PlusExclusief

Directeur Nemo vertrekt na 20 jaar: ‘Het is zonde als je hier als kind niet bent geweest’

null Beeld Martin Dijkstra
Beeld Martin Dijkstra

Bijna twintig jaar was hij directeur bij Nemo, vorige maand nam Michiel Buchel (67) afscheid. Op een bijzonder moment: het techniekmuseum bestaat precies een eeuw. ‘Als je klein en veilig leeft, kom je uiteindelijk ook wel aan de eindstreep. Maar dat is niks voor mij.’

Jim Jansen

“Dit zie ik ook graag,” zegt Michiel Buchel wanneer hij na het interview richting de tweede verdieping van het museum loopt, waar de fotograaf op hem wacht. Hij wijst naar een moeder en twee kinderen die zich tegoed doen aan een zelf meegebrachte lunch. “Het gaat mij erom dat iedereen zich op zijn eigen manier vrij voelt om in het museum komen. Natuurlijk hebben we uitstekende horeca, maar niet iedereen wil die gebruiken of kan het zich permitteren.”

De uitspraak tekent Buchel, geboren in 1956 onder de rook van het Olympisch Stadion als tweede uit een gezin met vier kinderen. “Ik was een heel nieuwsgierige jongen,” vertelt hij. “En ook eentje die totaal niet kon stilzitten. Nu zou ik waarschijnlijk zijn gediagnostiseerd als adhd’er, maar dat bestond nog niet in die tijd. Ik had een korte concentratieboog, keek voortdurend om me heen en was in alles wel een beetje geïnteresseerd. Op school had ik door mijn drukke gedrag wel af en toe moeite om in het traditionele systeem mee te komen. Om dat te compenseren ben ik al heel jong veel gaan lezen.”

Wat las u zoal?

“Wat niet, kan ik beter zeggen. Ik was bijna dagelijks in de bibliotheek te vinden en op een gegeven moment ging ik boeken achterstevoren lezen, omdat het anders ‘te snel weer op’ was. Old Shatterhand, Biggles, Dik Trom en natuurlijk Pietje Bell.”

Associeert u zich met hem?

“Hij was dapperder, terwijl ik iemand was die altijd binnen de marges bleef. Maar ik was een jongetje met veel fantasie en daarin mag je veel gekkere dingen doen en verder reizen dan in je werkelijke leven. Zo heb ik ook ontdekt dat nieuwsgierigheid een manier is om je wereld groter te maken. Als je klein en veilig leeft, kom je uiteindelijk ook wel aan de eindstreep. Maar dat is niks voor mij. Door te reizen, te lezen, door de ontmoeting met anderen, wordt je wereld groter. Fantasie is de umami die alles rijker en voller kan maken.”

Is de huidige generatie kinderen die uw museum bezoekt even nieuwsgierig als u destijds?

“Het is lastig te generaliseren. Anders is het zeker. Toen ik jong was, kon ik uren aan mijn brommertje sleutelen, hadden we een schuurtje met een werkbank en herkende ik de geur van olie – om maar een paar voorbeelden te noemen. Vraag nu een kind hier in het museum wat een bahco of een waterpomptang is en de helft zal je glazig aankijken. Daarom hebben we nu ook een schreeuwend tekort aan goede technici. Omdat ze er van jongs af aan niet meer automatisch mee in aanraking komen. Als je aan kinderen vraagt waar de melk vandaan komt, zegt zeker niet iedereen een koe, maar Albert Heijn. Natuur, techniek en de mens raken steeds verder van elkaar verwijderd.”

“Aan de andere kant zit ons museum elke dag vol en als we om tien uur de deuren openen, rennen de kinderen naar binnen. Als ik dan zo rondloop, word ik heel blij van wat je family learning noemt. Opa’s hebben andere kennis dan moeders en dan kinderen. Binnen Nemo ben je deelgenoot. Kinderen willen een experiment doen en als ze er niet uitkomen, krijgen ze hulp van een ouder of van iemand anders. Dat betekent dat je het leren niet ziet als een individuele aangelegenheid, maar meer iets wat je samen meemaakt. Niet zenden, maar meer interactie. Nemo is echt een rijke leeromgeving.”

Het zijn bijzondere tijden voor het museum. Niet alleen door de directiewissel: op 8 december bestaat Nemo honderd jaar. Een eeuw geleden werd het door industrieschilder Herman Heijenbrock opgericht als het Museum van den Arbeid. Niet alleen om ruimte te bieden aan zijn grote verzameling objecten en schilderijen, maar ook om jonge bezoekers te enthousiasmeren voor techniek.

“Dat is natuurlijk een mijlpaal. Honderd jaar ­geleden was het hoofdthema bij ons de industriële revolutie en vertelden we onze bezoekers over de uitvinding van de stoommachine en de impact daarvan. Daar kan je je nu misschien nog amper iets bij voorstellen, maar opeens konden we energie produceren, waardoor je een trein kon laten rijden. Er kwamen nieuwe beroepen, mensen trokken van het platteland naar de steden en moesten nieuwe vaardigheden leren. Heijenbrock wilde niet alleen de industrie beschrijven, hij wilde ook de omstandigheden van de arbeiders verbeteren en hun kennis vergroten. Zeg maar de verheffingsgedachte.”

null Beeld Martin Dijkstra
Beeld Martin Dijkstra

Na de Tweede Wereldoorlog kreeg het museum een nieuwe naam, het Nederlands Instituut voor Nijverheid en Techniek (Nint); sinds 2000 staat er ‘Nemo’ op de gevel boven de IJ-tunnel. “Met de overgang naar het Nint verschoof de focus naar de informatierevolutie. Denk aan telefonie, computer en elektronica. Je kreeg wéér andere beroepen. Nieuwe generaties werden meegenomen in hetgeen eraan zat te komen. Toen werd het enthousiasmeren voor wetenschap en techniek veel belangrijker en dat geldt natuurlijk nog steeds voor het huidige museum.”

Heeft u als kind ook het Nint bezocht?

“Wat denk je? Bij onze school stopte een roze bus met een flamingo erop en die bracht ons ernaartoe. Ik was meteen geïnteresseerd. Sowieso deden we veel naast de reguliere lessen. We hadden een schooltuintje op de plek waar nu de Zuidas ligt, gingen naar het Concertgebouw, ik leerde zwemmen in het Zuiderbad en zag in het Stedelijk Museum voor het eerst het werk van Roy Lichtenstein. In één woord geweldig.”

Hoopt u kinderen van nu een soortgelijk gevoel te geven?

“Bij mij heeft het in ieder geval gewerkt en is het kwartje gevallen, dus waarom zou dat bij anderen ook niet kunnen gebeuren? Het is mijn interpretatie dat je een verschil kunt maken tussen een normale jeugd en een ‘rijke’ opvoeding. Natuurlijk is het preken voor eigen parochie, maar het is zonde als je hier als kind niet bent geweest.”

Net liep een groep 7 uit Amsterdam-West het museum binnen. Hoe moeten ze Nemo aan het eind van de middag verlaten?

“Ik hoop vooral dat ze betekenisvolle ervaringen opdoen. Natuurlijk kun je gaan lezen of gaan luisteren, maar tactiele ervaringen worden veel dieper in het brein opgeslagen. Juist omdat je er meerdere zintuigen voor gebruikt. Niet alleen je oren en ogen, maar ook je handen, je neus. Als veel zintuigen aanstaan, verdiepen de ervaringen vanzelf.”

U studeerde aan lerarenopleiding d’Witte Lelie en was voorbestemd om voor de klas gaan staan.

“Leraar vond ik een mooi beroep en ik kon me goed vinden in de verheffings­gedachte en het sociaaldemocratisch gedachtegoed uit de jaren zestig. Onderwijs werkt emanciperend en is de weg naar het verbeteren van een samenleving. Ik heb de opleiding afgemaakt, maar ben uiteindelijk een andere weg ingeslagen.”

Al heeft Nemo educatie ook hoog in het vaandel staan.

“Helemaal mee eens. Maar bij ons gaat het om learning by doing en niet learning by listening. Ik ben van mening dat als je iets dóét, dat het dat je het dan niet alleen beter snapt maar het ook beter beklijft. Als je de wet van Archimedes wil uitleggen dan moet je een blokje pakken en een bakje water, het blokje wegen, het in het water duwen en dan meten. Als je iets met een proefje doet, onthoud je het beter.”

Toen u besloot om niet voor de klas te gaan staan, wist u toen al dat u in deze hoek wilde gaan werken?

“Het was eigenlijk mijn droom om popmuzikant worden. Met Guus en Guido speelde ik in een bandje, The Blues Ex­perience. Behalve bassist was ik ook gitarist en zanger. Ik zat in de hoek van The Band, Neil Young en Bob Dylan. Muziek is voor mij een eerlijk medium. Met taal kun je lagen aanbrengen, muziek spreekt sneller tot je hart zonder dat het door een complexe zeef van ingesleten vooroordelen en ideeën moet.”

Wat is Nemo nu?

“We focussen niet zozeer op de actu­aliteit, maar proberen verwondering te verspreiden over hoe fascinerend de mens en de wereld in elkaar zitten. Met een open en nieuwsgierige houding ontdek je nieuwe dingen, kun je oplossingen creëren en ook anderen daarbij betrekken. Dat is hard nodig, want de wereld staat voor een aantal grote uitdagingen.”

Voor die problematiek heeft u aan de andere kant van het water de Studio van Nemo geopend.

“De Studio is een extra locatie op het Marineterrein met wisselende programma’s voor volwassenen. Momenteel de expositie Energy Junkies, over onze ver­slaving aan energie, de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en de gevolgen voor het klimaat. Met de Studio wilden we het fundament leggen voor een vol­gende ontwikkelstap voor het museum: een doorgroei van met name een familie- en scholierenmuseum naar een wetenschapsmuseum voor alle leeftijden.”

null Beeld Martin Dijkstra
Beeld Martin Dijkstra

Waarom?

“In Nederland hebben we te weinig oog voor wat hier door de eeuwen heen is voortgebracht door mensen die gewel­dige dingen bedachten. Van polderen en de deltawerken tot de uitvinding van de cd, wifi en bluetooth. Het is natuurlijk raar dat er in Nederland geen volwaardig museum is voor wetenschap en technologie, een ode aan de Nederlandse kennis en kunde. En dat terwijl kunst, cultuur, wetenschap en technologie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Kijk naar steden als Parijs en Londen, die dat wel hebben. In Berlijn heb je er zelfs zes!”

Mensen om u heen vertellen dat u het museum in twee decennia heeft gebracht tot waar het nu staat, en dat meestal met een grote glimlach deed. Een smet waren de ontslagen als gevolg van corona.

“Dat klopt. Ik zie dat als een dieptepunt. Ik moest afscheid nemen van bijna vijftig mensen; sommigen zaten hier even lang als ikzelf. Ik heb geprobeerd om draagvlak en begrip te creëren tussen het persoon­lijke belang en het in stand houden van het museum. Ik heb de mensen aangekeken en uitgelegd dat ons museum voor tachtig procent draait op eigen inkomsten. Als het dan noodgedwongen dicht gaat, komt er ook niets meer uit de spreekwoordelijke kraan, maar blijven de kosten wel op niveau. Je hoef geen wiskunde gestudeerd te hebben om te begrijpen dat je dat niet lang volhoudt. Een heel groot deel van de mensen die moest vertrekken, heeft loyaal meegewerkt. En de meesten van hen hadden snel een andere baan. Wat ik ingewikkeld vond, en vind, is dat we onder de W van wetenschap en niet onder de C van cultuur vallen bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Vanuit cultuur werd er tijdens corona meteen gesproken over steun, maar dat gold dus niet voor ons. Later heeft het ministerie ons overigens geweldig geholpen.”

Het is opvallend dat u ook niet op steun kon rekenen van de gemeente Amsterdam, terwijl Nemo per slot van rekening een van de topattracties van de stad is.

“Iedere Amsterdammer kent Nemo en de meesten zijn hier ook weleens geweest. Maar we kregen helemaal niets van de gemeente. Dat is raar en vind ik jammer. We maken al honderd jaar deel uit van het culturele landschap, negentig procent van de werknemers woont in de stad en we zijn bij uitstek een plek voor studenten om stage te lopen. Doordeweeks zijn we afhankelijk van scholen en maken we verlies. Dat maken we in de weekends en tijdens de vakantie goed. Maar de stad betaalt niks. Als je niet in het subsidiesysteem zit, besta je eigenlijk niet. Je hebt geen nummer en je wordt ook niet geïnformeerd.”

Is het een idee dat uw opvolger Géke Roelink burgemeester Halsema een keer uitnodigt?

“Ik vind dat een heel goed idee. Onze stad staat bol van de innovaties, maar cultuur wordt vaak tot kunst beperkt. En misschien moet ik ook wel de hand in eigen boezem steken, heb ik aan de personen die over het beleid gaan niet voldoende uitgelegd wat voor bijzondere dingen we hier allemaal doen. Hoe we meewerken aan het bieden van inspiratie en kansen voor alle kinderen.”

U verdwijnt zelf waarschijnlijk niet achter de geraniums, want u wordt deze zomer opa van een tweeling.

“Hoe leuk is dat! Daarom zullen ze mij hier zeker terugzien. Zelfs de heel kleine kinderen vinden het hier leuk, door de kleuren, het licht, het geluid. En nee, ik hoef dan geen kaartje te kopen, ik heb een Museumkaart.”

null Beeld privéarchief
Beeld privéarchief

Michiel Buchel

4 februari 1956, Amsterdam

1969-1975 Keizer Karel College (Amstelveen), havo
1979-1984 Lerarenopleiding Nederlands en Engels, d’Witte Lelie (nu HvA)
1982-1985 Theater Instituut Nederland, stafmedewerker ICT
1984-1995 Oprichter en mededirecteur I&O Automatisering
1995-1998 Adjunct-directeur Stichting Amsterdams Uit Buro
1998-2003 Directeur Stichting Amsterdams Uit Buro
2003-2023 Directeur-bestuurder Nemo Science Museum

Buchel heeft drie kinderen en woont in Ouderkerk aan de Amstel.

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden