PlusEssay

Grunberg over antisemitisme: ‘Verheerlijk nooit eigen leed’

Antisemitisme in de media staat donderdagavond centraal tijdens een debat in De Balie. Schrijver Arnon Grunberg houdt via Zoom deze tekst als inleiding.

Arnon Grunberg
Arnon Grunberg houdt vanavond een lezing over antisemitisme in De Balie. Beeld Hollandse Hoogte /  ANP
Arnon Grunberg houdt vanavond een lezing over antisemitisme in De Balie.Beeld Hollandse Hoogte / ANP

In zijn essay Reflecties op het Joodse vraagstuk, geschreven in 1944, in Nederland opnieuw uitgegeven in 2012, noteert ­Jean-Paul Sartre deze beroemd geworden zin: ‘Als de Jood niet ­bestond, zou de antisemiet hem uitvinden.’ Daarmee geeft hij al aan dat het probleem van het antisemitisme volgens hem een probleem van de antisemieten is waar zij de Joden mee hebben opgezadeld. Maar, dat zegt Sartre helder, niet alleen de Joden: ‘Geen enkele Fransman zal veilig zijn zolang ook maar één Jood, in Frankrijk en in de hele wereld, moet vrezen voor zijn leven.’ (cursivering Sartre)

Waar antisemitisme opduikt, staat de samenleving onder druk; de Jodenhaat, hoewel historisch gezien een speciaal geval, kan niet worden losgekoppeld van haat jegens andere minderheden, en vice versa. Al maakt Sartre ook meteen korte metten met deze al te humanistische illusie: ‘Maar de mens bestaat niet,’ schrijft hij. Of je het leuk vindt of niet, je zult ­ergens bij horen.

Bewust Joods opgevoed

Het antisemitisme kan zoals bekend niet worden begrepen zonder de eeuwenoude mythe dat de Joden de Mensenzoon hebben gekruisigd, dat ze feitelijk de God van de christenen om het leven hebben gebracht en zich daarmee schuldig hebben ­gemaakt aan de moord op het goede. Sartre merkt dan ook op het antisemitisme uitgaat van een manicheïstisch ­wereldbeeld; het goede, de antisemiet, strijdt tegen kwaad, gesymboliseerd door de Jood.

Het moderne antisemitisme, de uitvinding daarvan wordt vaak toegeschreven aan de Weense burgemeester Karl Lueger (1844-1910), kortwiekte de christelijke wortels van de ­Jodenhaat. Nu vertegenwoordigde de Jood de uitwassen van het kapitalisme. Ook was hij verantwoordelijk voor het ­levensgevaarlijk ­geachte communisme. Daarnaast was hij ­biologisch gezien inferieur, cultureel gezien niet in staat tot waarlijk grote kunst en uiteraard een vaderlandsloze kosmopoliet.

De nazi’s verfijnden deze vooroordelen en verspreidden ze met veel succes. Wie tegenwoordig beweert dat de contemporaine haat jegens moslims begrijpelijk is, omdat er weleens terroristische aanslagen gepleegd worden in naam van de ­islam, maar dat Joden in de jaren twintig dergelijke aanslagen nooit pleegden, heeft de geschiedenis slordig bestudeerd.

Angstige middenstanders in Midden-Europa zagen na de Eerste Wereldoorlog het revolutionaire geweld oprukken. Met succes hadden de nazi’s de Jood gelijkgesteld aan de bolsjewiek en die vrees was voor menig burger in Europa in die tijd rationeel. Zoals ik al een keer elders stelde waren Joden onder de bolsjewieken aanvankelijk inderdaad oververtegenwoordigd. Tot zover de statistieken.

In mijn jeugd bleef de antisemitische dreiging tamelijk ­abstract, nooit werd ik uitgescholden voor bijvoorbeeld rotjood, al mocht ik van mijn ouders niet met een keppeltje naar sjoel en was het niet de bedoeling dat ik mij kenbaar zou ­maken als Jood buiten de vertrouwde kringen. Ik werd weliswaar bewust Joods opgevoed, zelfs met iets van gematigde trots, maar het was beter om dat geheim niet met Jan en alleman te delen, zoals je ook je geslachtsdeel alleen aan een ­selecte groep mensen toont.

Lang heb ik gedacht dat ik er niet Joods uitzie, stiekem denk ik dat nog steeds, wat misschien er ook mee te maken heeft dat mijn moeder er een klein beetje trots op was dat leden van de Hitlerjugend in de jaren dertig in Berlijn met haar wilde spelen ­omdat zij er zo Arisch uitzag, in tegenstelling tot haar nichtje. Tot zover de geïnternaliseerde vooroordelen.

Het naoorlogse antisemitisme kwam dichterbij toen in ­november 1987 de jonge regisseur Johan Doesburg van plan was aan de Amsterdamse toneelschool af te studeren met Rainer Werner Fassbinders toneelstuk Het vuil, de stad en de dood.

De Joodse gemeenschap kwam in actie omdat het stuk antisemitisch zou zijn. De actiegroep heette Alle Cohens aan dek, wat het frivole karakter van het geheel onderstreept, maar ik vrees dat de actievoerders dat toen niet beseften.

Ik meen dat er even sprake van was dat Ischa Meijer de rol van rijke Jood zou spelen, wat sommige mensen nog bozer maakte uiteraard. In een hilarische terugblik in 2002 op de Fassbinderaffaire schreef toneelrecensent Max Arian in De Groene hoe hij trachtte een voorstelling bij te wonen, maar ­besprongen werd door vijf politieagenten, zo hoog waren de gemoederen opgelopen.

Weekblad De Haagse Post drukte in 1987 het toneelstuk integraal af omdat de redactie vond dat iedereen een geïnformeerde beslissing moest kunnen nemen over het stuk. Mijn vrienden en ik, we zaten toen nog op het Vossius, haastten ons naar de AKO in de Beethovenstraat, wij wilden ons informeren, maar daar was De Haagse Post al uitverkocht. Elders vonden we nog een exemplaar, op een bankje in de hal van het Vossius begonnen we driftig te lezen, alsof we porno te pakken hadden. We waren teleurgesteld, qua antisemitisme hadden we meer verwacht.

Kort daarop ontvoerde acteur Jules Croiset zichzelf in de strijd tegen het antisemitisme, een jaar of zeventien later schreef Harry Mulisch een matige novelle over deze affaire.

Relatief vrolijke affaire

Tegenwoordig lijkt de Fassbinderaffaire bijna vergeten, wat jammer is, want het is een relatief vrolijke affaire die veel zegt over het naoorlogse Nederland, over de scharnierpunten van de geschiedenis. De Fassbinderaffaire was zo’n scharnierpunt, het einde van een betrekkelijk onschuldig tijdperk, toen een acteur zichzelf moest ontvoeren omdat er niet ­genoeg antisemieten in ­Nederland waren die bereid waren dat te doen.

Natuurlijk is Jodenhaat nooit helemaal weggeweest, maar het taboe was in 1987 nog groot.

De geschiedenis echter eindigde niet. Taboes werden ­geslecht, het populisme maakte zijn entree in Nederland, ­islamitisch ­getint terrorisme bleek effectieve mest waarmee men haat ­jegens een heel andere bevolkingsgroep kon exploiteren.

Zoals Sartre al stelde dat de onveiligheid van één Jood de ­onveiligheid van alle Fransen is, zo begreep ik toen de eerste ­politici begonnen te spreken over de islamisering van Nederland, aan het begin van deze eeuw, dat ook voor Joden nieuwe onveiligheid eraan kwam.

Het breken van een taboe is het als het breken van een dijk; als het water eenmaal doorsijpelt, is het niet te stoppen.

