Klassiek
Weinig subtiele uitvoering symfonie van Saint-Saëns
Het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks liet onder leiding van Mariss Jansons een prachtige, volle, zware, diepe toon horen, maar het speelde ook loeihard.
Mariss Jansons – tijdje niet gezien. Sinds oktober 2017 om precies te zijn, toen als gastdirigent bij het Concertgebouworkest. Daarvan was hij tussen 2004 en 2015 de chef. Vrijdag was hij er weer, in de serie Wereldberoemde Symfonieorkesten, met wat ooit vanuit Amsterdamse optiek zijn tweede muziekgezelschap was en nu zijn enige.
Dit Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks is een verschrikkelijk goed Duits powergezelschap à la de Berliner Philharmoniker, met een klankcultuur (in de popmuziek zou nu het woord sound vallen) die van nature te groot is om in het Concertgebouw te passen. Jansons’ belangrijkste uitdaging was dus temperen, maar zonder intensiteit, kleur en draagkracht te verliezen. Zelfs voor iemand die de Grote Zaal zo goed zou moeten kennen als hij, is dit blijkbaar geen vanzelfsprekendheid. Het Beierse orkest liet onder zijn leiding een prachtige, volle, zware, diepe toon horen, maar het speelde ook loeihard.
Dvorák, saint-saëns
Door Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks o.l.v. Mariss Jansons
Gehoord 22/3, Concertgebouw
In ‘Uit de Nieuwe Wereld’ van Dvorák was dat minder een probleem dan na de pauze in de Derde symfonie van Saint-Saëns. Dat is een stuk waarin het Maarschalkerweerdorgel in het orkestweefsel moet worden ingepast, en wel zo, dat er subtiele klankmengingen ontstaan, die de oren doen spitsen. Het woord subtiel was bij Jansons niet aan de orde. De akkoorden in het middenregister van het orgel, dat in het tweede deel, Poco adagio, als een duizendkleurig filmpje olie op het orkest moet liggen, waren amper te horen.
Opzwepende toegift
Dvoráks ‘Uit de Nieuwe Wereld’ was een feest van het rubato. Niet eerder hoorde ik de althoboïst zijn tranentrekkende solo in het Lento zo vrij timen, gesanctioneerd door Jansons. Je kunt je afvragen of de componist er gelukkig van zou zijn geworden. Speel gewoon wat er staat, zou ik zeggen, of schrijf anders zelf een solo voor althobo.
Maar Jansons stal de harten met zijn tweede toegift: het vierde deel uit het Concert romanesc van György Ligeti. De opzwepende, razendvirtuoze Slavische melodieën zorgden voor veel glimlachende gezichten in de zaal.