Column
Vluchtelingen uit Vechtistan, Dommistan en Ligië
Theodor Holman (1953) is columnist, schrijver, televisie- en radiomaker. Elke dag, uitgezonderd zondag, lees je hier zijn column.
De koning keek uit zijn raam en vroeg aan zijn lakei: "Waarom staat mijn volk voor mijn paleis?"
"Dat is uw volk niet, majesteit. Dat zijn mannen uit Vechtistan, Dommistan en Ligië. Ze zijn gevlucht."
"Wat moet ik met ze doen?" vroeg de vorst.
"Denk aan de internationale regels, sire. We moeten ze onderdak, voedsel en een opleiding geven."
"Maar onze schatkist raakt zo leeg."
"We drukken geld bij, majesteit."
"Hoe komen ze hier eigenlijk binnen?"
"We hebben geen grenzen meer, dat weet u toch, majesteit?"
"Ja... ja... Daar zouden we economisch voordeel van hebben, was het niet?"
"Zeker, sire. We konden daarom bezuinigen op het leger."
"Maar het is mijn eerste plicht mijn land te verdedigen."
De lakei zweeg. Op dat moment kwam de Rekenmeester des Staats het paleis binnen. Hij keek bezorgd.
"Ja, ik weet het al, ik weet het al," zei de koning, "mijn leger is niet op orde."
"U heeft drie taken, sire," zei de Rekenmeester des Staats, "u dient onze grenzen te bewaken, onze financiën, en onze veiligheid. We hebben feitelijk geen leger meer, de minister van Financiën heeft er een rommeltje van gemaakt en onze Schout des Lands heeft niet genoeg Rakkers."
"En u bent een vervelende Rekenmeester des Staats!" zei de koning. "Waarom vertelt u me niet hoe dit allemaal komt?"
"Majesteit... u wilde samenwerken met de u omringende landen, u heeft het geld veranderd, u heeft bezuinigd op de Schout en zijn Rakkers, u heeft het geld dat u bezuinigde op de Ziekelijken aan de Schrokken geleend terwijl u wist dat u het nooit terug zou krijgen, u heeft..."
"Stop," zei de koning, "maar ik ben verdomme wel een goed mens!"
"U bent een heel goed mens, sire."
"Zie ik leed, dan doe ik er wat aan."
"Zeker, sire. Leed is bij u in goede handen."
Woedend verliet de koning de ruimte. De lakei en de Rekenmeester des Staats waren nu alleen.
"Hoe erg is het?" vroeg de lakei.
"We hebben voor de mannen uit Vechtistan, Dommistan en Ligië heel weinig werk, we hebben zelfs niet genoeg werk voor ons eigen volk. Er komen steeds meer Onbekenden. En iedereen wordt kwaad plus boos plus woedend en ze verzamelen hooivorken."
"En hoe gaat dit aflopen?" vroeg de lakei.
"We gaan verliezen," zei de Rekenmeester des Staats.