PlusExclusief

Aki Watano schreef over opgroeien tussen culturen: ‘Je kunt hard roepen dat je gewoon een Nederlander bent, maar dat ben je niet’

null Beeld Wouter Le Duc
Beeld Wouter Le Duc

School in Zuid, trots accent uit Noord: Aki Watano (51) kende niet anders dan Amsterdam. Toch werd ze steeds herinnerd aan haar Japansheid, schrijft ze in haar boek Boerenkool met stokjes. Als het niet door haar eigen ouders was, dan wel door die van klasgenoten. ‘Mijn vader zei: Aki, als je dit al als racisme ziet, word je later een heel zure oude vrouw.’

Marcel Wiegman

Aki Watano was een kromme spijker. ­Tenminste: dat vond haar lerares, Keiko Yamada, op de Japanse school in Buitenveldert. “Weet jij wat een kromme spijker is, Watano-san? De spijker die eruit steekt. Die moet je recht slaan.”

Ze was er op haar zesde heen gestuurd door haar Japanse ouders, in een poging hun kind in in het weekend wat Japanse taal en cultuur bij te brengen. Wat had ze misdaan? Haar schriften kwamen van de Hema en niet van Hello Kitty. En ja: ze droeg gympen in plaats van glimmende lakschoentjes met kanten sokjes. Ze had geen bentobakje met rijstballetjes bij zich, maar een trommel met gesmeerde boterhammen.

Watano schreef een boek over het leven tussen twee culturen: Boerenkool met stokjes. Over het ongemak van Aziaten in het Amsterdam van de jaren zeventig en de moeizame relatie met haar ouders, die hun eigen weg aan het zoeken waren in een maatschappij die ze niet kenden.

‘Er was op mijn Nederlandse school een klasgenoot bij wie ik graag at,’ schrijft ze.

Haar moeder kocht altijd vers wit tijgerbrood met een krokante korst en een zachte binnenkant. Ze hadden een eigen slagerij en ze nam vaak vleeswaren mee naar huis. Dat werden zulke goeie boterhammen.’

‘Aki, wil jij nog een boterham?’

‘Ja!’

Waarop zij me zwijgend aan keek. Kennelijk was het niet het antwoord dat ze verwacht had.

‘Ja, wat? Ja, hond of ja, kat?’

Nog steeds snapte ik niet goed wat ze van me wilde horen. Zo overtuigend mogelijk zei ik: ‘Ja. Ja, hond.’

Even was het stil. Toen begon ze luid te lachen. Zo hard dat ze erbij moest gaan zitten.

Watano werd in 1972 geboren in Amsterdam-Noord – en spreekt met navenant accent. Een jeugd op Het Hoogt en Het Laagt, het Benedenlangs en het Bovenover van het Plan Van Gool, pal tegenover het Buikslotermeerplein. Een kind dat ‘gewoon’ wilde zijn, zoals alle kinderen ‘gewoon’ willen zijn.

Wat zag u als u in de spiegel keek?

“Mezelf in een Pinopak. Vanbinnen was ik Nederlands. Wat ik zag, dat was ik niet: ik had ander haar, andere ogen, een andere kleur huid. Dat vond ik niet leuk, nee. Ik vond het echt raar.”

Wat deed u eraan?

“Tja, wat kun je eraan doen? Op mijn twaalfde mocht ik van mijn moeder een permanent. Ik wilde altijd zeemeerminnenhaar, een grote bos losse krullen. Maar met dat permanentje zag ik eruit als Michael Jackson.”

‘Klaar!’ zei kapster Sjeel terwijl ze nog half hoestend de extra sterke lak in mijn haar spoot.

‘Klaar?’ fluisterde ik terwijl ik naar mezelf keek. Ik knipperde met mijn ogen en geloofde niet wat ik in de spiegel zag. Een nachtmerrie maar dan in ’t echt. Duizenden kleine glimmende krulletjes. Het bewoog niet, alles zat strak op mijn hoofd als ik heen en weer zwaaide. Het was net alsof ik een helm op had.

