PlusPortretten
Hoe gaat het met de Amsterdammers die de stad verlieten? ‘In het begin dacht ik: wat hebben we gedáán?’
Stijgende huizenprijzen, behoefte aan meer groen of helemaal klaar met de overlast: de redenen om uit Amsterdam te vertrekken zijn divers. Waar gaan stadverlaters naartoe? En hoe bevalt het?
Veel Amsterdammers moeten er niet aan denken, maar Hester Booi (40), senior onderzoeker bij de dienst Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) van de gemeente Amsterdam, kan zich best voorstellen dat mensen de stad uit gaan. Ze doet sinds veertien jaar onderzoek naar Amsterdamse woonmigratie en heeft uiteenlopende redenen om te vertrekken in kaart gebracht. “Amsterdam is de nationale koploper wat betreft verhuisgeneigdheid,” zegt ze. “Het is hier nu eenmaal moeilijk om iets groters te vinden, dus kijken mensen verder. Er zijn ook Amsterdammers die weggaan omdat ze ‘hun’ stad niet meer herkennen, bewust buiten gaan wonen of een tuin willen als er eenmaal kinderen zijn. Tja, daarvan zijn er niet zo veel in de stad.”
Volgens het onderzoek Woonwensen en recent verhuisden uit 2019, gehouden onder 31 gemeenten rondom Amsterdam, verlieten tussen 2017 en 2018 18.600 huishoudens de hoofdstad – 2700 meer dan in de twee jaar ervoor. Vooral jongeren, gezinnen en senioren vertrokken. Paradoxaal genoeg wordt deze stijging volgens Booi veroorzaakt doordat er in Amsterdam alsmaar bewoners bij komen, een ontwikkeling die ook internationaal gaande is. “Grote steden zijn aantrekkelijke woonmilieus geworden en trekken veel jonge, hoog opgeleide mensen aan. Zo zien we sinds 2000 steeds meer gentrifier families: hoogopgeleiden die ook na de komst van kinderen graag in de stad willen blijven en genoegen nemen met een relatief kleine woning. Maar álle groepen zijn gegroeid. We zien ook een stijging van singles, eenoudergezinnen, expats en mensen die komen voor shortstay. De vraag naar woningen groeit sneller dan het aanbod, waardoor de druk op de woningmarkt natuurlijk toeneemt. Ben je bereid om de stad te verlaten, dan vergroot je je mogelijkheden.”
Massale uittocht
Mensen met lagere inkomens verhuizen betrekkelijk vaak naar Zaanstad, Almere en Purmerend, de hogere inkomens trekken onder meer naar Amstelveen, Haarlem, Hilversum en Gooise Meren. Opvallend is dat huishoudens met een niet-westerse migratieachtergrond vaak blijven zitten waar ze zitten. “Bij hen ligt de verhuisdynamiek lager en ze zijn relatief sterk op de stad gericht,” zegt Booi. “Een deel zou misschien best buiten Amsterdam willen wonen, maar ontbeert de financiële middelen om te kopen. Tijdens de crisis van 2008-2014 stagneerde het aantal verhuizingen, daarna nam het sterk toe – en de huizenprijzen ook.”
Samen met Lia Karsten deed Hester Booi specifiek onderzoek naar de verhuisbeweging van gezinnen. Tussen 2017 en 2018 verlieten 7700 gezinnen met kinderen tot 12 jaar de stad, terwijl dit er in de periode 2005-2006 ‘slechts’ 5200 waren. Toch had deze uitstroom weinig invloed op het totale aantal gezinnen in de stad. “Amsterdam is een studentenmagneet en trekt ook steeds meer expats aan,” verklaart Booi. “Al die mensen starten op den duur nieuwe gezinnen, wat ervoor zorgt dat de cijfers in absolute getallen praktisch gelijk blijven. Omdat de overige bevolkingsgroepen blijven groeien, kan dit op den duur wel leiden tot verhoudingsgewijs minder kinderen in de stad. Of dat erg is? Dat hangt ervan af wat voor stad je wilt zijn. Een plek voor iedereen of een plek waar sommige groepen domineren.”
Karsten en Booi onderscheiden drie groepen stadverlaters. De pragmatici, die waren gebleven als ze een woning hadden kunnen vinden in Amsterdam, maar tevreden zijn gezien de omstandigheden; de groep die het vertrek nog steeds spijtig vindt en vooral wegging door een ‘displaced’ gevoel, bijvoorbeeld vanwege het toegenomen toerisme, en de Happy Movers, die altijd al van plan waren om de stad ooit te verlaten en gemiddeld verder weg trekken. “In alle gevallen zijn de huizenmarkt en financiële mogelijkheden doorslaggevend,” zegt Booi. “Maar of een verhuizing goed uitpakt, hangt sterk samen met je eigen instelling. Voor mensen die dolgraag hadden willen blijven, kan het een beslissing zijn die ze betreuren.”
Het beeld dat corona een massale uittocht heeft veroorzaakt, klopt niet volgens Booi. “De kranten stonden er vol mee, maar de cijfers staven dit niet. De trend om te vertrekken, was al ingezet. Wel zien we een grotere bereidheid om in Amsterdam te blijven werken en elders te gaan wonen – zeker als de nieuwe woonplaats goed is aangesloten op het openbaar vervoer.” Iets waar Booi zich helemaal in kan vinden: ook zijzelf zoekt woonruimte buiten de stad. “Voor mijn werk zal ik verbonden blijven aan Amsterdam, maar ik wil meer ruimte en groen. Moeite met vertrekken heb ik niet. Ik heb het leuk gehad, nu is het tijd voor iets nieuws.”
‘Ook buiten de stadsgrens gebeuren spannende dingen’
Wie: Tatjana Quax (53, styling director) en Ben Lambers (52, art director en fotograaf)
Van: een bovenwoning van 140 m2 in de Sarphatibuurt
Naar: een boerderij van 300 m2 met 3 ha eigen grond in Oostknollendam (sinds 2019)
Ben: “Twintig jaar geleden verlieten we Amsterdam ook al eens voor Oostknollendam. Een collega woonde er en ik maakte vaak grapjes over die dorpse naam, tot we er eens doorheen reden. Wow, wat een plek, dacht ik. Het is een idyllisch lintdorp, grenzend aan beschermd vogelgebied. Ik zag onze twee zoontjes daar al slootje springen en zei tegen die collega: ‘Als er ooit iets vrijkomt, tip me dan.’ Niet veel later woonden we er.”
Tatjana: “Onze kinderen gingen naar een soort Kleine huis op de prairie-schooltje. Superschattig, maar naarmate ze ouder werden, lonkten de faciliteiten van Amsterdam. We gingen terug en werden een van de eerste bewoners van IJburg. Inmiddels hadden we een bureau voor visuele communicatie en dat had baat bij de stad – Studio Aandacht Amsterdam klinkt toch wereldser dan Studio Aandacht Oostknollendam. Ook voor de jongens was het geweldig. Het Spinoza Lyceum had een kunstklas, ze konden naar Paradiso en de Melkweg… Nadat onze oudste eindexamen had gedaan, verhuisden we naar een bovenhuis in de Sarphatistraat, die de hotspot werd van hun vrienden.”
Ben: “Daar begon het te knagen. Op het kruispunt onder ons raam zag ik dagelijks een krioelende mierenhoop van mensen. Iedereen had haast. We werkten veel in Rotterdam, ik stond vaak in de file en was ’s avonds te moe voor de film of het theater. Ik voelde me opgejaagd en kreeg behoefte aan een rustpunt. Dus toen ik ontdekte dat het mooiste huis van Oostknollendam te koop stond, was de keuze snel gemaakt.”
Tatjana: “We hebben nu alles op één locatie: woonruimte, een daglichtstudio voor fotografie en een tuinhuis voor logees. De tijden zijn veranderd: tegenwoordig vinden klanten het juist interessant dat we níet in de stad zitten. We lunchen tussen de lammetjes die de boer op ons land laat grazen en je wordt hier vanzelf creatief; in de natuur gaat je hoofd als het ware open. Onze zonen wonen sinds kort in Amsterdam en Rotterdam, maar komen graag thuis. En in coronatijd kwamen veel vrienden hier letterlijk even lucht happen – de dokter kwam langs op de brommer om iedereen te testen. We zijn in een kwartiertje in Amsterdam, maar liever blijven we hier. Amsterdammers denken vaak dat de wereld stopt bij de stadsgrens, maar ook daarbuiten gebeuren spannende dingen. Met vijftig man in het dorpshuis naar Sven Ratzke kijken, dat is zó bijzonder.”
‘Mensen kijken je hier raar aan als je een praatje begint’
Wie: Jill van der Veen (32, massage- en hypnotherapeut voor zwangere vrouwen en moeders) en zoon Liam (3)
Van: een kamer van 25 m2 in een woongroep op de Wallen
Naar: een appartement van 80 m2 in een woon-community in Haarlem (sinds 2019)
“Toen ik zwanger raakte, wist ik dat ik de Wallen moest verlaten. Omdat ik mijn kind niet wilde laten opgroeien tussen de vrijgezellenfeestjes, maar ook omdat dat de afspraak was: ik leefde in een kinderloze woongroep. Uiteraard heb ik in Amsterdam gezocht, maar algauw ook daarbuiten. Ik schreef me overal voor in: tiny houses, woningruil, een tijdelijke yurt in Abcoude… De vader van Liam, met wie ik niet meer samen was, bood me zijn huis in Almere aan, maar ik weet wat ik nodig heb: een plek met een ziel. Vijf dagen nadat Liam werd geboren, werd ik uitgenodigd om op ballotage te komen bij een woon-community in een voormalig klooster in Haarlem. Een bouwval, maar het zou helemaal gerenoveerd worden. Op goed geluk zei ik ‘ja’.
Op de dag van de verhuizing zag ik dit appartement voor het eerst. Ik kon bijna niet geloven hoe mooi het was geworden. Achteraf denk ik dat het ‘gemanifesteerd’ heb, door een wensenlijst te maken. In het centrum, maar aan een verscholen binnenplaats. Veel contact met de buren, maar anders dan in Amsterdam heeft iedereen zelfstandige woonruimte en delen we geen badkamer. De huurprijs is hoger dan ik wilde, maar ik kan het betalen omdat hier ruimte is voor een praktijk aan huis en ik mijn Amsterdamse werkruimte dus kon opzeggen.
Haarlem stond niet in mijn top 3, maar bevalt boven verwachting. Het is een mooie stad, superkindvriendelijk en het strand is op fietsafstand. Echt een plek waar je een kindje wilt laten opgroeien. Ik voel me hier veilig. Hoogzwanger in Amsterdam kwam ooit een lunatic op me af gestormd en kon ik net op tijd mijn huis in vluchten, dat zal hier niet snel gebeuren. Ook als ondernemer bleek de verhuizing een goede stap: half Haarlem is zwanger, opeens woon ik middenin mijn doelgroep. Wat ik wel mis, is de trigger van het leven. Amsterdam staat altijd áán en gaf me energie, hier moet ik dat gevoel zelf gaan creëren. Daar moet ik mijn weg nog in vinden. Onbekenden kijken je hier raar aan als je een praatje begint, maar daar trek ik me niets van aan. Eigenlijk is er maar één nadeel: Liams vader zou in de buurt komen wonen, maar we zijn al bijna drie jaar aan het zoeken en hij komt er niet meer tussen.”
‘De eerste twee maanden dacht ik: wat hebben we gedáán?’
Wie: Theunis Zijlstra (46, theatertechnicus) en Margot Schaap (35, scenarist en regisseur), en hun drie dochters Fiene (6), Marie (4) en Cato (1,5)
Van: een bovenwoning van 72 m2 in De Pijp
Naar: een jaren 30-huis van 100 m2 met tuin in Zutphen (sinds 2019)
Theunis: “We woonden in de voormalige eau de cologne-fabriek 4711 aan de Frans Halsstraat. Ooit een kraakpand met roemruchte feesten, daarna verbouwd tot appartementencomplex met gemeenschappelijke tuin en ruimte voor bijeenkomsten. Een veilige haven in de stad, maar wel gesitueerd tussen het Rijksmuseum en de Heineken Experience. Zodra je de deur uit stapte, werd je omringd door toeristen en dagjesmensen. Om ons heen kwamen expats en rijke tweeverdieners wonen, en we voelden ons steeds minder thuis. Daarbij was ons appartement een soort gouden kooi. De huur was laag, maar je bouwt niets op. Dus besloten we te vertrekken voordat onze oudste dochter naar de basisschool zou gaan.
Dat kopen in Amsterdam financieel onmogelijk was, wisten we. Vanaf het begin hebben we daarom gezocht in de ring eromheen. Maar alles was te duur en die ring werd steeds groter. Na tweeënhalf jaar kwam Zutphen in beeld. Daar was ik voor mijn werk bij Internationaal Theater Amsterdam (ITA) weleens geweest en toen was de relaxte sfeer me al opgevallen. Zutphen is een mooi hanzestadje, dat bijna Frans aanvoelt. Margot kende de Achterhoek omdat haar grootouders er vroeger een vakantieboerderij hadden, en zag het ook wel zitten. We deden een bod op een rijtjeshuis en toen de bedenktijd was verstreken, zeiden we tegen elkaar: ‘Kennelijk gaan wij hier wonen’.
We verhuisden in de zomervakantie, iedereen was weg. Wat hebben we gedáán? dacht ik de eerste twee maanden. Maar toen de school begon, ontmoetten we allemaal aardige ouders – vaak eveneens afkomstig uit de Randstad – en werd het hier leuk. Oké, Zutpen ís een beetje saai; op zondag kun je hier een kanon afschieten. Ik mis al die gekke Amsterdammers en de vele eet- en koffietentjes, voor een concert moet ik naar Deventer. Maar daar staat veel tegenover. Onze dochters – we hebben er inmiddels drie – kunnen straks lopend naar de vrije school en hebben een tuin met schommel en glijbaan. Voor Margot bouwden we in coronatijd een tuinhuis, waar ze sindsdien heerlijk werkt. Zelf vind ik het prettig dat mensen hier de tijd nemen; daardoor ga je vanzelf een versnellinkje lager. Voor de verhuizing was ik al gestopt bij ITA, omdat ze vaak in het buitenland speelden. Nu werk ik met veel plezier bij theatergezelschappen in de regio. Zonder kinderen waren we hier nooit naartoe gegaan, maar inmiddels wil ik niet meer terug. We dromen zelfs van een volgende stap: een huisje in het bos.”
‘Pas als je weg bent, zie je wat Amsterdam doet met je stressniveau’
Wie: Bart van Riel (62, beleidsmedewerker SER) en Margreet Jansen (59, coach en loopbaancoach)
Van: een appartement van 117 m2 aan de Amstel
Naar: een twee-onder-één-kapwoning van 130 m2 in Ilpendam (sinds 2017)
Bart: “21 jaar lang hadden wij het mooiste uitzicht van Amsterdam: aan de voorkant de Amstel en Hotel De L’Europe, aan de achterkant de torentjes van Tuschinski. We gingen vaak uit eten en naar jazzconcerten, en genoten van het stadsleven. Het omslagpunt kwam rond 2015. De stad werd steeds drukker en we ervoeren geregeld overlast, vooral van toeristen. Drukte hoort erbij, maar dit werd te gek. Nachtenlang hoorden we dronken en highe gasten schreeuwen, en toeristen zetten hun vuilnis neer wanneer het hén uitkwam. Melding doen had geen zin. Nadat we eens een weekendje op Texel waren geweest, stond het vuil letterlijk drie meter hoog op onze stoep. Ik bood de vuilophaaldienst aan om te helpen opruimen, maar dat mocht niet.
Op zoek naar rust weken we steeds vaker uit naar Waterland. Slechts tien kilometer verderop, maar wát een verschil. Het is er groen, schoon en ongelooflijk rustig. Een geweldige plek voor een vakantiehuisje, zeiden we vaak tegen elkaar, maar uiteindelijk gingen we er permanent wonen. De druppel was het taxigetoeter wanneer het Rembrandtplein ’s nachts leegstroomde. Ik hield een enquête onder buurtbewoners en zo brachten we gezamenlijk in kaart waar het probleem zat. We meldden het stadsbestuur dat het zou zijn opgelost als ze om vier uur ’s ochtends een handhaver neerzetten in de Halve Maansteeg, maar daar werd niets mee gedaan. Toen dacht ik: bekijk het maar. Een stad die haar bewoners zo afscheept, dat kán niet.
Margreet is geboren en getogen in Amsterdam en zag enorm op tegen verhuizen. Maar al snel was ook zij helemaal om. Amsterdam doet iets met je stressniveau en dat zie je pas als je weg bent. Ik was eraan gewend om van de sokken gereden te worden, maar heb geen zin meer in die agressie. Hier voelt het altijd als vakantie. Wij wonen op een dijk en zien in de verte de kerkjes van Monnickendam en Edam. Fiets je door de straat, dan zegt iedereen gedag. Achterin de tuin is een trappetje naar de Purmerringvaart, waar ik regelmatig zwem. En we lopen niets mis. Vroeger wandelde ik naar Aurora voor een nieuw lampje, nu bestel ik het gewoon online. Dankzij de Noord/Zuidlijn staan we in een kwartier op de Prins Hendrikkade en lopen we zo door naar een jazzconcert in de Cotton Club of de Engelbewaarder. We zijn misschien wat eerder vertrokken dan we van plan waren, maar hebben absoluut geen spijt.”
‘Ik voel de vibe van Oost niet meer’
Wie: Jeroen Snip (45, geluidstechnicus) en dochter Rosie (8)
Van: een appartement van 110 m2 in Oost
Naar: een benedenwoning van 100 m2 in Bussum (weg sinds 2016, sinds 2020 hier)
“Op mijn achttiende kwam ik vanuit Lelystad naar Amsterdam om te studeren. Ik ging drummen in een Amsterdamse punkrockband en voelde dat dit mijn plek was. Vooral stadsdeel Oost, dat toen nog iets rauws had. In 2007 kochten mijn toenmalige vriendin en ik er een appartement, waar onze dochter Rosie werd geboren. Het was een gelukkige tijd, maar na zeven jaar gingen we uit elkaar. En had ik een woonprobleem.
Ik wilde dicht bij mijn dochter blijven, maar kon niets vinden. Ik sliep bij een vriend op de bank en belandde daarna in Utrecht, in een huis vol anarchistische, ecologische actievoerders – overal lagen chemicaliën om stinkbommen mee te maken. Het waren sympathieke gasten en Rosie was welkom, maar voor haar wilde ik iets anders. Ik huurde een kamertje bij een kennis in Amsterdam-Oost, zat een jaartje antikraak in een vervallen jaren 20-villa in Utrecht en ben ten slotte via een vriendin terechtgekomen in Bussum, wat handig was voor mijn werk als geluidsman bij film en tv.
Ik woon nu in een voormalige nachtclub: een benedenetage met een kelder waar ik 120 decibel kan produceren zonder dat iemand er last van heeft. Het voelt alsof dit huis míj heeft gevonden, zo goed past het bij me. Ik huur van een particulier die een schappelijk maandbedrag vraagt en ken al mijn buren. Bussum is een fijn dorp. Kleinschalig, met een mooie historie, winkels met goede spullen en een hoog serviceniveau, én een goede coffeeshop. Het is ook een duur dorp, dus ik kook altijd zelf, terwijl ik in Amsterdam graag take away haalde. De bevolking is nogal homogeen, maar iedereen laat elkaar zijn ding doen. Als ik in de deuropening sta en op hoog volume zware dubmuziek draai, steken veel mensen hun duim op.
Terug naar Oost wil ik niet. Ik voel de vibe niet meer en veel dingen daar herinneren me aan wat ik ben kwijtgeraakt. Ik zit nu ook in een andere levensfase. Nachtenlang doorhalen boeit me niet meer, ik wil er gewoon zijn voor Rosie. Zij vindt het geweldig dat ze hier een eigen kamer heeft en in vijf minuten op de hei staat, zelf ben ik rust en ruimte ook meer gaan waarderen. Sinds ik last kreeg van een heupgewricht zit ik in de Ziektewet en biedt Bussum werktechnisch dus geen voordeel meer. Maar ik blijf. Onlangs heb ik me opgegeven als vrijwilliger in het lokale Indische verzorgingstehuis, zo kan ik iets terug doen.”
‘We hadden nooit moeten weggaan’
Wie: Sara Valero (51, docent Spaans en life coach) en Lucas Fraats (47, IT-er bij een energiebedrijf)
Van: een appartement van 90 m2 in het Oostelijk Havengebied
Naar: een benedenwoning met patio van 127 m2 in Arnhem (weg sinds 2016, hier sinds 2019)
“Vanaf de eerste keer dat ik op vakantie was in Amsterdam, in 1989, wilde ik er wonen. Ik was achttien en woonde nog thuis in pre-Olympisch Barcelona, destijds een conservatieve provinciehoofdstad. Amsterdam was een totaal andere wereld, vol punkers en kraakpanden, waar alles mogelijk leek. Op mijn twintigste lukte het voor een jaartje. Ik werkte onder meer als kamermeisje en serveerster, en verhuisde een keer of zes, zeven, steeds naar tijdelijke kamers. Daarna ging ik weer naar Barcelona. Ik trouwde, kreeg een dochter, en hoopte dat we op een dag met z’n drietjes naar Amsterdam zouden verhuizen. Maar hij wilde niet.
In 2012 kwam ik terug, inmiddels gescheiden. Ik beschouw mezelf niet als een expat, want ik ben niet ingehuurd door een bedrijf. Ik ben eerder een immigrant vanwege de liefde – voor een stad in mijn geval. Later kwam daar Lucas bij. We huurden een appartement met uitzicht op het IJ, waar we best blij mee waren. Maar het kostte 2000 euro per maand en de bootterminal vlakbij onze woning veroorzaakte zo veel luchtvervuiling dat we vaak ziek waren. Toen we in 2016 op zoek gingen naar een eigen huis, raakten we algauw gefrustreerd. Iedere etage waarop we boden, ging ver boven de vraagprijs weg. Op een dag keek Lucas op Funda wat we voor 350.000 euro konden krijgen in zijn geboortedorp Eijsden. Een voormalig station uit 1895 van 400 m2, zo bleek. Meteen begonnen we te fantaseren over een B&B en een landelijk leven, en uiteindelijk waagden we de sprong.
Lucas bleef in Amsterdam werken en reisde een paar dagen per week drie uur heen en drie uur terug. Ik runde de B&B. Een groot succes, we behaalden een 9,6 op Zoover. Maar we bleven daar buitenstaanders en ik vereenzaamde. In 2019 verhuisden we daarom naar Arnhem, waar Lucas’ kinderen wonen. We hebben een mooi benedenhuis, vlakbij Park Sonsbeek, en omdat hier sinds corona allemaal Amsterdammers heen komen, is het is nu al een ton meer waard. Maar Arnhem voelt evenmin goed. In een bruisende stad wonen mensen uit alle windstreken, die allemaal hun eigen invloeden meebrengen. Dat heb je hier niet. Ik snap inmiddels waarom Hollanders op vakantie altijd zeggen dat ze uit Amsterdam komen. De mentaliteit, dynamiek en mensen daar vind je nergens anders. We hadden nooit moeten weggaan, want nu we eenmaal zijn gewend aan ruimte, willen we al helemaal niet meer de hoofdprijs betalen voor een bezemkast.”