is je materiaal. Ik wil gewoon dingen zeggen die hout snijden. Dat is waar het op neerkomt. Wat ik je wel kan zeggen: ik ging naar een heel middelmatige school in Haarlem, het Sancta Maria, een koudekakschool waar alles om uiterlijk draaide. ”

Had je er vrienden?

“Dat wel, en er waren een aantal geweldige docenten, maar ik was ongelukkig op school. Dat kwam vooral doordat ik in de kast zat. Het was geen feestelijke omgeving voor mensen die anders waren. Heel normatief en burgerlijk. Ik had erg het gevoel dat ik de enige was.”

Wanneer durfde je te zeggen dat je lesbisch bent?

“Ik heb het niet zelf gezegd. Ik was verliefd op mijn beste vriendin. Ik heb dat na een tijdje aan mijn vrienden verteld en uiteindelijk ook aan haarzelf. Dat kwam uit. Ik herinner me nog goed het moment: ik kwam aanlopen, er zaten allerlei types op scooters te roken, Red Bull te drinken en dure jassen te showen en een vriendin belde: ‘Iedereen weet het.’ Ik kwam met lood in mijn schoenen dat schoolplein op.”

Ik krijg buikpijn van dit verhaal.

“Ik geloof dat ik dacht: fuck it. Er ging rond dat mensen het goor vonden. Alles wat niet normaal was, was weird. Er was geen Pride, of gay-straight alliance, het was gewoon: ‘Die is lesbisch. Heb je het al gehoord? Die is lesbisch.’”

Wanneer heb je het je ouders verteld?

“Toen ik zestien, zeventien was. Ik had een roman geschreven, een volledig verdraaid autobiografisch verhaal over een obsessieve vriendschap. Ik liet dat aan mijn moeder lezen, en zij zei: ben je niet gewoon verliefd op Machteld? Het stond er totaal niet, vond ik, die mensen hadden hele andere namen. Het was dun verhulde autobiografische kost.”

Het is nooit uitgegeven toch?

“Nee, nee! Ik had het destijds aan mijn godsdienstleraar laten lezen en die vond het heel goed, die wilde het naar een bevriende uitgever sturen. Oké, zei ik, want ik wilde voor mijn achttiende debuteren. Ik had het rokend en rode wijn drinkend op mijn kamertje geschreven. Maar later lag ik er wakker van, en zei ik: doe toch maar niet. Nu ben ik er blij om. Elke vorm van relativering ontbrak. Het was wel puur, precies zoals ik het voelde. Nu vind ik dat ik ben doorgeschoten in dat relativeren, ik relativeer alles, de hele tijd. Daarom vind ik het zo lastig om met de krant te praten. Die relativering zit ook in de non-verbale dingen, die zijn moeilijk over te brengen. De meeste journalisten kunnen dat niet.”

Relativering is heel veilig. Je hoeft nergens iets echt van te vinden.

“Het is een beschermingsmechanisme. Het leven is makkelijker als je jezelf niet zo serieus neemt. De laatste tijd denk ik: ik mag die relativering best wat afschroeven. Ik heb er veel aan gehad toen het nodig was, nu mag het wel wat minder.”

Nina Polaks eerste wel gepubliceerde manuscript was de roman We zullen niet te pletter slaan, in 2014. In 2018 verscheen Gebrek is een groot woord, dat diverse prijzen won, en in 2022 publiceerde ze de bestseller Buitenleven. Ze schrijft al tien jaar voor De Correspondent over modern leven – sinds een paar jaar vooral over ‘modern lijden’. Het eerste toneelstuk dat ze schreef, was Een vrouw blijft thuis, over iemand die niet in therapie wil.

null Beeld Alek Bruessing
Beeld Alek Bruessing

Deze zomer gaat haar volgende voorstelling in première, bij Orkater in het Amsterdamse Bos, geregisseerd door Belle van Heerikhuizen, muziektheater met een negenkoppige band. Wildfire is geïnspireerd op het klassieke prentenboek Max en de Maximonsters van Maurice Sendak. Haar samenvatting van het boek: “Het is een heel simpel verhaal, over een jongen van negen die stennis schopt, een wolvenpakje aantrekt en met een vork de hond achtervolgt. Tegen zijn moeder zegt hij: ik eet je op. Dan wordt hij zonder eten naar zijn kamer gestuurd. Als hij daar is, verandert zijn kamer in een bos. En dan gaat hij naar waar de wildernis is. Daar zijn monsters, grote beesten met een soort maanogen, met wie hij stampij gaat maken. Daar wordt hij gekroond tot koning van de wilde dingen, daar mag hij zijn driften uitleven. Op een gegeven moment heeft hij er genoeg van. Ik wil geen koning meer zijn, zegt hij, ik wil naar mama. Als hij teruggaat, treft hij zijn eten aan op zijn kamer en het is nog warm.”

Opgewekt: “Dat is het verhaal. In het boek zijn het misschien twee alinea’s tekst. Maak daar maar eens anderhalf uur muziektheater voor volwassenen van.”

Ze zou, grootgebracht met psychologie als ze is, het verhaal natuurlijk graag een weerslag noemen van de binnenwereld van dat jongetje. Maar Max en de Maximonsters kan net zo goed gaan over bij een groep horen, of juist niet, of een verhaal zijn over woede en onbeteugelde driften. Of all of the above, laat de kijker het zelf maar weten, dat is nou net de lol van fictie. Het persbericht noemt het stuk ‘anarchistisch totaaltheater’, over de angst voor eenzaamheid en de drang naar verbinding.

Journalisten, zegt Polak na afloop van het gesprek, willen altijd weten waar iets over gáát. Dat snapt ze ook wel, maar tegelijk wil ze niet worden gedwongen haar werk te reduceren tot een flaptekst. “Tja, verbinding… Mijn werk gaat eigenlijk steeds over schipperen tussen autonomie en verbinding. Zoiets leent zich ook goed voor drama: mensen die heel graag dingen willen en het lukt niet. Dat is toch waarvoor we kijken.”

Korte pauze. “Weet je: deze thema’s zijn zó universeel. Dit zit in bijna alle fictie. Individu wil bij een groep horen, het lukt niet. Mensen zijn onderdeel van een groep, proberen zich los te maken, het lukt niet. Dat is zó basic, en dus ook zo nietszeggend. Daarom vind ik het zo lastig om te zeggen waar het stuk over gaat. Wat mij betreft gaat het net zo goed over woede, boosheid, ik wil de hond prikken met een vork en alles opeten. Een kind met onbeteugelde driften. Dat vind ik ook interessant. Het wordt hoe dan ook een wilde bedoening.”

Hoe is het om op te groeien met een psychiater als vader?

“Je zou denken dat je dan de hele tijd geanalyseerd wordt, maar niets was minder waar. Hij was niet iemand die zich erg bemoeide met mijn binnenwereld. Hij was wel heel kritisch, op zichzelf maar ook op anderen, maar dat was hij denk ik ook geweest als hij geen psychiater was geworden.”

Hij is hertrouwd met een psychiater.

“Ik heb op een gegeven moment gedatet met een psychiater. Zat ik ’s avonds met drie psychiaters aan tafel.”

Je bent er zelf over gaan schrijven.

“Ik vind de psychiatrie heel boeiend. De onderwerpen, maar ook de rol die de psychiatrie speelt in de levens van mensen, en de status die het vak toegedicht krijgt.”

Ik begreep dat je afgestudeerd bent op de rol van de therapeut in Amerikaanse tv-drama’s.

“In Mad Men, The Sopranos en Six Feet Under is de therapeut superdominant in het vertellen van het verhaal. Bij Mad Men wordt de verhaallijn volledig verklaard door wat de hoofdpersoon in zijn vroege jeugd heeft meegekregen. Die series lijken kritisch op de psychiatrie, maar de manier waarop ze naar mensen kijken is er volledig door geïnfecteerd.”

In The Sopranos is doctor Melfi, bij wie maffiabaas Tony Soprano zijn heil zoekt, de enige met gezond verstand.

“Tegelijk zet ze Soprano aan de antidepressiva, terwijl zijn probleem toch vooral is dat zijn wereld fucked up is. Die medicijnen zijn een pleistertje voor iets wat veel erger is: Tony is gewoon een psychopaat.”

Best ongeloofwaardig, een maffiabaas die in therapie gaat.

“Het is ook een uitvergroting van hoe het normaal gaat. Je gaat naar de psychiater in de hoop dat die je gaat helpen, terwijl iedereen met gezond verstand kan zien wat er mis is in onze levens en in onze maatschappij.”

Dichten wij psychiaters te veel status toe?

“Er was een tijd dat in elke talkshow wel een psychiater iets zat uit te leggen. Damiaan Denys, Dirk De Wachter, Christiaan Vinkers. Ze werden over ongeveer álles geraadpleegd, terwijl je ook kunt denken: wat weten die mensen nu helemaal? De psychiatrie heeft de lastigste, glibberigste onderwerpen van alle wetenschappen. Zeg daar maar eens iets zinnigs over.”

null Beeld Alek Bruessing
Beeld Alek Bruessing

Toen Bessel van der Kolk bij Zomergasten zat, heb ik mee zitten schrijven voor de televisie.

“Iedereen kijkt naar hem. Er is een heel grote behoefte aan oplossingen voor misbruik, voor trauma, voor de dingen die we elkaar aandoen. En psychiaters hebben misschien een deel van die oplossingen in handen, dus mensen hebben daar een groot ontzag voor. Maar dat is ook een voedingsbodem voor machtsmisbruik en goeroeschap. Ik ben erover gaan schrijven voor De Correspondent, en merkte hoeveel interessante, weirde dynamieken er bestaan tussen mensen die anderen proberen te helpen met de drab in hun hoofd. Het gevaar van de almacht die je daarbij kunt voelen. Ik blijf dat fascinerend vinden.”

Ben je zelf weleens in therapie geweest?

“Psychodynamische therapie, toen ik een jaar of 24, 25 was. Ik had slaapproblemen en ging geen intieme relaties aan, of alleen met mensen die niet beschikbaar waren. Ik had mijn relatie verpest, die eigenlijk heel goed was. Ik had mezelf niet laten zien, was heel hard voor mezelf geweest, ontwijkend. Ik kwam bij die therapeut met een verdriet over waarom ik dit niet had kunnen laten slagen, waarom ik die relatie had gesaboteerd. Ik wilde weten waardoor dat kwam, dus ik dacht: ik doe een paar sessies, en vier jaar later zat ik er nog.”

Vier jaar?

“Vier jaar lang praten! Waarover! Vraag het me niet.”

Dat moet een dure grap zijn geweest.

“Het was allemaal verzekerde zorg. Bizar hè?”

Ik gun het je van harte. Maar het voelt ook krom dat je vier jaar therapie kunt krijgen voor relatieproblemen.

“De GGZ is helemaal verkeerd ingericht. Maar het is moeilijk om een harde grens te trekken tussen lichte en zware problematiek. Als je mensen met wie het verder redelijk gaat niet helpt met slaapproblemen of depressieve klachten, kan het van kwaad tot erger gaan. Misschien geven we te veel geld uit aan lichte problematiek, maar ik hou ook van de lezing dat het bij een hoogbeschaafde samenleving hoort om veel aandacht te besteden aan de geestelijke gezondheidszorg.”

Tieners met ernstige anorexia staan soms wel twee jaar op een wachtlijst.

“Dat is ook omdat die problemen zo fucking hardnekkig zijn. Ik heb erover geschreven: je kunt wel zeggen dat dit in Nederland niet goed geregeld is, maar het is ongelooflijk moeilijk dit soort patiënten te behandelen. Ook mensen met complexe PTSS staan eindeloos op een wachtlijst. De zorg is zo’n hard vak, het is voor psychologen en artsen veel fijner om met mensen te werken zoals jij en ik die een probleempje hebben en snel weer opknappen, dan zware gevallen van wie je moet accepteren dat het altijd een beetje kut blijft.”

Het betaalt ook beter.

“Ook dat nog. Of ze stappen over naar coaching. Mensen van wie de overheid een dure opleiding heeft betaald gaan dan ongeorganiseerde mensen helpen nog net iets meer uit het kannetje te halen.”

Wat vind je daarvan?

“Ik ben geneigd dat obsceen te vinden. Pervers.”

Heb je ooit psychiater willen worden?

“Ik zou het interessant vinden iets in de psychiatrie te doen, ik raak maar niet uitgefascineerd over dit onderwerp. Die dynamiek in de samenleving, hoe ons taalgebruik wordt geïnfecteerd door therapiejargon. Vroeger was het woord trauma gereserveerd voor levensbedreigende situaties, nu heeft negentig procent van de mensen die ik ken EMDR, traumatherapie, gehad. Ik vraag me af of die aandacht voor hoe we met elkaar omgaan er ook echt voor zorgt dat we betere mensen worden.”

null Beeld Alek Bruessing
Beeld Alek Bruessing

Ik heb het idee dat we juist langzaam gek worden met zijn allen.

“En tegelijk geven we steeds meer geld uit aan de geestelijke gezondheidszorg. Toen ik bij De Correspondent begon, kreeg ik de portefeuille Modern Leven. Daar heb ik Modern Lijden van gemaakt toen ik over psychiatrie ging schrijven.”

Is al het moderne leven modern lijden?

“Ik denk van wel. Mensen zijn lijdende wezens. Er zitten grote tegenstrijdigheden in het leven van mensen die het relatief goed hebben, zoals wij. Een inherent leed in onze conditie, omdat we weten dat onze privileges ten koste gaan van anderen. Van de planeet. In onze mate van comfort schuilt een groot onrecht, wereldwijd. Je kunt je enorm zorgen maken over het klimaat, en toch koop je die VanMoof en boek je die vliegvakantie. Er is een heel discours ontstaan over of je wel kinderen moet willen, maar uiteindelijk komen ze er tóch. Dat theoretische van die discussie vind ik er zo frustrerend aan. De laatste tijd ben ik bang dat ik nihilistisch word. Waar anderen gedwongen worden tot een zeker optimisme, omdat ze kinderen hebben, heb ik dat niet. Misschien is het een depressie, misschien realisme, ik weet het niet.”

Hoe blijf je dan goedgehumeurd?

“Ik ben wel hartstikke hedonistisch, ik kan enorm genieten van het leven en van mensen – ik vermaak me kostelijk.”

Zolang je er niet te veel bij nadenkt.

“Ook als ik wel nadenk. Dan gaat alles eraan, dan maakt het dus niets meer uit.”

Geloof je nergens meer in?

“Ik geloof nog wel in liefde, vriendschap en rechtvaardigheid. Maar ik voel vaak de verlokking van zulk nihilisme.”

Zou dat ook zo zijn als je kinderen had?

“Minder, denk ik.” Lachend: “Ik ben een wandelende reclame voor voortplanting. Een lesbische nihilist. Ik had er net zo goed niet kunnen zijn.”

Wildfire is van 29 juni t/m 22 juli en van 22 augustus t/m 9 september te zien in het Amsterdamse Bostheater.

null Beeld

Nina Polak

25 juni 1986, Haarlem

1999-2005 Vwo, Lyceum Sancta Maria in Haarlem
2006-2010 Bachelor Nederlandse taal & cultuur, UvA
2010-2012 Master Cultural Analysis, UvA
2009-2011 Redacteur Propria Cures
2011-2013 Schrijft voor De Groene Amsterdammer
2013- heden Redacteur De Correspondent
2014 Debuutroman We zullen niet te pletter slaan (o.a. genomineerd voor de Anton Wachterprijs)
2018 Gebrek is een groot woord (roman, winnaar BNG-literatuurprijs en Inktaap)
2021 Een vrouw blijft thuis (toneel)
2022 Buitenleven (roman)
2023 Wildfire (toneel)

Nina Polak heeft een relatie en woont met haar hond Beppie in Amsterdam-Oost.

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden