PlusExclusief
Het Concertgebouw heeft een nieuwe vleugel uit de Steinwayfabriek: ‘Ik zet ’m in de Ferraristand’
In de vleugelberging van het Concertgebouw komt de geur van blank hout en verse pianolak je tegemoet. Onlangs is er een nieuwe Steinway aangekocht, een instrument voor de groten der aarde die Beethoven en Schubert wakker kussen. ‘Een vleugel is een zaak van leven en dood.’
Een schemerdonkere zaal, alleen een spotje gericht op het podium, op de meesterpianist achter een grote, zwarte vleugel. Wat is dat voor instrument, en hoe komt het daar? Eens in de zoveel tijd neemt een select gezelschap vanuit het Concertgebouw een retourtje Hamburg, naar de Steinwayfabriek. Onder hen al drie decennia pianotechnicus Michel Brandjes (61). Hij luistert met het oor van de pianisten voor wie hij sinds jaar en dag de instrumenten afstelt.
“Als warme broodjes komen ze uit de fabriek,” zegt Brandjes. “Ze staan op een rijtje klaar om getest te worden. Voor de Grote Zaal zoeken we een nobele leeuw. Het instrument moet krachtig zijn, maar ook kunnen fluisteren en zingen. De vleugels, met de hand en machinaal gemaakt, zijn allemaal even fantastisch, en toch zitten er kleine verschillen tussen. Ik let vooral op het hoge register, rechts van het sleutelgat, daar waar het geluid van de dure sopraan zit. Dat zangerige gedeelte is het delicaatste en moet superieur klinken. De bas, met een meer dienende rol, is eigenlijk altijd goed.”
“Een jonge vleugel kan verticale klankkolommen produceren, dan hoor je het hoge register als een massa van geluid, zeer geschikt om het verre balkon in de Grote Zaal mee te bereiken. De klank glinstert en sprankelt. Na zo’n tien jaar verhuist de vleugel naar de Kleine Zaal. Daar zijn de afstanden van het podium tot de achterste rij veel kleiner, je hebt daar een instrument nodig met diezelfde glinstering, maar met een meer horizontaal, gelaagd geluid dat in jaren is ontstaan, geschikt voor kamermuziek.”
Vleugelpark
Op z’n kant wordt de kersverse concertvleugel – prijs ruim 160.000 euro – via de achteringang op een karretje het Concertgebouw binnengerold. De truck, met stootbumpers in de laadruimte, heeft het instrument vervoerd van Hamburg naar Amsterdam. De poten komen apart mee, die worden er later onder geschroefd.
Onder het podium van de Grote Zaal bevindt zich een klein vleugelpark. Daar staat, gescheiden door horizontale tussenschotten, een aantal exemplaren. Een instrument voor wisselende stemmingen bijvoorbeeld: gaat er een stuk van John Cage, waarvoor gummetjes en schroefjes tussen de snaren geplaatst moeten worden om een experimenteel klankeffect te bereiken, dan wordt die vleugel erbij gepakt. Ook is er nog het kleinere orkestexemplaar, voor als de componist een pianopartij in zijn orkestwerk heeft voorgeschreven.
Maar de kroonjuwelen, die bevinden zich in de vleugelberging, naast de podiumlift: twee stuks voor de grote solisten. De linker is de nieuwe aanwinst, die glimt extra. Fluwelen sokjes om de poten. Brandjes, altijd gekleed in het zwart, net als de instrumenten die hij koestert: “In het begin is dat sentiment er nog: net nieuw, voorzichtig! Langzaamaan komen er butsen en krasjes in.”
Als je je neus boven het grote glimmende gevaarte houdt, komt de geur van blank hout en een verse laklaag je tegemoet. De ruimte is klein, klimatologisch onder controle, geluiddicht en heeft een gortdroge akoestiek. Bepaald geen sexy plek voor het pure goud.
Brandjes haalt de grote gewatteerde hoezen van de vleugels: “Die gaan er omheen ter bescherming. Voor de nacht doe ik de klep van het toetsenbord dicht, altijd. Kijk, de thermostaat geeft 21 graden aan. De vochtigheidsgraad is 60 procent, heel anders mag die niet zijn, anders ontstemt een instrument. Het leer, vilt en hout die in de vleugel zitten kunnen gaan werken. Vilt is net een spons, hout ook, dat zet snel uit.”
Zodra het nieuwe instrument gearriveerd is, gaat Brandjes ermee aan de slag. “Ik zet ’m in de Ferraristand. De snaren breng ik op de juiste spanning, ik stel het mechaniek zo af dat de race kan beginnen. Vaak melden jonge pianisten zich aan om te komen spelen, of een van de suppoosten in het Concertgebouw met een conservatoriumopleiding. Een vleugel moet vlieguren maken.”
Als een laser
“Dit nieuwe instrument is de afgelopen maanden al ingezet, voor pianoconcerten. Voor een pianoconcert, dat meestal zo’n twintig tot dertig minuten duurt, krijgt een pianist een vleugel toegewezen. Grieg of Tsjaikovski vragen om een stralende toon, die nobele leeuw spreekt tot ieders verbeelding. Neem Yuja Wang, zij kan met de klank die ze produceert het orkest penetreren en de toon die ze maakt als een laser naar de achterste rijen sturen. Een pianist zoekt het niet alleen in het volume, maar ook in de intensiteit, de glans en de lengte van de toon.”
Bij een recital ligt het anders, dan maken de musici hun eigen keuze. Een recital is vaak delicater dan een pianoconcert. Wanneer je een programma van twee uur met Haydn, Mozart en Beethoven speelt, heb je als pianist veel te winnen, maar ook veel te verliezen. Bijna iedereen kiest daarom voor een recital een geolied en ingespeeld instrument waarvan de snaren al een aantal keren flink zijn aangedraaid. Op de zangbodem is daardoor spanning gekomen, het hout is zich gaan zetten, het mechaniek dat achter de toetsen zit is soepeler geworden. Pas nu, na een aantal maanden, wordt de nieuwe vleugel voor het eerst in een recital bespeeld.”
Een oceaan van vurenhout
Brandjes opent de klep, de goudkleurige kam wordt zichtbaar. Het stempel: Steinway & Sons New York – Hamburg. En een nummer: vanaf nu zal er gesproken worden van de 490. Op de besnaring staat 19.000 kilo aan spanning. De zangbodem is een oceaan van vurenhout, met een fijne nerf. “De bodems hebben allemaal een eigen klank, ieder hout komt uit een ander stukje boom. De zangbodem bepaalt het karakter van het instrument. Hij wordt precies pas gemaakt in de kuip, de elegante rand van hardhout in verschillende lagen. Een groot hoefijzer van twaalf meter in omtrek.”
De Steinway D, de concertvleugel, is de grootste. Van het toetsenbord tot aan het einde van het hoefijzer meet hij 2,74 meter. Het afstellen van een vleugel naar de wensen van de pianist kost uren, vaak nachtelijke uren, als het stil is. Werken in de nacht geeft inzicht. “Een vleugel, de conditie ervan, is een zaak van leven en dood voor de meeste pianisten. Je bent kwetsbaar in je eentje op het podium, je hebt veel te winnen, maar ook veel te verliezen. Telkens moet de boodschap van de componist opnieuw aankomen bij de luisteraar, precies zoals de musicus de muziek in zijn binnenoor hoort – of het nu Beethoven, Brahms of Skrjabin is.”
Klankmagiër
“We doen nu heel belangrijk over deze instrumenten, en dat zijn ze ook. Maar als je het over de vleugel hebt, heb je het eigenlijk over de akoestiek, die vormt het canvas. Een instrument zonder goede zaal is niets. Wat je hoort is uiteindelijk een totaalhuwelijk tussen akoestiek en instrument. Als je het instrument in de naakte vleugelberging hoort, gebeurt er niets. Zodra je het in een mooie zaal zet, en dan een klankmagiër erachter, pas dan gebeurt er een wonder. Pianisten kiezen voor een bepaald instrument, een specifieke afstemming van het mechaniek, de plek op het podium. Allemaal cruciaal.”
“Prokofjev en Schubert, om twee tegenstellingen te noemen, worden vormgegeven door de pianist. Die heeft het instrument als verlengstuk van zijn eigen vlees en bloed. Op een Steinway kun je niet alleen het volume regelen van al die verschillende tonen die je tegelijkertijd indrukt, je kunt ook de kleur veranderen. Eén enkele toon kun je intenser maken, maar hem als een parfummetje op laten stijgen tot ver op het balkon kan ook. Dat is in handen van de meesterpianist. Van wie ik dit allemaal geleerd heb? Maria João Pires, Arcadi Volodos, Alfred Brendel, Radu Lupu. Wat die mensen kunnen en konden, grenst aan het ongelofelijke.”
Op 19 maart is de nieuwe vleugel voor het eerst in een recital te horen in de Grote Zaal, naast het oudere instrument, tijdens een dubbeloptreden van Daniil Trifonov en zijn leermeester Sergej Babayan.