Ymere veroordeeld tot schadevergoeding van 1,85 miljoen voor verkoop Chassékerk
Woonstichting Ymere is veroordeeld tot het betalen van 1,85 miljoen euro schadevergoeding na de verkoop van de roomse Chassékerk aan een ondernemer. De betonnen vloer van de kerk bleek rot, hoewel een rapport aangaf dat het niet het geval was.
Daarnaast moet Ymere 250.000 euro betalen aan de parochie omdat het gebouw in de tussenliggende tijd door krakers en kunstenaars is gebruikt ('ontheiligd') in strijd met een clausule in het verkoopcontract tussen de corporatie en de eerste eigenaar, het bisdom Haarlem. Er was een half miljoen geëist.
'Niet schuldig'
De boete overstijgt de koopprijs van 1,250.000 euro die de ondernemer in 2011 heeft betaald met als doel de kerk te gebruiken als theater of dans- en muziekschool. Behalve voor de schadevergoeding draait Ymere op voor de proceskosten, een bedrag van €7948,64. Ymere gaat ervan uit dat de schade te verhalen is op het bisdom. Dat heeft gezegd dat de vloer goed was. Dat was ook de conclusie van een in opdracht van Ymere gemaakt rapport uit 2009.
Bij de leveringsakte zou Ymere bij verkoop voorts hebben gesteld dat de koper het object kocht in de staat waarin het erop dat moment bijstond. In vaktermen, gebruikt in de leveringsakte: 'U koopt de kerk in as.' Door de combinatie van het rapport en de koopovereenkomst meent Ymere niet schuldig te zijn. Pas later kwamen diverse deskundigen in onderzoeken tot de conclusie dat de betonvloer en de vloerdragende betonbalken in dermate slechte conditie verkeerden dat ze moesten worden vervangen.
Ontheiliging
De boete voor de ontheiliging, te betalen aan de Parochie Heilige Drie-eenheid, betreft 'onwaardige taferelen'. De kerk is gekraakt geweest en de krakers dansten op het altaar. Onderdeel van de ontheiliging was ook de plaatsing van een beeld in de kerk.
De rechter schrijft: 'Het laten dragen van een gewei door een heilige betreft een paganistisch beeld. Een dergelijke uiting is tegengesteld aan de christelijke leer die het bestaan van één god inhoudt en de verbeelding van een gewei associeert met zijn wederstrever.'