PlusInterview
Joke Middelbeek neemt na 40 jaar afscheid: ‘Het onderwijs lijkt soms een intensieve menshouderij’
Joke Middelbeek (61) zet een punt achter haar lange onderwijsloopbaan, als bestuurder en leraar. Ze zag hoe het vak werd ‘uitgewoond’. Wie kijkt nog écht naar het kind? ‘Het lijkt soms een intensieve menshouderij.’
Terwijl de scholen zich in allerlei bochten wringen om voor volgend jaar weer voldoende leraren voor de klas bij elkaar te sprokkelen, haalt onderwijsbestuurder Joke Middelbeek nog maar eens een vrolijke anekdote op.
Lerarentekort? “Toen ik in 1982 van de Pedagogische Academie in Nijmegen kwam, was er geen baan in het onderwijs te vinden. Via de opleiding hoorde ik van een vacature op een montessorischool in Zeist. Gelukkig staakten de posterijen, waardoor de sollicitatiebrieven van ervaren collega’s niet doorkwamen. Computers waren er nog niet. Met een vriendin ben ik erheen gereden. Zo kwam ik aan mijn eerste aanstelling.”
Bijna veertig jaar werkte Middelbeek in het onderwijs. Als leerkracht, schooldirecteur en, vanaf 2013, als bestuurder van Stichting Westelijke Tuinsteden, die in Nieuw-West zestien basisscholen beheert. Vorige week nam ze afscheid. In al die jaren zag ze het onderwijs langzaam afglijden.
Wat ging er mis?
“Het vak is uitgewoond. Het is niet meer van de leerkracht. De educatieve uitgevers dicteren hoe lesgegeven moet worden. Heb je weleens een handleiding gelezen in het onderwijs?”
Nee.
“Het is schandalig als je ziet hoe hoogopgeleide mensen wordt gedicteerd wat ze in de klas moeten doen. Leerkrachten zijn geperst in een model van gemiddelde kinderen en gemaakt tot uitvoerders van systemen. Wanneer doe je het goed in het onderwijs? Als je leerlingen op het hoogst mogelijke Cito-niveau hebt afgeleverd. Ik vind dat nogal mager. Leerkrachten worden daar onzeker van. En ze hebben altijd haast. Ik ben niet tegen methodes, maar wel tegen handleidingen. Vanaf het begin van mijn loopbaan heb ik al aangeschopt tegen het feit dat wij onze manier van lesgeven hebben weggegeven aan uitgevers.”
Er is gewoon geen moer meer aan, eigenlijk?
“Het onderwijs lijkt soms wel een intensieve menshouderij.” Vlak voor corona uitbrak schokte Middelbeek het land. Onder haar leiding sloten de zestien scholen van Stichting Westelijke Tuinsteden een week lang hun deuren om leraren de tijd te geven om eens goed na te denken hoe het verder moest.
Een provocatie?
Met een voorzichtige glimlach: “Nee, hoezo?”
Nou…
“We hadden net een staking achter de rug, met 10.000 man op de Dam. Er werd een praatje gehouden door deze en gene. We hadden een leuk ochtendje. Maar ik schaamde me dood. Ik dacht: we hebben een lerarentekort en de mensen hier worden met lege handen naar huis gestuurd. We zitten te praten over hoe leuk het onderwijs is, maar het onderwijs is op dit moment helemaal niet leuk. Het lerarentekort hakt er echt in. In de trein terug naar mijn huis in Den Haag dacht ik…”
Eigenlijk moeten de scholen dicht.
“En meteen dacht ik: dit heb ik niet gedacht. Ik schrok er zelf van, maar als ik leerkrachten denktijd wilde geven, moesten de scholen echt minimaal een week sluiten. De situatie was dramatisch. We zaten bijna in een collectieve burn-out. Wat moet je dan zeggen? Vrijdag toch maar even een studiedagje om gezellig met zijn allen na te denken over innovatie? Dat wordt drie keer niks. Het was geen provocatie, maar de inspectie stond wel op de stoep om het uit mijn hoofd te praten. Uiteindelijk begrepen ze het.”
En de ouders?
“Dat viel reuze mee, als je bedenkt dat we 5200 leerlingen hebben. Niemand zal gedacht hebben: fijn dat jullie het doen, maar trammelant heeft het niet gegeven.”
Na zo’n week gaat de zon natuurlijk ook niet meteen schijnen.
“Het is een proces. We hebben het de Week van de Onderwijskwaliteit genoemd. De eerste twee dagen heb ik allerlei emoties langs zien komen. Je wilt niet weten hoeveel jankpartijen er zijn geweest. Op woensdag veranderde er iets. Er kwam ruimte in de hoofden om na te denken over wat we zouden kunnen doen. Er zijn prachtige plannen gemaakt.”
Over samenwerken met de buurt.
“Weet je wat het is: ik woon niet in Nieuw-West. De meeste leerkrachten wonen niet in deze wijk. Als een soort witte kolonisten vertrekken wij ’s avonds weer naar onze eigen omgeving en zeggen we tegen de kinderen: tot morgen. Daarom vind ik het zo belangrijk dat we contact leggen met professionals en bewoners in de buurt. Mensen die met onze leerlingen in dezelfde wijk leven.”
Hulptroepen?
“Dit is duurzaam. Samen Leren in de Wijk is geen noodplan, maar een doorontwikkelplan. We houden niet op als er ooit weer voldoende leerkrachten zijn. De kinderen worden er echt een stuk gelukkiger van. Het maakt hun wereld groter.
We hebben bijvoorbeeld leerlingen geleerd om vragen te stellen. Dat konden ze zo goed dat ze een perskaart hebben gekregen. Je weet niet wat je ziet. Ze zijn zo gegroeid. Eerst dachten ze dat ze niet belangrijk genoeg waren om een vraag te stellen. Daar zijn ze nu wel overheen. Leren en ontwikkelen moet je zien als een geheel, waarbij jeugdzorg, welzijn, wijkprofessionals en de school samenwerken op basis van gelijkwaardigheid.”
Dat noemden ze vroeger de brede school.
“Dan zeg je weer school. Maar ik vind het principieel geen school. Laten we het gebouw waarin dit plaatsvindt de ontwikkelhub noemen. Ik heb geleerd dat als je iets nieuws begint, je er ook een nieuw woord aan moet geven.”
Op haar zesde wilde Middelbeek al juf worden. Op haar manier. Met een cassetterecorder trok ze erop uit om in de bossen rond haar woonplaats Doorwerth dierengeluiden op te nemen. De kinderen uit de buurt moesten vervolgens leren welke vogels er te horen waren. Zelf zocht ze er de juiste plaatjes bij.
“Maar tegen de echte school had ik weerzin,” zegt ze. “Ik zat vaker strafwerk te maken bij de bovenmeester dan dat ik in de klas zat. Het was zo’n christelijke school waar je als meisje in het malletje moest passen van het meisje op een christelijke school. Zo’n meisje was ik niet. Ik hield ervan om in bomen te klimmen of te voetballen.”
“Thuis had ik een geheim laatje met draadjes, lampjes en stekkertjes. In het schuurtje stond de gereedschapskist van mijn opa. Ik vond het fijn om te knutselen, en mijn moeder werd alleen maar kwaad als ik de stoppen voor de zoveelste keer liet doorslaan. Volwassenen? Ze keken niet. In die kist zat een flesje kwik. Daar speelde ik mee, met van die balletjes. Dat is natuurlijk hartstikke giftig, maar niemand die er acht op sloeg.”
Een kind dat niet werd gezien?
“Ze hebben me gewoon gemist. Ik had een van de hoogste Cito-scores van de school. Toch moest ik naar de mavo. Daar regende het achten, negens en tienen. Niemand die het zag. Ik had steeds het gevoel: ik ben niet in beeld.”
Omdat u een meisje was?
“Omdat ik uit een probleemgezin kwam. Mijn vader was melkboer, dus iedereen in het dorp kende hem. Hij had een alcoholprobleem. In zijn eerste huwelijk had hij zijn vrouw mishandeld en in het tweede was het niet anders. Mijn moeder werd echt geslagen. Dat krijg je mee als kind. Er was altijd spanning. In mijn puberteit escaleerde het. Mijn ouders gingen scheiden en het gezin spatte uiteen. Mijn zus vluchtte in het huwelijk, mijn broertje ging naar een pleeggezin. We zien elkaar nu niet meer.”
“Zelf heb ik mijn tas gepakt en ben ik naar de onderwijzer van mijn broertje gegaan. Die had weleens gezegd: als het te moeilijk wordt, kun je bij ons komen. Hij woonde met zijn vrouw in Bennekom. Ze hadden zelf geen kinderen, dus wat doe je dan? Een hond nemen of een pleegkind. Het pijnlijke was: die pleegmoeder werd na twee jaar alsnog zwanger en toen paste ik niet meer in het plaatje. Op mijn zeventiende zat ik op kamers in Oosterbeek. Maar goed, die mensen hebben mij wel geholpen een brug te slaan naar een ander milieu.”
Was er op de school dan niemand die ingreep?
“Ik ben nog eens op bezoek geweest bij die bovenmeester, toen ik zelf inmiddels directeur was van een school in Huizen. Hij herkende me meteen en vroeg wat ik was geworden. De toon verraadde al dat hij er niet veel van verwachtte. Hij viel van zijn stoel. Ik heb hem gevraagd: die situatie bij ons thuis, wist u dat nou? Niet om aan te klagen, ik wilde het gewoon even scherp hebben. Ze hebben met zijn allen gewoon de andere kant op zitten kijken, maar zijn verweer was dat ze zich niet met de thuissituatie mochten bemoeien.”
Daar kun je wat van vinden.
“Ja, daar kun je wat van vinden. De weg van de minste weerstand. Toen ik het onderwijs in ging, heb ik me voorgenomen: in mijn klas geen kind dat zichzelf niet kan zijn. Dat had mij te lang parten gespeeld. Ik vier echt de uniciteit. Ik vind het geweldig als mensen anders zijn. Ik ben dol op kinderen die buiten de lijntjes kleuren. Dan denk ik: hoe leer jij nou? Hoe zit dat bij jou? Bij sommige kinderen zie je het al aan hun oogopslag. Dat je denkt: daar moet ik even naartoe, daar is iets mee.”
Daar moeten we naar de thuissituatie kijken.
“We moeten naar het geheel kijken. Dat werd me pijnlijk duidelijk toen ik nog in het Haagse onderwijs werkte. Daar was een bijeenkomst met schooldirecteuren over het programma Weer Samen naar School. Als je een vraag wilde beantwoorden met ja ging je staan, anders bleef je zitten. Ze vroegen: heeft u weleens een leerling doorverwezen naar het speciaal onderwijs? Iedereen staan. Had dat te maken met gedrag? Weer ging iedereen staan. Kent u ook de hobby’s van die kinderen? Iedereen bleef zitten. Ongelooflijk. Waar kijk je dan naar als je een kind ziet?”
Met haar twee zonen heeft ze haar eigen pedagogisch-didactische speeltuin gehad, zegt Middelbeek. De oudste, hoogbegaafd, vertrok na een studie politicologie naar Portugal om olijfboer te worden en met vrouw en kind in een yurt te gaan wonen. “Aan kapitalisme doen ze daar niet. We zien hem voor het eerst gelukkig.”
De jongste raakte verstrikt in zijn leerprobleem, nonverbal learning disability. “We hebben hem echt van het ROC afgetrokken. Ook hij was doodongelukkig. Kwam hij thuis: ik kan niets wat anderen kunnen. Toen hebben we hem op een particuliere opleiding voor sport en bewegen gedaan. Nu is hij windsurfleraar.”
Ze wil maar zeggen: er is meer onder de zon dan taal en rekenen.
Heeft u bewust voor het onderwijs gekozen?
“Ik was teleurgesteld in volwassenen, zeker toen. Ze waren er niet voor mij toen het nodig was. Met kinderen had ik dat probleem helemaal niet. Ik vond ze ontwapenend. Ik voelde me er veilig en prettig bij. Het gevoel dat je jezelf kunt zijn zonder dat er meteen een of ander oordeel komt. Zo denken kinderen namelijk niet.”
Kunt u zich uw eerste keer voor de klas nog herinneren?
“Toen ik in Arnhem stage liep. Een harde confrontatie met het feit dat je nog geen relatie met die kinderen hebt opgebouwd. Dat je zegt: blijf nou eens even stil zitten, en dat er dan niks gebeurt. Echt kansloos. Een muur. Je hebt even tijd nodig om te leren hoe je daar doorheen moet breken, zeker als je het doet zoals ik het wilde: niet vanuit de autoriteit. In Arnhem liep ik alleen stage op christelijke scholen. Ook daar werd ik weer niet gezien. Voor vrouwen was alleen plek in de onderbouw. Er was maar één leuke school, een jenaplanschool.”
Wat waren uw verwachtingen van het onderwijs?
“Ik wilde de wereld verbeteren, te beginnen bij mezelf. In de klas. Ik wilde ook naar Afrika met het idee: de kinderen in Nederland komen er ook wel zonder mij, daar hebben ze me echt nodig. Uiteindelijk heb ik gekozen voor het montessori-onderwijs. Daar ging het tenminste niet om de Cito-toets en het gemiddelde kind. Ik krijg daar dus echt jeuk van. Als je me vraagt: waar haak je af? Dat is het moment dat we kinderen langs de meetlat van het Cito gaan leggen. De hoogste score op taal en rekenen, alsof iemand alleen talenten kan hebben op die twee onderdelen.”
Het is wel bepalend voor de vervolgopleiding.
“Ik heb me daar altijd tegen verzet. Waarom zou je meedoen aan het dansje dat de Cito-score leidend is voor het levensgeluk van je kind? Dan zie je een kind als product. Terwijl ik denk: een kind moet niet alleen kennis opdoen, maar ook leren wie hij is en hoe hij om moet gaan met zijn omgeving. Als die zaken niet in balans zijn, krijg je het soort volwassenen waar we het nu lastig mee hebben.”
“Kinderen hier in Nieuw-West hebben echt meer nodig als het gaat om persoonsvorming en socialisatie, want dat krijgen ze van thuis onvoldoende mee. Maar wat zeggen wij dan: nog meer taal, nog meer rekenen, nog meer kennis. Terwijl we zouden moeten bedenken: hoe zorgen we ervoor dat zo’n kind beter in zijn vel komt te zitten, zodat het meer open komt te staan om te leren? Ik ken geen cynische kleuters. Wijs me er maar een aan. Maar cynische tienjarigen hebben we hier zat. Dat gaat me aan het hart. Ik denk dan: hoe zetten we zo’n kind goed aan?”
En dan heb je niet zoveel aan het Cito?
“Dan heb je geen bal aan het Cito. Leren is niet: de hersenpan optillen, kennis erin gieten en de hersenpan weer sluiten. Wij geven hier de stem en het vertrouwen aan de leerkracht. Die weet wat er moet gebeuren. Als bestuur zeg ik: dit zijn de randen van het zwembad. Hoe je daarin gaat zwemmen maakt mij niet uit, als je als leerkracht maar kunt verantwoorden dat jouw manier van werken optimaal past bij het leren en ontwikkelen van de kinderen die aan jou zijn toevertrouwd.”
Alle macht aan de leraar?
“Daar gaat het me niet om. Het gaat om eigenaarschap. Als je vindt dat lesgeven een vak is, blijf er dan vanaf. Ik vind oprecht dat het de leerkracht is die de kwaliteit van het onderwijs bepaalt.”
U zult ze toch ergens op moeten afrekenen.
“Dat woord gebruiken wij hier dus niet. Als het niet goed gaat, spreek je iemand aan. En als het niet goed blijft gaan, nodigen we hem uit elders zijn heil te zoeken. Vergeet niet dat aan elke leraar een groep kinderen hangt. Dat zijn prima barometertjes om te kunnen zien of ze tot leren en ontwikkelen komen.”
In Nieuw-West heeft u te maken met achterstanden.
“Ten opzichte van wat?”
Ten opzichte van de rest van de stad.
“Maar waarin zit dan de achterstand?”
In taal, opleiding, inkomen, kansen op de arbeidsmarkt.
“Dat zijn behoorlijk mentale modellen. Als je zo naar de wereld kijkt, help je de kinderen hier niet. Je ziet niet de kansen van het kind, alleen de problemen. Hoe vaak gebeurt het niet dat de kinderen hier op hun donder krijgen om wie ze zijn? Ik heb dat losgelaten. Toen ik hier in 2013 kwam, waren de mores echt: we moeten die zielige allochtonen redden, als je aan onze kant van de Ring bent geboren ben je kansloos. Terwijl, sorry hoor, dat bepalen wij kennelijk als volwassenen. Zo denken de kinderen zelf helemaal niet. Die komen hier uit het ei en denken: wat gaan we voor leuks doen?”
Herkent u zichzelf in de kinderen van Nieuw-West?
“Voor een deel. Soms herken ik iets waarvan ik denk: oeps.”
Dat heb ik ook meegemaakt.
“In de zin van: niet gezien worden. Dat is de reden dat ik ga voor kinderen die ik niet zomaar in een keer begrijp. Dan denk ik: wat gebeurt hier?”
Joke Middelbeek
10 april 1960, Arnhem
1966-1972 Rehobotschool, Doorwerth
1972-1977 Redichemcollege (mavo), Oosterbeek
1977-1980 Dunocollege (havo), Doorwerth
1980-1983 Pedagogische Academie, Nijmegen
1983-1989 Groepsleerkracht Openbare Montessorischool, Zeist
1989-1995 Groepsleerkracht, adjunct-directeur montessorischool De Gouden Kraal, Huizen. Bovenschools directielid montessorionderwijs Huizen
1994-1996 Opleiding schoolleider primair onderwijs, Hogeschool Tilburg
1997-2000 Directeur Openbare Montessorischool Valkenbos, Den Haag
2000-2005 Interimmanager openbaar onderwijs, Den Haag
2005-2010 Algemeen directeur stichting Klasse, Gouda (22 scholen)
2011-2012 Teamleider onderbouw vmbo, scholengroep Zuid-West, Den Haag
2013-2021 Bestuurder Stichting Westelijke Tuinsteden, Amsterdam (16 basisscholen)
Joke Middelbeek woont met haar man Len in Den Haag. Ze hebben twee zonen (29 en 33 jaar).