PlusReportage
De verzorging van een bonsai, een serieuze zaak: ‘Je hebt hem heel vaak beet’
De verzorging van een bonsaiboompje is een serieuze zaak, blijkt in de Botanische Tuin Zuidas. ‘Als je niet consequent contact hebt met je bonsai, is het een moeilijke plant.’
In het ‘penjing’-deel van de Botanische Tuin Zuidas brengt Emiko Kannan (70) op haar hurken, pincet in de hand, de naalden van een piepklein naaldboompje in het gareel. Het verzorgen van bonsaiboompjes is Kannan, van Japanse komaf, met de paplepel ingegoten: haar vader was bonsaikweker. “We hebben hier echt een mooie verzameling,” zegt Kannan. In Japan gaan bonsaiboompjes vaak over van generatie op generatie. Ondanks de frêle en vertederende hulpbehoevendheid die de miniatuurbomen uitstralen, is het voor bonsaiboompjes niet ongewoon om een eeuw oud te worden.
In de voormalige Hortus Botanicus Vrije Universiteit Amsterdam houden vier mensen zich bezig met de kunst van penjing, dat ‘landschap in bak’ betekent. Hier staan bijna zestig landschappen en bonsaiboompjes. Hansje van Weel (79) is, net als Kannan, bonsaivrijwilliger. Ze snoeit, trimt, bewatert en bemest de boompjes al 22 jaar. Haar liefde voor de bonsai voerde haar onder meer naar de botanische tuinen in Kioto, waar ze tot haar trots zag dat het bonsai-arsenaal van de VU nauwelijks onderdoet voor dat in de Japanse stad.
Kannan en Van Weel worden aangevoerd door hortulanus Geralt Joren (62), die sinds 2000 de regie voert over de Botanische Tuin Zuidas. “Je hoort mensen weleens ‘ach gut’ mompelen als het over bonsai gaat,” zegt Joren. “Dat snap ik ergens wel, maar een bonsai vraagt juist veel. Je moet er zeer veel verzorging in steken. Als je niet consequent contact hebt met je bonsai, is het een moeilijke plant. Daar staat tegenover dat je er veel van jezelf in kwijt kunt. Dat is het geweldige aan bonsai: er is echt een bijzondere interactie tussen de bonsai en de verzorger, al was het maar vanwege het fysieke contact dat je met de boom hebt. Je hebt hem heel vaak beet.”
Verantwoordelijkheid
Wie denkt: leuk, een miniboompje op mijn Amsterdamse balkonnetje van vier vierkante meter, wordt gewaarschuwd. “In de plantenwereld bestaan veel soorten die veel vergevingsgezinder zijn, en makkelijker om een relatie mee op te bouwen,” zegt Joren. “Wil je een leuke, kleine plant die veel teruggeeft, neem dan een succulent. Bonsai is meer een kunstvorm dan een tuinactiviteit. Een grapje in bonsaikringen is dat een bonsai erger is dan een hond. Je stopt een boom in een heel klein bakje. Daar ben je dan verantwoordelijk voor.” Joren houdt thuis geen bonsaiboompjes: “Ik heb in mijn tuin twee kassen met succulenten.”
Dennis Lodder (48), collectiebeheerder van de Botanische Tuin Zuidas, heeft thuis ook geen bonsaiboompjes, maar op zijn werk heeft hij er een hobby van gemaakt om juist de succulenten (waarin de tuin is gespecialiseerd) op te kweken tot bonsaiboompjes. Volgens de traditionele bonsairegels is dat onmogelijk: een bonsai kan van allerhande bomen en struiken worden gekweekt, mits ze houtachtig zijn – en dat zijn vetplanten per definitie niet.
Lodder, stralend van enthousiasme in de immense succulentenkas, wijst op een bonsai-achtig gevormde Zuid-Afrikaanse vetplant in een zeer klein bonsaibakje. “Ik heb toch plezier gekregen in de bonsaikweek. En geef toe, al is het geen officiële bonsai: dit ziet er toch leuk uit?”
Ook hortulanus Joren heeft de afgelopen tijd van zijn werk noodgedwongen zijn hobby gemaakt. “Normaal gesproken werk ik in deeltijd, maar toen we drie maanden dicht waren vanwege corona en de vrijwilligers niet mochten komen, ben ik hier vrijwel elke dag geweest om de bonsaiboompjes water te geven. Heel mooi om precies te volgen hoe ze zich ontwikkelen.”
Plantenverzameling
De huidige verzamelingen penjing en bonsai heeft de botanische tuin te danken aan de Floriades van 1972 en 1982, respectievelijk in het Amstelpark en het Gaasperpark, vertelt beheerder Lodder. Daar stonden bonsai en penjing opgesteld die na afloop van de tuinbouwtentoonstellingen toch ergens heen moesten. De hortus werd sindsdien een aantal keer verbouwd en heringericht en de penjingtuin werd in de jaren negentig aangelegd. De hekken waarachter de bonsaiboompjes huizen, bedoeld om diefstal te voorkomen, dateren van voor die tijd. Ze zijn vanwege roest onderhand aan vervanging toe.
Spreek overigens niet van een bonsaicollectie, waarschuwt Joren. Het woord ‘collectie’ is voorbehouden aan vastgelegde en geregistreerde, landelijk en Europees aangemelde botanische sorteringen, zoals die van de succulenten in de botanische tuin. De bonsai en penjing vormen simpelweg een verzameling, geen academisch overzicht. De verzameling wordt niet of nauwelijks uitgebreid, vertelt Van Weel. “Al erven we weleens wat van een bonsailiefhebber.” Meer planten zijn niet wenselijk, mede door de leeftijd die de boompjes halen: vijftig jaar stelt niks voor, honderd is aardig, en bij honderdvijftig gaan de jaren tellen.
“Heel veel ouder worden ze meestal niet,” zegt Kannan. “Gecultiveerde bomen sterven relatief jong. Originele bomen die in de grond groeien, kunnen duizend jaar oud worden. Dat haalt een bonsai niet.”
Veel aspecten aan bonsai zijn fascinerend, vindt hortulanus Joren. “Sommige mensen houden zich hun leven lang met één bonsai bezig en in Japan is het normaal dat je een bonsai erft. In een gewone tuin kun je grote stappen maken, binnen een enkel seizoen fruit of groenten kweken. Dat kan met bonsai niet.”
IJzerdraadlittekens
Alles aan een bonsaiboompje vraagt zorgvuldige aandacht – zeker het model, dat veelal door middel van ijzerdraad in de boom wordt gebracht. Lodder laat een boompje zien waarvan de stam is getekend met ijzerdraadlittekens. De hoop is dat die mettertijd verdwijnen, want de traditionele bonsaileer schrijft voor dat zulke ‘sporen van de kweker’ niet zichtbaar mogen zijn. In elk geval niet aan de voorkant van de bonsai. Want dat is nog een regel van de kunst: een bonsai krijgt een voor- en een achterkant toebedeeld van de kweker. In de hortus van de VU wordt de voorkant aangegeven met een plastic pinnetje in de vorm van een Japans huis. Lodder: “Van een schilderij wil je ook niet per se de achterkant zien, maar wel de voorkant.”
Van Weel voorziet de boompjes met beleid van sproeiwater. “De bakken waarin ze staan zijn net geen vergieten,” zegt ze. “De wortels zijn vrij delicaat, omdat ze zo klein zijn.” Of, anders gesteld: naast dood door uitdroging ligt ook dood door verdrinking op de loer. ’s Winters verhuizen de bonsaiboompjes in principe naar binnen, een schuur in, zegt Van Weel. Niet omdat de planten of hun wortels zo fragiel zijn – de meeste zijn winterhard – maar omdat de kostbare en bijzondere aardewerken bakken en potten waarin ze staan anders kapot zouden kunnen vriezen. Gedurende de recente, warmere winters dreigde dat gevaar niet, maar de hortus garandeert niet dat de bonsaiverzameling ’s winters te zien is.
Niet over rozen
Een meter of twee verderop is Kannan met een antieke Japanse snoeitang in de weer: een schaarachtige constructie die eruitziet alsof er in de middeleeuwen nog operaties op mensen mee zijn verricht. De tang komt uit haar koffertje vol speciaal bonsaigereedschap. Vrijwel alles wat erin zit, komt uit haar vaderland. Ze houdt een appeltje ter grootte van een kers omhoog. “Als de pot kleiner is en de wortels zijn kleiner, zullen de bladeren, de bloemen en de vruchten ook kleiner zijn.”
Snoeien is elementair – met alleen water geven ben je er niet, benadrukt Joren nog maar eens. “De bomen hebben nu en dan voeding nodig, je moet zowel bovengronds snoeien als het wortelgestel bijhouden en je moet de bonsai altijd erg blijven inperken. Dat geeft ze hun vorm. Wat de echte bonsailiefhebber wil zien, is een doorleefde boom, een boom die het allemaal niet is komen aanwaaien, die barre omstandigheden heeft doorstaan en waarvan het leven niet over rozen is gegaan. Wat dat betreft heeft de bonsai kanten die je als mens herkent: ook als het leven lastig is, moet je het blijven doen.”
Een van de grote bonsaikunsten is om de kleine boom in dat ondiepe bakje een kopietje te laten worden van zijn grotere broers en zussen in de vrije natuur. De uiteindelijke schoonheid van bonsai, legt Kannan uit, zit ’m erin de bomen niet rechtop te laten groeien. “Dat is niet mooi, wat je zoekt is balans en harmonie. Een mens die alleen maar rechtop staat is ook niet zo mooi.”
Eeuwenoude traditie
De bonsaitraditie is gebaseerd op de tweeduizend jaar oude Chinese kunstvorm penzai (‘plant in bak’). De karakters waarmee het Chinese woord penzai wordt geschreven, worden in het Japans uitgesproken als bonsai (‘plant in pot’). Penjing betekent ‘landschap in bak.’
De bonsaitraditie heeft een eigen schoonheidsleer, die zich heeft ontwikkeld onder invloed van het zenboeddhisme. Bonsais hebben daardoor een wat soberder uiterlijk dan penjing, met een canon van zo’n twintig stijlen, deels gemodelleerd naar de natuurlijke groeivormen van bomen. Er worden tien formaten onderscheiden, van 3 tot 203 centimeter.
Essentieel voor bonsai is dat er geen sporen van de kweker-kunstenaar op de plant te zien zijn, dat er een optische balans is (die niet symmetrisch mag zijn), en dat de proporties doen denken aan die van een volgroeide boom.
Traditioneel gebruikt men in Japan alleen winterharde plantensoorten, die buiten worden tentoongesteld. De geschiedenis van bonsai wordt onderverdeeld in zeven perioden, van de zesde eeuw tot nu.
Tot eind jaren zestig was bonsai een vrijwel specifiek Japans verschijnsel. Inmiddels zijn er naar schatting wereldwijd vijf miljoen bonsaibeoefenaars.