Door de lak was alles keihard geworden. De kapster drukte lang op mijn krullen terwijl ze eraan toevoegde: ‘Ah, het moet nog een beetje uitzakken. Zo rond de herfst zal het vast wel goed zitten.’

‘Met de herfst? Het is toch nog zomervakantie?’

“Het stonk,” zegt Watano. “En het deed pijn van de chemicaliën die ze gebruikten. Ik geloof niet dat je tegenwoordig nog zoiets kunt krijgen.”

‘Aki’s levenslessen’: 1. Probeer niet je oogleden omhoog te trekken en vast te lijmen bij je wenkbrauwen.

1a. Je neus wordt niet slanker als je er het hulsje van een luciferdoosje op vastklemt. Ook niet na drie dagen.

Had u een hekel aan uzelf?

“Dat niet. Ik was heel blij met wat ik kon: goed schrijven. Ik had het leuk, ik had heel veel vriendjes en vriendinnetjes. Het was meer dat ik dacht: wat gek dat ik er anders uitzie. Ik heb een half-Japanse collega gehad die haar huid ging bleken. Gekkigheid. Voor mij was het geen obsessie: ik ging gewoon met dat gepermanente kapsel naar school en dacht: missie mislukt.”

Haar vader kwam op zijn 28ste naar Nederland. Shigeru Watano was een bekende grafisch ontwerper. In 2019, zeven jaar na zijn overlijden, eerde het ­Stedelijk Museum hem nog met een ­overzichtstentoonstelling van Japanse affiches. Hij werkte samen met de Nederlandse ontwerper Will van Sambeek, die op zijn beurt een aantal jaar in Japan had gewerkt en hem daar had ontmoet.

“Mijn vader was de enige die Engels sprak. Hij zei tegen Will: als jij nog eens iemand nodig hebt in Amsterdam, denk dan aan mij. Zijn ouders vonden het verschrikkelijk toen hij ging, maar hij zocht de vrijheid, weg van de ongeschreven regels. Mijn vader was kunstenaar, maar in Japan hadden ontwerpers toen geen eigen studio, ze moesten mee in de druk van de groep binnen een bedrijf.”

“Het was ideaal voor mijn vader. Hij werkte hier, maar kon nog steeds vaak naar Japan. Hij heeft geholpen om er ­Nijntje te introduceren. De rijmpjes van Dick Bruna deden hem denken aan Japanse haiku’s.”

In Amsterdam ontmoette hij zijn vrouw, die vanuit Hiroshima in Frankrijk was neergestreken. “Ze hadden een gezamenlijke vriendin. Die organiseerde af en toe een avondje met sushi. Daar hebben ze elkaar ontmoet. Op een gegeven moment werd mijn vader gebeld door de Amsterdamse politie: er zit hier iemand die volgens ons terug moet naar Japan, want ze heeft geen verblijfsvergunning. Ze zegt dat ze met jou gaat trouwen. Dat leek hem wel een goed idee.”

“Mijn ouders,” zegt Watano, “hadden een iets vrijere geest dan de gemiddelde Japanner.”

Over de avondvierdaagse van 1983

Toen we de kilometers achter de rug hadden, was er door school een kleine ceremonie georganiseerd. Iedereen kreeg zijn welverdiende medaille en klapte luid mee toen de namen werden opgenoemd. Alle ouders waren aanwezig, behalve de mijne.

Mijn moeder was wel langs de route gefietst om mijn vriendinnen een schattig boeketje te geven, maar ze was niet tot het einde gebleven. Thuis zag ik op tafel een bosje bloemen staan. Dat was voor mij. Ik had zo graag gewild dat ze erbij was geweest. Dat ze had staan juichen voor mij.

Ik liet haar mijn medaille zien. ‘Kijk, mam. Jammer dat je er niet bij kon zijn.’

‘Ja, dat had ik graag willen zien,’ zei ze eerlijk. Later dacht ik: maar waarom was je er dan niet?

U heeft geen gemakkelijke relatie met uw moeder.

“In het boek heb ik het verhaal aangedikt, maar je mag wel zeggen: een stroeve relatie. Ze stond, als buitenlandse, in de overlevingsmodus. Volkomen gericht op praktische zaken: mijn dochter moet prikken halen, een zwemdiploma. Ik was een open en spontaan kind, had veel vrienden en vriendinnen, dus ze zal gedacht hebben: laat haar maar. Ik help je als een schaduw. Alleen: de warmte en aanraking ontbraken, terwijl ik dat natuurlijk wel nodig had.”

Is dat Japans?

“Niet je kwetsbare kant laten zien, dat is Japans. Niet geholpen willen worden. Je ziet wel filmpjes op TikTok: what it’s like to be raised by an Asian mom. Zegt een jongen: wat een lekkere broodjes. Liggen er de volgende dag honderd broodjes. De liefde zit in praktische zaken. Mijn moeder heeft altijd netjes mijn rapporten opgeborgen. Bij de avondvierdaagse maakte ze wel voor al mijn vriendinnen een prachtig ­bosje bloemen, maar ze stond niet langs de finish om mij een knuffel te geven.”

Had ze er moeite mee om in Nederland te zijn, terwijl uw vader steeds op en neer reisde naar Japan?

“Ze is 81 en vloog vorig jaar nog in haar eentje naar Japan. Ik denk dat ze 120 wordt, zo’n oude Yoda. Het was niet zo’n vrouw, wat je ook wel hoort, die zich thuis opsloot. Ze ging gewoon tennissen met haar Amsterdamse vriendinnen. Op YouTube kijkt ze het Japanse journaal, ze houdt van Japan, maar ze vindt het er ook benauwend.”

U schrijft dat u uiteindelijk toe moest geven dat u uit een migrantengezin komt.

“Ik zag dat pas toen mijn man, een Nederlandse psychiater, terloops tegen mij zei: jij bent toch een migrantenkind? Ik dacht eerst: hoezo? Denk je nou echt dat ik met een boot hiernaartoe gedreven ben? Pas veel later besefte ik: zo is het wel.”

Wat is dat dan, een migrantenkind?

“Mijn ouders verlieten hun geboorteland, kwamen naar Nederland en ook al deden ze heel stoer… Ze verstonden Nederlands, maar voor Japanners blijft het een moeilijke taal. Het was in die tijd ook niet zo dat je even met Japan kon bellen. Ik vond het altijd heel schrijnend om van andere Japanners te horen dat ze met hun moeder mee moesten om te vertalen bij de dokter. Dat was mijn beeld van een migrantengezin. Hoe gênant kan het zijn? Dat hebben mijn ouders nooit van me gevraagd, maar mijn moeder zei een tijdje geleden wel: ik moest sterk zijn, want wat zou er van jou terechtkomen als ik heel ziek zou worden?”

“Ik heb me dat nooit zo gerealiseerd. Wat ik ook niet wist: ze vertelde dat ze zich vroeger om de zoveel jaar moesten melden bij het politiebureau om te laten zien dat ze hier werkten en getrouwd waren. Dat zijn ook van die migrantendingen.”

Dan voel je je niet lekker thuis.

“Nou, mijn vader was enorm dankbaar dat hij in Nederland kon zijn. Als hij in zo’n dronkemanskroeg in Japan zat vertelde hij over de Nederlandse geschiedenis en dan hing iedereen aan zijn lippen.”

Bent u milder geworden over uw moeder?

“Ik begrijp haar beter. Ik accepteer haar koele kant. Het is ook gewoon onhandigheid. Toen ik vertelde dat mijn boek uitkwam, zei ze: je zou toch nog voor een ander baantje gaan? Dat is niet helemaal de reactie die je wil. Maar een paar dagen later kwam ze aanzetten met zelfgemaakte sushi.”

U bent zelf op uw negentiende, op aandringen van uw vader, voor het eerst in uw eentje naar Japan geweest.

“Het was een eyeopener: ik ben ook Japans. Dat is toch iets bijzonders. Na die reis heb ik mijn afkomst leren omarmen en ben ik in Leiden Japanse taal en cultuur gaan studeren. Ik ben vaak weggerend. Japan zat fout in zo’n beetje elke ­oorlog. Mijn moeder zei: praat er maar niet over. Ik hoorde tijdens mijn studie in Leiden van een Japans radiobedrijf dat studenten zocht om brieven van Nederlandse troostmeisjes uit de oorlog naar het Japans te vertalen. Ik hielp er graag aan mee, al was het verschrikkelijk om de teksten te lezen. Maar ik weet nu: dat heeft niets met mij te maken.”

Watano heeft Noord ervaren als een warm bad, zegt ze. “Mensen vonden het leuk, ze hadden nog nooit een Japanner ontmoet. Als vriendinnetjes bij mij thuis kwamen, waren ze weleens teleurgesteld, omdat mijn moeder niet in een kimono liep en ze bolletjes kregen in plaats van sushi.”

null Beeld Wouter Le Duc
Beeld Wouter Le Duc

Haar vader had een vriend, wiens vrouw werkte bij de NOS. Op zaterdagen mocht ze soms mocht ze mee om te kijken naar de opnames van Sesamstraat. Stond ze daar tussen Sien, Tommie en Pino met haar traditionele kapsel. “Op een gegeven moment hebben ze met mij een item gedraaid over Japan en Nederland. Vroegen ze: wat eet jij thuis? Zei ik met mijn Amsterdamse accent: spaghetti. Vonden ze leuk.”

Als Watano op straat weer eens ni hao toegeroepen krijgt, antwoordt ze het liefst in haar platste Amsterdamse accent. “Ik heb het weleens gehad op een picknick van school. Dat een moeder zei: ik praatte net nog met je zus. Dat was een Koreaanse vrouw, met wie ik het goed kon vinden.”

Wordt u vaak gevraagd: waar kom je echt vandaan?

“Jajaja, dat. Of: ‘lastig hè?’ Wat is lastig? ‘Om koks te vinden in jullie restaurant.’”

Wordt u daar boos van?

“In Noord hadden we een schaatsclub. Dan ging ik met mijn schoolvriendjes naar de Jaap Edenbaan en werd je thuis­gebracht door een willekeurige ouder. Op een gegeven moment werd ik zonder het te vragen afgezet bij het enige Chinese restaurant in de buurt, omdat die mensen ervan uitgingen dat ik daar wel zou wonen. Mijn vader moest daar hard om lachen. Aki, zei hij, als je dit al als racisme ziet, word je later een heel zure oude vrouw. Dat was een goede les. Als je een keer voor spleetoog wordt uitgemaakt: zo snel mogelijk vergeten. Er zijn Aziaten die van dat soort dingen een enorm punt maken, maar ik heb dat niet.”

Nooit uitgemaakt voor banaan?

“Nee. Ik ken het fenomeen wel. Natuurlijk. Geel van buiten, wit van binnen. Het speelt veel meer in Amerika, denk ik. Daar hebben ze het ook over Oreo’s: zwart van buiten, wit van binnen. Ik sprak eens een Aziatische vrouw die op Yale had gezeten en werkte voor een Amerikaans bedrijf. Die moest voortdurend voelen dat ze niet een van hen was. Maar ik? Ja, toen ik in Zuid naar school ging vroegen mijn klasgenoten: waar kom je vandaan? Van het Buikslotermeerplein. Alsof ik uit het getto kwam. Echt.”

Dan: “Op de basisschool van mijn kinderen had ik wel dat andere ouders heel hard tegen me begonnen te praten: WAT LEUK! JE KINDEREN HEBBEN HOLLANDSE NAMEN! Dat ik dacht: wat gek.”

Lachend: “Op een dag kwam mijn man thuis. Zijn collega’s hadden gevraagd of hij mij in een catalogus had gevonden. Jezusmina. Hij was helemaal ontzet: ze denken waarschijnlijk dat ik een loser ben. Dat ik niet op een normale manier een vrouw kan krijgen.”

“Ik ben ooit gevraagd om een artikel te schrijven over Asian hate. Ik kan dat niet, omdat ik het zelf nog nooit heb meegemaakt. Klinkt dat naïef?”

Wel een beetje, ja.

“Ja, nou ja.”

Mijn vader is Chinees

Mijn moeder is Japans.

Oh, arme ik.

Trek je huid aan de linkerzijde van je linkeroog omhoog om vervolgens de huid bij je rechteroog naar beneden te trekken, zodat je ene ‘spleetoog’ naar boven staat en het andere naar beneden.

Het was zomervakantie en ik reisde als dertienjarige met mijn tienertoerkaart en twee vriendinnen de pretparken in het land af, toen er een man bij het station voor me stond. Hij trok zijn ene ooghoek omhoog, de andere naar beneden.

Ik kende de grap. Op dat moment kon ik alleen maar met verbazing toekijken. ‘Wat een sukkel. Kom, dit gaan we zo snel mogelijk vergeten,’ zei mijn vriendin. Vooral dat heb ik onthouden. Zo snel mogelijk vergeten...

“Dat kwam wel binnen,” zegt Watano. “Dat was geen onnozelheid meer, dat was ronduit treiteren.”

Hoe heeft u corona doorstaan?

“Mijn dochter zei: ik durf niet te hoesten in de tram, want ik ben bang voor de reacties. Dat deed me pijn, ja. Het brak mijn hart. We hebben het erover gehad. Op school hebben ze erover gepraat. Dan ben ik alweer blij. Heb je mij weer met mijn naïviteit.”

Onlangs schreef Fumiko Miura De polderjapanner. Ze heeft het over het typetje Ushi van Wendy van Dijk en hoe ze erom moest lachen. En hoe ze zich nu pas realiseert hoe racistisch dat was.

“Ik vond dat toen al pijnlijk, vooral door die Japanse man die ernaast zat. Ik kende hem. Hij gaf in Leiden bijles aan studenten. Waarom heeft hij nooit gezegd: wat jij doet deugt niet? Maar het was niet dat ik er woest om werd of dat ik er een artikel over wilde schrijven. Het voelde ongemakkelijk, meer niet.”

Wat is er nodig om u kwaad te krijgen?

“Ik vind het lastig als het gaat om kinderen, zoals die man met zijn ogen. Of wat mijn dochter meemaakte in de tram. Dat vind ik vreselijk. Het gekke is: Aziaten zijn onderling veel harder. Tijdens mijn studie kreeg ik vaak te horen: je ziet er wel Japans uit, waarom spreek je het dan zo slecht? Toen ik afstudeerde, kwam een docent naar mijn ouders toe. Niet om me te feli­citeren, maar om te zeggen dat het nooit wat zou worden met dat Japans van mij.”

Heeft u weleens overwogen aan een demonstratie van Black Lives Matter mee te doen?

“Tegen Aziatenhaat? Ik ben nooit gevraagd. Mijn kinderen hebben mee­gelopen. Het is een nieuwe generatie. Zij denken anders over de dingen, ze ­hebben niet wat ik had: dat ik het wegschoof. Je kunt er hard voor wegrennen, je kunt heel hard roepen dat je gewoon een Nederlander bent, maar dat ben je niet.”

“Mijn kinderen zijn trots op waar ze vandaan komen. Mijn jongste dochter is enorm geïnteresseerd in het Japanse schrift. Dan gaat ze naar haar oma en vraagt: schrijf ik mijn naam zo goed? In december gaan we voor het eerst met het hele gezin naar Japan. Mijn kinderen zeggen: eindelijk.”

null Beeld privéarchief
Beeld privéarchief

Aki Watano

8 januari 1972, Amsterdam

1976-1978 Kleuterschool ’t Goudknopje, Amsterdam-Noord
1978-1984 Basisschool Flevoschool, ­Amsterdam-Noord
1984-1988 PC Mavo noord, ­Amsterdam-Noord
1988-1990 Christelijke Havo-Meao, Amsterdam-Zuid
1990-1991 Hes, Amsterdam
1993-1998 Studies Japanse taal en cultuur, en economie, Universiteit Leiden
1990-1998 Redacteur Popfoto, het latere Fancy
1998-2003 Chef redactie One
2003-2006 Hoofdredacteur Celebrity
2007-2009 Start Nederlandse versie van Grazia, redactiechef en columnist
2009-heden Freelance journalist voor onder meer Fancy, One, Cosmopolitan, Grazia, Linda. online.

Watano woont op IJburg met haar man en drie kinderen.

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden