PlusExclusief

Een non-monogame relatie is nogal veeleisend: ‘Niet bang zijn voor het gedoe’

null Beeld Paul Faassen
Beeld Paul Faassen

Heeft monogamie z’n langste tijd gehad? Journalist Jens Kimmel (35), die vijf jaar samen is met zijn vriendin, bewandelt samen met haar het non-monogame pad en komt de nodige hobbels tegen. Want waar ligt de grens tussen seks en liefde?

Jens Kimmel

Daar zat ik dan. Bar Botanique, Amsterdam-Oost. Haar voorstel, want dan hoefde ze niet zo ver te fietsen. Ik wachtte op Nahal, die ik een paar weken geleden had leren kennen op een feestje bij Pllek. Heel veel gedanst, nauwelijks gepraat. Het weinige dat ik nog van haar wist, was dat ze mooie ogen had en een aardige boogie in de heupen. En nu zat ik hier met bier mijn zenuwen in bedwang te houden.

Nahal was mijn eerste date in bijna vijf jaar. Preciezer: mijn eerste afspraakje met een vrouw die niet mijn vriendin is sinds ik een monogame relatie heb. Het voelde alsof er binnen in mij een potje touwtrekken aan de gang was. Gezonde spanning aan de ene kant en een soort moreel schuldgevoel aan de andere. Ik deed iets wat ik al langer had willen doen en had tegelijkertijd het gevoel dat de hele wereld over mijn schouder meekeek. Ik schipperde tussen ‘wat is dit spannend’ en ‘wat ben ik in godsnaam aan het doen?’

De date kwam niet uit de lucht vallen. We, mijn vriendin en ik, hebben vrij vroeg in onze relatie afgesproken dat we met anderen kunnen flirten, dansen en zoenen als we op pad zijn – op initiatief van ons beiden. What happens in the club, stays in the club, zeg maar. Maar dan zonder stays, want de afspraak is: altijd alles vertellen. De essentie van non-monogaam zijn, besloten we, is eerlijk zijn over alles. De eerste keer was dat een ongelooflijk grote opdracht die gepaard ging met schuldgevoel, schaamte en ­zelfverwijt. Soms gingen er zelfs een paar nachtjes overheen.

Heel erg verkeerd

Monogaam zijn: bijna iedereen is of probeert het en maar weinigen weten waarom. Want is het niet juist heel menselijk om je aangetrokken te voelen tot anderen? Om af en toe eens flink te begeren, ook al heb je al een geliefde? Filosoof Alain de Botton vroeg het zich ook af, in zijn boek Weg van liefde (2016): ‘Hoe kun je ver­wachten dat mensen (...) die de zweterige, opwindende sfeer leren kennen van nachtclubs en zomerfeesten in het park, die luisteren naar muziek waarin lust en verlangen centraal staan, na het ondertekenen van een papiertje onmiddellijk al hun interesse in seks met anderen verliezen, niet uit naam van een of andere god of een hoger gebod, maar alleen vanuit de niet nader onderzochte veronderstelling dat het heel erg verkeerd is?’

Het punt is: er zijn meer vormen dan alleen monogamie, meer dan het dominante levensmodel van een levenspartner zoeken-trouwen-kinderen krijgen. Ook meer dan De Botton beschrijft, want die heeft het vooral over seks. Ja, er zijn ­swingers – mensen met een vaste partner die seks hebben met anderen –, maar er zijn ook polyamoreuze mensen die relaties hebben met drie, vier of meer mensen, soms met een bepaalde hiërarchie, soms niet, en relatie-anarchisten die het woord relatie doorgaans liever geheel weglaten en ‘verbindingen’ aangaan met wie dat goed voelt: seksueel, emotioneel, intellectueel of anderszins.

Dat is vreemd en grappig tegelijk, erachter komen dat je momenteel blijkbaar in de categorie ‘swinger’ valt. Dat is toch een term met een oubollige connotatie – ik denk dan meteen aan stellen die van partner ruilen, maar zover is het bij ons nog niet. Na een maand of vijf experimenteren zijn we nu hier: avontuurtjes zijn toegestaan, of dat nu een zoen, one­nightstand of date is, maar een relatie hebben we uitsluitend met elkaar. Een duidelijke hiërarchie dus. Ergens tussen seks en liefde trekken we – op dit moment – de grens, en dat is tussen ons een constante onderhandeling.

Seks is nooit alleen seks

Want, eerlijk is eerlijk: seks is nooit alleen seks. Met Nahal had ik spannende (en onwennige) seks, maar zat ik ook drie uur lang in Bar Botanique een vet leuk gesprek te hebben over kunst, over les­geven in de Bijlmer, over hoe ze in Italië – daar woonde ze een tijdje – aankijken tegen casual seks. Ze raadde me zelfs een paar boeken aan voor dit artikel. Voor sommige non-monogame newbies is de gedachte aan de seks die de ander heeft moeilijk te verteren, voor anderen is het juist de verdieping of de humor met anderen die pijn doet.

null Beeld Paul Faassen
Beeld Paul Faassen

Isabeau Jensen (29, gebruikt de voornaamwoorden hij/hem) kan erover meepraten. Hij is voorzitter van Polyamorie Nederland en medemaker van dePolyam Podcast,die ‘geheel in het teken van polyamorie en polyamoreuze mensen’ staat. Toen ­Isabeau begon met non-monogamie, had hij vooral moeite met mededelingen van zijn partners als: ‘Het was zo diep en we hebben zo goed gepraat.’ ­Jensen: “Dan dacht ik: ah, je mag alleen met mij zo diep praten! Iedereen heeft zo z’n eigen demonen.”

Daarmee bedoelt hij: iets wat de ander doet, wat je voelt en waarvan je denkt dat het invloed heeft op jou of jullie relatie. Het zijn de dogma’s van de monogamie, zegt Jensen. ‘Hij heeft seks met iemand anders, dan kan er tussen ons geen liefde zijn,’ ‘Ze vindt diegene leuk, dan mij vast minder’ of ‘Zij hebben altijd zulke goede gesprekken, dan vinden zij mij vast minder interessant.’


Ik herken dat. Nog geen dag nadat we de knoop om non-monogaam te zijn hadden doorgehakt, tijdens een lunch op ons balkon, had mijn vriendin al Feeld (‘dating app for the open-minded’) gedownload. En nog een paar dagen later had ze een date. Meteen kwam bij mij de gedachte op: oké, dat is wel heel snel, blijkbaar ben je blij dat je even van me weg kan. En ik dacht dat ik niet zo’n jaloers type was, maar op de avond van haar eerste date stond ik stijf van de zenuwen. Vooral dat ik vooraf niet wist of ze ­bij diegene zou blijven logeren vond ik moeilijk te verdragen.

Communicatieskills

Gelukkig went alles en ook in non-monogamie word je (langzaam) beter. Jensen keek al vroeg – veel vroeger dan ik in elk geval – ‘om het hoekje’ van de polyamorie en zag dat het goed was. Toen Jensen negentien was, werd hij verliefd op een ander en had hij een tijdje twee relaties tegelijk. Het ging uit met partner één, maar hij wist nu: dit kan werken. Blijkbaar kun je op meerdere mensen tegelijk verliefd zijn zonder dat dat effect heeft op elkaar of op je relatie.

Maar voordat je daar bent, ben je wel even bezig. Jensen waarschuwt maar vast: het is een heel proces. Het begint met een soort high: je mag alles, je kan alles, met iedereen verbinden, seks hebben, en je wil het aan iedereen vertellen. Dan, vertelt hij, komt voor de meeste mensen het dal: je blijkt nog niet zo veel communicatieskills te hebben als je eigenlijk nodig hebt om zo met mensen om te gaan. Iedereen heeft emoties en niemand kan daar goed over praten, je komt erachter dat je je behoeftes niet kent en ze moeilijk kenbaar kunt maken, je partner liegt daar ook over, et cetera.

Jensen: “Dan kom je in een soort fase van: o gadverdamme, het gaat helemaal niet over seksen met iedereen, maar over zelfontwikkeling.”

Historici stellen vaak dat je een periode pas kunt benoemen als die voorbij is, maar bij ons voelt het op dit moment aardig high. Mijn vriendin en ik kunnen dingen doen die we eerder niet konden, dingen die goed voelen, intuïtief. We maken mooie nieuwe verbindingen. Er is onvoorspelbaarheid. We kunnen avontuurlijk zijn en we zitten niet vast aan de regel: jij bent van mij en alleen van mij. En dat avontuur en plezier blijkt, hoe meer we meemaken en hoe meer we erover praten, niet ten koste te gaan van onze liefde voor elkaar. Sterker: is liefde niet juist dingen geven en ­toestaan waarvan je weet dat ze je geliefde blij maken?

De wereldberoemde relatietherapeut Esther Perel, auteur van onder andere Liefde in verhouding en Erotische intelligentie, schrijft dat alle mensen twee tegenstrijdige behoeftes hebben: veiligheid, een thuis en stabiliteit aan de ene kant en vrijheid, onvoorspelbaarheid en avontuur aan de andere kant. Misschien moeten we het dan zo zien: als monogamie die ene magische liefde, het huwelijk en veiligheid als enig nastrevenswaardig doel voorstelt, voegt non-monogamie daar het avontuur en de vrijheid aan toe.

Dit is natuurlijk een romantische voorstelling van zaken. Dat van die zelfontwikkeling is waar, zelfs voor een swinger in de highfase. Communiceren over je behoeftes en rekening houden met die van de ander, ruzie maken, regels maken, die regels weer schrappen, dealen met de meningen van anderen, praten over gevoelens, nog meer praten over gevoelens: het is niet niks. Ik heb het aantal uren dat we erover spraken niet bijgehouden, maar ik kan je verzekeren: zo’n non-monogame relatie is nogal veeleisend.

null Beeld Paul Faassen
Beeld Paul Faassen

Carte blanche

Relatietherapeut Rhea Darens (een pseudoniem) behandelt veel non-monogame stellen en schreef het boek Een open relatie: niet voor watjes. De veeleisendheid, de eindeloze gesprekken en het gedoe ziet zij als inherent aan non-monogamie. “De verandering van monogamie in non-monogamie is een grote stap die het geheel uit balans brengt,” zegt Darens. “Intense gesprekken helpen ons ook een veilige hechting binnen non-monogamie te cre­ëren.” Het allerbelangrijkste is volgens haar dat we niet bang zijn voor het gedoe. “Op een kalme zee leer je niet zeilen. Als je voelt dat je partner er voor je is als het moeilijk wordt, ontstaat er vertrouwen.”

Soms helpen regels bij het gedoe. Wij hebben ze omdat we niet zomaar de non-­monogamie in wilden rollen met een ­complete carte blanche van: ga je gang en ik zie je later. Regels als ‘We daten niet met bekenden of vrienden van elkaar’ en ‘We vertellen elkaar van onze avonturen’ helpen in deze fase vertrouwen op te bouwen. Regels zijn prima, zegt Darens, ze geven aan wat je belangrijk vindt. “Maar gaan ze werken? Nooit helemaal. Non-­monogame relaties zijn geen rationele ­processen, het zijn emotionele processen.”

Conclusie: een non-monogame relatie kan heel leuk zijn, maar is altijd ingewikkeld. Ook niet gek natuurlijk. Eén relatie onderhouden is al een opgave, laat staan twee, drie of meer. Darens vindt dan ook niet dat de vraag moet zijn: hoe gaan we het makkelijker krijgen? Maar: mogen we ook kiezen voor ‘moeilijkere’ relatievormen, en mag er dan nog steeds troost zijn als het fout gaat? Of zegt de hele wereld dan: ja sorry, wat je dán verwacht?

Bij ons gaat het tot nu toe verrassend goed: onze non-monogame relatie heeft ons dichter bij elkaar gebracht, júíst door al die gesprekken over wat onze relatie is en moet worden. Ik verwacht dan ook dat we er nog wel even mee doorgaan. Of daar ook polyamorie bij komt? Dat zie ik nog niet voor me, maar wie weet.

De Grote Overgang

Hoewel non-monogamie nog lang geen gemeengoed is, zit er qua bewustwording toch flink beweging in. Isabeau Jensen schat het percentage twin­tigers in Amsterdam dat weet wat poly­amorie betekent inmiddels op zo’n 70 à 80. Heel anders dan toen ze tien jaar geleden een ‘non-monogamievoorloper’ was. En relatie­therapeut Esther Perel schrijft dat de manier waarop we aankijken tegen monogamie ook veel zegt. Vroeger betekende monogamie één persoon voor het leven, nu betekent het één persoon tegelijkertijd. Is meerdere personen tegelijk een volgende stap? Misschien kijken we over honderd jaar wel terug en noemen de ­relatiehistorici deze tijd De Grote Overgang, midden tussen ­monogaam en polyamoreus.

Luister hier onze podcast Amsterdam wereldstad:

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden