Geen drank, geen drugs, niet praten en blote voeten, dat zijn de regels van ecstatic dance. Verslaggever Kees van Unen probeert zich vrij te voelen.
Daar lig ik, gestrekt op de dansvloer van De Marktkantine. Op mijn rug, ogen dicht. Door mijn hele lijf voel ik de bas van de muziek, mensen dansen om me heen en terwijl ik langzaam mijn armen spreid, grijns ik steeds harder. In veruit de meeste gevallen zou je deze situatie als zorgelijk omschrijven. Gestrekt op de dansvloer van een Amsterdamse club: slecht nieuws. Drugs misschien, of een overdaad aan alcohol. Een poffer in m’n gezicht, kan ook. Maar niet van dat alles. Ik lig op mijn rug, midden op de dansvloer, en ik lig er goed.
Twee uur geleden stapte ik hier binnen. Een beetje nerveus, want ik ging iets nieuws doen, iets waar ik me vooraf geen goede voorstelling van kon maken. Twee keer per week organiseert Ecstatic Dance Amsterdam een dansfeest, elke dinsdagavond en zondagochtend. Daar komen steevast zo’n 150 mensen op af. Ook vanavond, terwijl het buiten nog zinderend zomert.
De regels zijn simpel: geen alcohol of andere verdovende middelen, blote voeten en niet praten. Het resultaat daarvan, volgens de organisatie: ‘Een unieke danservaring. Samen zorgen we voor een verbonden sfeer waarin iedereen zich veilig voelt, vrij om te dansen, plezier te maken, te ontdekken, kwetsbaar te zijn en grenzen te verleggen.’
Kaarslicht en wierook
Zeven en een half jaar geleden introduceerde Shanto IJzendoorn (57) ecstatic dance in Amsterdam, in zijn Club Lite – inmiddels gesloten, maar jarenlang een alternatieve pleisterplek in de stad. IJzendoorn: “Toen ik las dat ze in Californië met ecstatic dancing bezig waren, heb ik contact met organisatoren daar opgenomen. Het ging vooral over die stelregels: niet praten, geen alcohol, schoenen uit. Dat heb ik overgenomen maar vervolgens hebben we er hier onze eigen draai aan gegeven.”
Daarover later meer. Nu terug naar het begin van de avond. Mijn rugtas met al mijn hebben en houden erin laat ik onbeheerd achter in de gang, tussen de spullen van alle bezoekers. Dat gaat al zo’n vijfhonderd avonden goed, wordt me verzekerd. Schoenen uit, de zaal in, waar mensen al zachtjes aan het opwarmen zijn op de muziek. Vanaf dit moment is het mondje dicht, telefoon weg, niet oordelen, vrij zijn. En blote voeten dus. Daarvoor is de dansvloer met rubberen matten bezaaid.
Mijn uitgaansinstinct doet me al barwaarts bewegen om het eerste koude biertje van de avond te bestellen als ik opeens aan die andere regel word herinnerd: geen alcohol. In plaats daarvan staat de bar vol met kannen water en thee – van Yogi, met namen als Pure Happiness en Fresh Mind. Dat valt allebei nog te bezien, denk ik terwijl ik mezelf een beker thee inschenk.
Ik kijk de zaal in. Kaarslicht, wierook. Veel twintigers en dertigers, maar ook ouder. Man, vrouw. Neusringen, stoffen broeken met veel lucht in de pijpen. Zoiets verwacht je, maar het is niet alleen van zulks. Het pluimage is diverser – en inderdaad ogenschijnlijk zen, goedgeluimd en vrij van geest. Allemaal dingen die ik mezelf nog niet kan noemen vanavond. Te zelfbewust nog. Nog niet klaar voor een potje écht vrij bewegen op de trouwens zeer dansbare muziek. Een man met grijze krullen maakt diagonaal over de dansvloer twee koprollen. Hij wel.
Als de zaal is volgestroomd – 150 mensen minstens – beginnen we echt. De groep vormt een kring op de dansvloer en de ceremoniemeester begroet iedereen. Als ze vraagt wie hier voor het eerst zijn, gaan enkele handen omhoog. Die mensen krijgen een persoonlijk welkom en de inmiddels bekende regels worden nog eens opgenoemd. “En het belangrijkste: maak je los.”
Volle vrijheid
Die kring is vaste prik en onderdeel van de draai die IJzendoorn aan het concept heeft gegeven. “Een dansceremonie, maar gestript van alle betekenis,” legt hij uit. “We moesten mensen er even warm voor maken, maar al snel werd het voor een grote groep echt de hoogmis van de week. Mensen kwamen uit het hele land, uit Groningen en Limburg zelfs.”
Inmiddels worden er in Nederland zo’n dertig ecstatic-danceavonden georganiseerd, maar Ecstatic Dance Amsterdam blijft de eerste en nog altijd de grootste. Vanavond is een bijzondere voor IJzendoorn: hij geeft het stokje over aan Dide van der Veen (46), die het management voor haar rekening neemt, en dj Esta Polyesta (48). En hij dan? Hij gaat met een camper door Europa, ecstatic-dancefeesten geven waar dat maar kan.
Polyesta draaide als dj al op ecstatic-dancesessies over de hele wereld. “Waar ik ook draai, de sfeer is altijd vergelijkbaar met hier,” zegt ze. “In Rusland schreeuwen ze wat meer en het komt weleens voor dat mensen niet helemaal stil zijn. Dan gaat het gevoel meteen wat minder diep. Maar het zijn vooral veel blije gezichten, mensen die écht geraakt worden. En dat gaat allemaal over je vrij voelen. Volle vrijheid.”
Die volle vrijheid is de magie van de feesten, maar tegelijk een risico, zegt IJzendoorn. “Het criterium is: zo gauw jouw vrijheid inbreuk maakt op de vrijheid van een ander, grijpen we in. Iedereen moet zich goed kunnen voelen. Er komen wel eens stelletjes die denken dat het een tantra-avond is. Dan kijken we het even aan, maar als het te ver gaat, komen we in actie.” Polyesta vult aan: “Even ter relativering: in vijfhonderd avonden ecstatic dance is het misschien drie keer gebeurd dat iemand de deur werd uitgezet.”
Toch is het spanningsveld voorstelbaar. Vlak na het openingsritueel schiet een jonge vrouw in yogabroek de dansvloer op om buigzame dingen te doen. Bijna meteen krijgt ze gezelschap van een wat oudere, kale man, die – dat moet gezegd – minstens zo buigzaam is, maar ook wat aanrakerig. Wil ze dit? Wat zijn de intenties? Na een korte ‘paringsdans’ vouwt zij haar handen plechtig op haar borst en meteen doet de man hetzelfde, waarna hij, nog steeds zo buigzaam, een andere hoek van de dansvloer opzoekt. Die handen op de borst zijn codetaal voor: bedankt, maar nu wil ik weer even zonder u verder. En het werkt. Daar kom ik even later ook zelf achter.
Staarwedstrijd
Ik sta nog wat ambivalent te heupwiegen als opeens een vrouw voor mij ter aarde stort. Bewust, zie ik aan haar blik. Ze kijkt me strak, vriendelijk en verwachtingsvol aan. Moet ik me nu ook ter aarde storten? Ik moet niks, herinner ik me. Ik leg mijn hand op m’n borstkas en bedank vriendelijk voor de eer. Onverstoord kronkelt ze verder over de vloer.
Bericht van de ceremoniemeester. Of we onze hele space bubble nu even willen ontdekken, vraagt ze. Zoiets dóé je dan. Maar hoe? Welke space bubble? Misschien heb ik wel geen space bubble. Of is niet álles gewoon een space bubble? De man naast me worstelt niet met zulke vragen. Hij rekt zich uit, maakt zich groot, armen wijd, benen ook.
Hij ademt diep en luid. Ogen dicht. Gelukkig.
En zo lijkt niemand zich nog ergens iets van aan te trekken. Een stel doet een staarwedstrijd, midden op de dansvloer. Een jongen in een zwembroek ligt als een zeester op de grond. De muziek bouwt ondertussen op naar ‘een piekje’, zoals IJzendoorn het na afloop noemt. Iets met een panfluit, iets met een djembé en de zaal gaat los. Oerkreten klinken er, gefluit, gegil. Dit is wat je noemt extatisch.
Zo extatisch dat het aanstekelijk is, ook voor degenen die het allemaal nog maar eens moesten zien. Inmiddels ver weg van mijn notitieblokje spring ik mee, slaak ook ik een oerkreet en dan, midden in die euforie, vlij ik mezelf neer op de dansvloer. Daar lig ik, gestrekt. Op m’n rug, ogen dicht. En daar komt die grijns. Pure happiness.