Het verbaasde me dan ook maar nauwelijks dat ik steeds openlijkere antisemitische berichten kreeg van lezers toen ik acht jaar lang, tussen 2010 en 2018, een dagelijkse column voor de Volkskrant schreef. De meer fatsoenlijke berichten beperkten zich tot opmerkingen dat ik als Jood toch beter moest weten, andere berichten luidden dat ik een landverrader was die in de oorlog vast Joden had verbrand. Het is een terugkerende antisemitische redenering dat de Joden eigenlijk zelf nazi’s zijn en verantwoordelijk voor hun eigen uitroeiing.

Na mijn lezing op 4 mei vorig jaar, waarin ik wees op de ­taboebreuk, kreeg ik berichten die kort samengevat erop neerkwamen dat ik met alle Marokkanen en Afrikanen in ­Nederland vergast moest worden. Wat Sartres gelijk onderstreept. De ­hedendaagse antisemiet maakt er geen geheim van: hij wil in één keer van alle rotzooi af.

Nogmaals: verbazing zou naïef zijn. Als er tijdens een talkshow op de publieke omroep zonder blikken of blozen over het Marokkanenprobleem wordt gesproken, kun je vroeg of laat dit soort mededelingen verwachten.

Bang maakten deze berichten me niet. De gemiddelde antisemiet is toch vooral een antisemitische ridder op het eigen toetsenbord, met dank aan de sociale media uiteraard. De vraag hoe en of sociaal onwenselijke geachte meningen moeten worden verwijderd is complex. Wat mij betreft heeft ook de antisemiet vrijheid van meningsuiting.

En het probleem ontkennen is net zo onverstandig als alarmisme.

Naargeestige discussie

Zeker, antisemitisme kent specifieke problemen, onder ­andere omdat de mythe dat Joden de wereld besturen hardnekkig is. Waar de gedachte opduikt dat Bill Gates verantwoordelijk is voor corona, is de opvatting niet ver weg dat ­Gates een marionet is van de Joden. Zo is de pandemie een vruchtbare voedingsbodem voor meer antisemitisme.

En ja, er bestaat antisemitisme in de islamitische gemeenschap in Nederland, maar wie veinst dat hedendaags antisemitisme eerst en vooral een islamitisch probleem is, maakt zich schuldig aan een witwasoperatie waarbij historische verantwoordelijkheid wordt ontdoken en geschiedenis wordt vervalst. Elke keer als een verwarde Syrisch-Palestijnse vluchteling de ­ramen van het koosjere restaurant HaCarmel op de Amstelveenseweg ingooit, verkneukelt extreemrechts zich. Bepaalde kritiek op Israël kan een antisemitisch karakter krijgen, maar laten we die discussie achterwege laten.

Overigens was het lichtelijk antisemitisch toen Baudet ­beweerde dat hij niet antisemitisch is, omdat hij Israël altijd heeft gesteund. Joden in Nederland zijn niet hetzelfde als ­Israël. Die gelijkstelling, met welk doel dan ook, is kwalijk.

Tot slot: in New York ben ik een jaar of wat geleden in een naargeestige discussie beland over de vraag of Joden wit zijn, een discussie die me op een gegeven moment deed denken aan de Neurenbergse rassenwetten.

Er bestaat leedcompetitie onder minderheden en tussen minderheden. Soms denkt de ene minderheid: nu ben ik aan de beurt.

Die deprimerende competitie zou voorkomen moeten worden, door de geschiedenis te blijven bestuderen, door respect voor elkaars gevoeligheden te betonen en door nooit, maar dan ook nooit eigen leed te verheerlijken.

En door de woorden van Sartre ter harte te nemen.

Je kunt geen politiek bedrijven op basis van haat jegens ­bepaalde bevolkingsgroepen en een democraat zijn. Het is het een of het ander.

Antisemitisme in de media, 18.30 uur in De Balie, te volgen via een livestream. Meer informatie: debalie.nl/programma/antisemitisme-in-de-media-28-01-2021/ .

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden