PlusAchtergond

Deze illustrator tekende alle brommers en buikschuivers die hij had

Lange tijd was illustrator Gabriël Kousbroek (55) bezeten van brommers. In een boek beschrijft en tekent hij alle modellen die hij bezat. ‘Met een buikschuiver mocht ik niet op de foto.’

Peter van Brummelen
Gabriël Kousbroek, zelfportret. Beeld Het Parool
Gabriël Kousbroek, zelfportret.Beeld Het Parool

Is het eigenlijk lekker tekenen, brommers? “Zeker,” zegt Gabriël Kousbroek. “Vroeger stonden al mijn schoolschriften er vol mee, dus ik ben er redelijk bedreven in. Maar brommers tekenen is ook een heel precair werkje. De wielen zijn het moeilijkst. Omdat je een perfecte cirkel moet hebben, maar ook omdat je al die spaken moet tekenen. Tegenwoordig heb je Photoshop, vroeger kon je ­opnieuw beginnen als het misging bij een wiel.”

In het boek Buikschuiver tekent en beschrijft Gabriël (‘Gaap’ voor vrienden) Kousbroek alle brommers die hij bezat tijdens zijn tienerjaren in Den Haag en zijn tijd als student aan de Rietveld Academie in Amsterdam. Eenkennig was hij als brommerfanaat zeker niet. Hij reed net zo makkelijk op een damesbrommertje als op een ‘buikschuiver’ (een brommer met laag stuur en buddyseat die je liefst liggend over de tank bestuurt), bezat ongebruikelijke modellen als een Stokvis Rap 2v-imperial en een Sparta 1962 Sport, en verplaatste zich zelfs enige tijd in een invalidenkar met hulpmotor.

null Beeld Gabriël Kousbroek
Beeld Gabriël Kousbroek

Vuurwapens

“De wind in je gezicht, het gevoel van vrijheid, de wendbaarheid, maar vooral de kick om te rijden op iets dat je zelf had gerepareerd,” noemt hij als de grootste aantrekkelijkheden van de brommer. Mis ging het ook wel eens. Kousbroek had verscheidene ongelukken met zijn brommers, een brommervriendin raakte zelfs ernstig gewond. Wat vonden zijn ouders, de inmiddels overleden publicisten Rudy Kousbroek en Ethel Portnoy, ervan?

“Mijn moeder was doodsbang dat ik zou verongelukken. Mijn vader had die angst ook wel, maar hij was vooral een autoliefhebber. Dus hij zei: ‘Als je tot je achttiende niet rookt of brommer rijdt, krijg je van mij je autorijbewijs.’ Met dat roken ging het al snel verkeerd, met die brommers ook.”

null Beeld Gabriël Kousbroek
Beeld Gabriël Kousbroek

De liefde voor techniek heeft hij van zijn pa. “Hij verzamelde oude auto’s. Vergeleken bij zijn autocollectie waren mijn brommers niets. Hij legde me uit hoe een motor werkt, nam me ook mee naar techniekmusea. Om al het geleerde in de praktijk te kunnen brengen, kwam ik uit bij brommers. Die waren dichtbij en toegankelijk en ook ­legaal.”

Dat laatste snappen we niet helemaal. Legaal? “Net als mijn vader had ik een obsessie voor vuurwapens. Maar daarmee kom je toch al snel in een heel andere wereld.” Het is maar goed dus dat Gabriël voor de brommers koos? Onverstoorbaar: “Ik denk het wel, ja.”

null Beeld Gabriël Kousbroek
Beeld Gabriël Kousbroek

Kinder-Hell’s Angels

Een stokpaardje in de essays van de oude Kousbroek was dat hij het onbegrijpelijk vond dat intellectuelen en ­kunstenaars vaak geen enkele belangstelling tonen voor techniek. De jonge Kousbroek zit ook op die lijn, maar is technische nitwits in de epiloog van zijn boek – onder­titel: Gaap en de kunst van het brommeronderhoud – ­behulpzaam met niet alleen een minicursus basisbrommertechniek, maar ook een verklarende woordenlijst. Heerlijk jargon: badkuipstuur, drabtank, expansiepeuk, schroefnippel, warmloper, zwabberpookje…

Van Gabriël Kousbroek verscheen in 2013 Kousboek, een graphic novel over zijn jeugd. Met het geplande deel twee, over vooral zijn tijd als galeriehouder in Amsterdam, liep hij vast. “Niet het tekenen maar het schrijven was het probleem. Ik had altijd wat lacherig gedaan over een writer’s block, maar kreeg drie jaar lang echt niets uit mijn pen. Toen ik op een avond met vrienden zat te kletsen over mijn brommertijd, bleven de verhalen komen. Ik dacht: dáár moet mijn nieuwe boek over gaan, Kousboek 2 komt nog wel een keer.”

Gabriël Kousbroek met ijzeren hond, 1989. Beeld Het Parool
Gabriël Kousbroek met ijzeren hond, 1989.Beeld Het Parool

Prachtig zijn in Buikschuiver de verhalen over de Societé Mauvais, de Haagse brommerbende waar hij deel van uitmaakte. Dat had Societé Mauvaise moeten zijn, zoals moeder Ethel al snel opmerkte, maar die Franse naam gaf toch ook wel aan dat de leden niet uit de Haagse Schildersbuurt kwamen. Evengoed waren ze een soort kinder-Hell’s ­Angels, schrijft Kousbroek. Er werd geknokt met andere brommerbendes en er werden kerstbomen gerausd (een traditie in Haagse wijken waarbij op kerstbomen wordt ‘gejaagd’).

De leden van de Societé gingen gehuld in het zwart en bereden Puchs. Behalve Gabriël Kousbroek, die in die tijd zijn Stokvis had. “Als er foto’s werden gemaakt, mocht ik daar niet op met mijn buikschuiver, maar verder mocht ik gewoon meedoen. Stokvis was de importeur van Puch. Toen die Puchs hier zo populair werden, ging hij in licentie ook zelf brommers maken. De Stokvis Rap 2v zag er heel anders uit, maar er hing wel een Puch-motorblok onder.”

null Beeld Gabriël Kousbroek
Beeld Gabriël Kousbroek

Dealers en junks

Als Rietveldstudent reed Kousbroek een Honda CS 50, een bromscooter waarvan de benzinetank zich onder de buddyseat bevindt. Op een dag ontdekte hij dat de ruimte onder het zadel was volgestouwd met drugs, bolletjes heroïne vooral, en ook cocaïne.

“Ik woonde in die tijd op de Zeedijk en zette mijn brommer altijd tegen hek van het speeltuintje dat je daar toen nog had. Er speelden al lang geen kinderen meer, het was het domein van dealers en junks, de zandbak lag vol injectienaalden. Als er politie kwam, verstopten de dealers hun waar. Blijkbaar had eentje daarvoor mijn brommer gebruikt. Er lag voor een klein vermogen aan drugs onder mijn zadel. Wat moest ik doen? Uiteindelijk heb ik niks gedaan, ik kon ook niets anders: die dealers wisten waar ik woonde. Ik ben die dag naar school gegaan en heb ’s avonds mijn brommer weer bij het hek gezet. Toen ik later onder het zadel keek, waren de drugs weg.”

null Beeld Gabriël Kousbroek
Beeld Gabriël Kousbroek

Volledige vrijheid

Het is alweer een tijd geleden dat hij voor het laatst op een brommer zat; eind jaren negentig schat hij. Tegenwoordig is hij vooral in de weer met bootjes, vlak bij zijn huis in de Amsterdamse binnenstad heeft hij er een in de Prinsengracht liggen. “Ik ben vrijwel meteen na mijn verhuizing naar Amsterdam, in de tweede helft van de jaren tachtig, met bootjes begonnen. Buitenboordmotoren zijn tweetaktmotoren, dus die techniek kende ik. Toen boden bootjes volledige vrijheid, nu zijn er in Amsterdam wel heel erg veel van.”

Zou hij niet weer willen brommerrijden? “Ik zou wel weer eens zo’n oude Stokvis op de kop willen tikken. Het is zo jammer dat in de ruk naar de vergroening de tweetakt als eerste is gesneuveld. Met een oude brommer mag je niet eens meer door de stad rijden. Het zijn nu allemaal e-brommers en e-scooters. Er is nu wel bedongen dat je in het weekend wel met een tweetaktbrommer mag rijden.”

“Als ik een oude Stokvis zou vinden, liet ik het motorblok erop zitten, zodat ik in het weekend gewoon ouderwets kan rijden. Voor door de week zou ik dan een elektromotor in de naaf van het achterwiel kunnen plaatsen. En dan wil ik ergens een sampler aanbrengen met het geluid van een echte brommer. Alleen zo zou ik op een e-brommer kunnen rijden.”

null Beeld Gabriël Kousbroek
Beeld Gabriël Kousbroek

Gabriël Kousbroek: Buikschuiver – Gaap en de kunst van het brommeronderhoud. Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, €22,50.

null Beeld Gabriël Kousbroek
Beeld Gabriël Kousbroek

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden