PlusAchtergrond
175 jaar roeien bij Amsterdams oudste sportvereniging De Hoop: ‘De Amstel moet van iedereen blijven’
Roeivereniging De Hoop bestaat op 26 mei 175 jaar. Het is de oudste sportvereniging van Amsterdam. Continuïteit is het toverwoord. En omgaan met de drukte op het water. ‘We zijn allemaal hartstikke trots op de Amstel, en moeten er samen van genieten.’
Het is rustig deze middag op de Amstel. Geen boot te zien. Het water heeft het rijk voor zich alleen. Het clubgebouw van de Koninklijke Amsterdamsche Roei- & Zeilvereniging De Hoop biedt een schitterend panorama over de levensader van de stad. Voorzitter Alex Vermeulen (69) kijkt naar het water waar het ooit, in 1848, begon. “Overdag zie je geen boten. Er wordt vooral in de ochtend en in de avond geroeid,” verklaart hij bijna schuldbewust de afwezigheid van roeiers. Veel leden werken, en de ochtend heeft iets magisch, zeker met vlak water en opkomende zon.
Maar ze zijn er dus wel al 175 jaar.
Het Algemeen Handelsblad maakte op maandag 29 mei 1848 melding van ‘een zestal jonge lieden van goeden huize’ die op vrijdagavond ‘eene proefvaart gedaan hebben naar Diemerbrug, met de zesriems giek Walborg, welke distantie van uit de Amsteljagthaven tot die plaats in 28 minuten is afgelegd’.
Niet veel later richtten de zes De Hoop op. Als geboortedatum wordt de dag van de tocht naar de Diemerbrug aangehouden: vrijdag 26 mei 1848. Het krantenstuk hangt ingelijst aan een wand in het clubgebouw.
Roeien voor brood
“We zijn die jongelui nog altijd dankbaar,” zegt Vermeulen met een lach. De gepensioneerde ambtenaar, die bijna veertig jaar werkzaam was bij de rijksoverheid op het gebied van ruimtelijke ordening, heeft zelf behoorlijk hoog geroeid en stapt nog altijd in de boot. “Straks mag ik weer het water op, er bestaat niets mooiers.”
Even over dat ‘van goeden huize’. ‘Roeien deed je voor je brood,’ staat te lezen in het jubileumboek Aan de boorden, dat verscheen bij het 150-jarig bestaan van De Hoop. Roeien werd toen vooral gezien als een beroep, om goederen en mensen over het water te vervoeren, als uitje voor de ‘zogenaamde palingboeren’.
Die roeiers werden gezien als ruw volk en het roeien in sloepen had ‘een boertig’ karakter. Vandaar de zinspeling ‘van goeden huize’. Het roeien is ‘door de hogere standen opgepakt en heeft tot in onze dagen, als dan niet terecht, een elitair en studentikoos karakter gehouden’.
Over diversiteit komen we zo nog te spreken.
Eerst maar de vraag wat De Hoop maakt dat het na 175 jaar nog steeds bestaat. Vermeulen denkt even na. “Hemel en hel,” zegt hij. “Roeien is bij uitstek een sport waar je hemel en hel op een houten bankje meemaakt. En dat is iets wat heel erg bindt. Afzien. En precies gelijk de bewegingen maken. Als dat lukt is roeien zo verschrikkelijk mooi. En anders gaat het helemaal mis…”
Hij schetst ook forse tegenwind, de tijd in de tweede Wereldoorlog, toen op last van de Duitse bezetter alle boothuizen moesten worden afgebroken en er ook niet meer op de Amstel geroeid mocht worden. Roeivereniging De Hoop was van de aardbodem verdwenen. De boten werden bij mensen thuis op zolder opgeslagen.
Zijn ze niet opgestookt in de hongerwinter?
“Nee, dat is niet gebeurd.”
Een grote familie
Na de oorlog verschenen de boten weer op het water en in 1952 betrok de vereniging het huidige, vijfde, clubgebouw, op Weesperzijde 1046. Naar een ontwerp van architect Auke Komter, exponent van het nieuwe bouwen, met hoge ruimtes en veel lichtinval.
“Familie,” zegt Vermeulen. “Een roeivereniging is een grote familie. Dat is ook waardoor we nog steeds bestaan.” Hij wijst op de lange tafels. “Op sommige avonden hebben we na de training soms wel honderd eters. En ook op andere avonden blijven er veel mensen zitten. Dat sociëteitsleven is voor een burgervereniging als De Hoop heel belangrijk.”
De Hoop telt ongeveer 1050 leden. De vloot bestaat uit zo’n 130 boten, inclusief een aantal zeilboten. En er zijn maar twee betaalde krachten: de bootsman die verantwoordelijk is voor de boten, en een jeugdcoördinator. De Hoop is een gezonde vereniging die niet voor alles door wil groeien. Vermeulen denkt dat de grens zo ongeveer bij 1150 leden ligt. “Daarboven wordt het onhandelbaar, dan ken je elkaar niet meer. We zeggen ook altijd nadrukkelijk, als mensen lid willen worden, dat we een vereniging zijn, en geen sportschool. Bij de Berlagebrug zit TopRow. Daar koop je lessen. Dat is prima, heel goed, maar zo doen wij het niet. We worden ook vaak aangeschreven of men boten kan huren. Dat doen we ook niet, we zijn geen bootjesverhuurbedrijf. Als je dat gaat doen verlies je de binding met je leden, en daarom bestaan we nu wel 175 jaar, en vieren we ons 35ste lustrum.”
Hoe ziet Vermeulen de toekomst van de vereniging?
“Ik zie geen grote koerswijzigingen. Het gaat om continuïteit. Dat klinkt niet spannend. Maar het roeien, het sociëteitsleven, de jaarlijkse wedstrijden die we organiseren, dat is het waardevolle dat je probeert te behouden. Plezier. Dat lees je in alle clubbladen van alle roeiverenigingen terug.”
“We hebben behoorlijk veel jeugd, en wat voor alle leden geldt: we maken het ook aantrekkelijk met goede boten en goede begeleiding. En we richten ons sinds enige tijd op het coastalroeien, roeien op zee, voor de kust. Samen met roeivereniging De Amstel en watersportvereniging IJburg hebben we ACRC opgericht, het Amsterdam Coastal Rowing Centre. Het wordt ook een olympisch nummer, dat is enerverend, en het zorgt voor nieuw elan in de vereniging.”
Drukte op de Amstel
Wat wel anders is – wat echt is veranderd – is de drukte op het water. “Het zijn de plezierbootjes. Op woensdagmiddag en in het weekeinde is het hier een kolkende binnenzee.”
Hij steekt eerst de hand in eigen boezem. “We moeten ons daarom vóór alles nog beter houden aan vaarregels en aan de zichtbaarheid. Iedereen moet veilig het water op kunnen. Er zijn ploegen overvaren... Roeien is de enige sport die je doet met je rug naar de toekomst en je gezicht richting het verleden. Ik roei met en vriend en we kijken echt veel om, want je maait met een riem iemand zo om van een supboard.”
“Dus: high visability-kleding. Gele petjes en hesjes. De sloepen met tientallen jongeren aan boord zijn ook niet het probleem, het zijn de mensen die zelf een bootje met een motor hebben gekocht en die te hard varen en hoge golven trekken. Die zijn ook moeilijk benaderbaar...”
Vermeulen is daarom voor meer overleg met alle watergebruikers. “Ik ben zelf niet zo van het verdedigen van belangen door je af te zetten tegen een ander. We zijn allemaal hartstikke trots op de Amstel, en moeten er samen van genieten. De rivier wordt niet breder, en het heeft ook zijn waarde om in de stad verenigingen te hebben. Dus daar gaan we vol op inzetten, zodat de Amstel van iedereen kan blijven. Als hommage houden we op zaterdag 27 mei tussen drie en vier uur ’s middags een grote vlootshow door met zoveel mogelijk boten het water op te gaan.”
Potjes en regelingen
We komen dan toch over diversiteit te spreken. Is De Hoop een hele witte vereniging?
“Ja,” zegt Alex Vermeulen zonder aarzeling. “Ons ledenbestand is in die zin geen doorsnede van de Amsterdamse bevolking. De Hoop is, net als Amsterdam, wel veel internationaler geworden. Een van onze leden heeft als gymnastiekleraar ook veel donkere leerlingen als lid proberen aan te brengen. Ze vonden het allemaal leuk, maar ze zeiden: we voetballen al. Het is ook niet meteen de contributie die een drempel is. Daar zijn allerlei potjes en regelingen voor bij de gemeente, en ook bij De Hoop.”
Maar, zegt hij, je moet ook van het water houden. “Dat is niet onbelangrijk, en niet iedereen houdt van water. Ik moet zeggen dat je bij internationale wedstrijden ook maar heel weinig donkere ploegen ziet. Wij vinden als bestuur diversiteit ongelofelijk belangrijk, want het maakt het gesprek in deze ruimte veel leuker en interessanter... Iedereen is welkom. Maar ik weet niet of we daar nu heel krampachtig aan moeten gaan werken.”
Alex Vermeulen gaat staan en kijkt door de ramen van het clubgebouw over de Amstel. Hij zit met zijn gedachten al in de boot. “Het geluid van een mooie volle slag, dat suizen van de boten op het pronkstuk van de stad. Dat is echt genieten.”