PlusReportage
Samen tuinieren voor buurtwitlof en -spruitjes voor de Voedselbank
Elke woensdagmiddag tuinieren vrijwilligers in Voedseltuin IJplein in Amsterdam-Noord. De opbrengst gaat onder meer naar de Voedselbank. ‘De groente die ik uit de grond haal, ligt dezelfde avond op m’n bord.’
Zorgvuldig wast Louise van Delden (73) de grillige pastinaken schoon. Net hiervoor zaten ze in de aarde en heeft ze de weerbarstige wortels aan het loof naar het daglicht getrokken. Voorovergebogen zit ze op een houten krukje, een zwarte emmer tussen haar knieën. Haar handen zijn rood van het koude water.
Het is een graad of zes. Lage zonnestralen brengen een dunne warmte. Gestaag vult het krat zich met de pastinaken, nog vochtig van hun wasbeurt.
Naast haar ontfermen Joke Hartmans (59) en Annemarie Verschoor (67) zich op wiebelige stoeltjes over de spruiten, die zij zojuist hebben geoogst in Voedseltuin IJplein aan de Noordwal. Op het aangrenzende land trekt een man met zijn hark strepen in de aarde. Korrelig zonlicht valt op zijn rug. Verderop zitten twee figuurtjes gehurkt bij de groentebedden. Vanuit de verte is het alsof ze de kool bemoedigend toefluisteren.
Het lijkt een plattelandstafereel in een afgelegen dorpje. Maar aan de overkant van het IJ dient zich de werkelijkheid aan: het Muziekgebouw aan ’t IJ, de overkapping van het station, de contouren van de gonzende hoofdstad, scherp afgetekend in de winterlucht. Binnenvaartschepen glijden dof stampend voorbij.
“Wát een leuke plek is dit. Zo dicht bij de stad en toch zo stil,” dacht Annemarie Verschoor, toen ze voor het eerst op het bovendijkse paadje langs de Voedseltuin IJplein liep. “Ik vroeg of ik mee mocht doen, want ik hou van tuinieren. Sindsdien kom ik hier elke week.”
Verschoor is een van de tachtig vrijwilligers die groente verbouwen op de 3000 vierkante meter grote buurtmoestuin, die in 2014 is opgericht.
Verzot op palmkool
Negentig procent van de opbrengst wordt toegevoegd aan de voedselpakketten van de Voedselbank en verwerkt in maaltijden van Resto VanHarte, een buurtrestaurant dat mensen uit alle lagen van de samenleving met elkaar verbindt.
“Groente die er niet meer mooi uitziet, mogen we zelf houden. Die is vaak nog prima te eten, als je de slechte plekjes eraf snijdt,” zegt Louise van Delden, die sinds drie jaar vrijwilliger is en vanuit haar woning in Noord uitkijkt op de tuin. Van de overgebleven venkel zal ze vanavond een salade maken. “De groente die ik op een steenworp afstand van mijn huis uit de grond haal, ligt dezelfde avond nog op mijn bord. Lokaler en verser kan niet.” Joke Hartmans is al even enthousiast. Ze verheugt zich op de zelf geoogste palmkool: “Daar ben ik verzot op.”
De vrijwilligers verbouwen zo’n veertig à vijftig soorten groenten en vullen daarmee meer dan tweehonderd kisten per jaar. “En dat zonder kunstmest of bestrijdingsmiddelen, we gebruiken alleen biologische methoden,” vertelt Verschoor trots. “Het is leuk om dit samen te doen en ieders inzet te benutten. Zo is het mogelijk een stukje grond te adopteren waarvoor je zelf verantwoordelijk bent. Een van onze vrijwilligers wilde bijvoorbeeld graag witlof verbouwen en het wortelvak onder zijn hoede nemen.”
Verschoor neemt af en toe haar vierjarige kleindochter Leyla mee. “Ga jij eens daaronder kijken wat je kunt vinden,” moedigt Verschoor haar aan en wijst naar de struiken. Leyla duikt in haar regenbroek onder het groen en keert terug met een zoete oranje ananaskers in een stekelig jasje.
Houten bordjes vertellen wat er in de tuin te vinden is: kool, bladgroenten, de kruidentuin en de wortelen. Aan de zijkant zijn kleine lapjes grond voor wie individueel wil tuinieren. De eigenaren hebben provisorisch gemaakte naambordjes in de grond gestoken: Zeynap, Fatima, Latma.
’s Winters wordt alleen op woensdagmiddag tussen één en vier uur gewerkt, in de zomer ook op zaterdag van tien tot één uur. Vast onderdeel is de pauze met thee uit eigen tuin.
In weer en wind
Het vroor dat het kraakte toen Joke Hartmans in februari 2018 voor het eerst een kijkje kwam nemen bij de buurtmoestuin. “Van tevoren heb ik nog gemaild: komen jullie wel bijeen?’ Ja hoor, het ging gewoon door. Ik werd met open armen ontvangen en ben meteen aan het werk gegaan.”
Van Delden, van het type ‘taai en onverschrokken’, stond vorige week nog met Hartmans en vier andere diehards in de stromende regen te werken. Schouderophalend: “Daar kun je je op kleden. Net als met vorst. De grond is tegenwoordig nooit meer zo bevroren dat je niet kunt werken.”
Hartmans begon met een zogenoemd postzegeltuintje, waar je individueel kunt tuinieren, maar stapte al gauw over op de gemeenschappelijke tuin. “Ik vind het leuker om samen te werken. Van tuinieren wist ik in het begin niet zoveel, maar dat leer je vanzelf van de anderen.”
Verschoor knikt: “Je hoeft er niet per se heel goed in te zijn. Dit is een plek voor iedereen. Je kunt ook kleinere dingen doen, zoals schoffelen, onkruid wieden of groenten inpakken.”
Het sociale aspect is voor Hartmans het belangrijkst. “Ik woon aan de overkant van het IJ en leer hierdoor allerlei mensen uit deze buurt kennen. In de zomer zijn er ook veel vrijwilligers met een Turkse of Marokkaanse achtergrond op de tuin. Samen organiseren we activiteiten, zoals het zomerfeest of het oogstfeest. Het brengt mensen bijeen. Bovendien vind ik het een mooi idee dat de buurt kan meegenieten van onze mooie tuin.”
Dan veert ze op: “Daar is Jan van de Voedselbank!” Hij komt elke woensdag rond kwart voor twee om met zijn bus de groenten te halen. “Deze moest ik van Mohammed meenemen!” roept hij en hij houdt een sierlijk, zilveren theepotje omhoog. “Ah, dat is vast voor de muntthee,” zegt Verschoor. “Mohammed zei al dat hij die voor ons zou maken. Dat is zijn trots, want in Marokko maken ze de echte.”
Jan zet het potje neer en loopt handenwringend rond, terwijl de vrijwilligers vlug de groenten – voorzien van naambordjes als ‘rettich’, ‘rammenas’, ‘snijbiet’ en ‘rucola’ – in de kratten doen. “Kan ik alvast met een of twee kratjes gaan lopen?” vraagt hij.
Als een kwartier later alle groenten op weg zijn naar de Voedselbank, hervatten de vrijwilligers hun werk. Ze zitten op hun knieën om knollen uit de grond te halen of staan ijverig te schoffelen.
Aisha sleept onvermoeibaar met een kruiwagen vol houtsnippers. Ze is al drie keer heen en weer gelopen, met in haar kielzog drie kinderen die haar helpen. Hartmans besluit te gaan spitten: “In de winter doe ik het liefst het grove, zware werk. Dan blijf je lekker warm!”