Nieuw onderzoek: misschien is toch niet iedereen zomaar in staat tot gruweldaden
De conclusies van twee van de beroemdste gehoorzaamheidsexperimenten kloppen niet. Dat werpt nieuw licht op gruweldaden als die in de Tweede Wereldoorlog.
Het gevangenisexperiment van Stanford en het gehoorzaamheidsexperiment van Milgram, wie kent ze niet? Stanley Milgram deed in de jaren zestig experimenten waarin een meerderheid van de proefpersonen onder druk van een autoritaire proefleider bereid bleek iemand dodelijke schokken toe te dienen. Philip Zimbardo leidde in 1971 het gevangenisexperiment van Stanford, waarin sommige gewone studenten tijdens een uit de hand gelopen gevangenisrollenspel veranderden in sadistische bewakers.
Volgens de tekstboeken laten deze experimenten zien dat iedereen in staat is tot kwaadaardige daden, als de omstandigheden er maar naar zijn. Druk van een autoriteit of plotselinge, absolute macht over een ander zijn zulke omstandigheden. Volgens Milgram leggen mensen in dergelijke situaties de verantwoordelijkheid voor hun daden buiten henzelf: ik ben maar een instrument, een passief radertje in het geheel, dus ik moet wel gehoorzamen en meedoen. Deze conclusie geldt als dé psychologische verklaring voor de gruwelijkheden van de Tweede Wereldoorlog.
Maar misschien zit het anders, stellen psychologiehoogleraren Alexander Haslam (universiteit van Queensland) en Stephen Reicher (universiteit van St. Andrews) in PLoS Biology. Zo deed een aanzienlijk deel van de proefpersonen van Milgram en Zimbardo niet mee aan het bestraffen en vernederen. Bovendien: wie de onderzoeksverslagen uit die tijd naleest, ziet dat de proefpersonen die wel meededen allesbehalve passief gehoorzaamden. Integendeel, ze deden actief en geestdriftig mee aan de wreedheden.
Haslam en Reicher denken daarom dat de tekstboekverklaring van Milgrams en Zimbardo's experimenten niet klopt. Ze opperen dat de proefpersonen iets anders overkwam: identificatie. Oftewel: mensen willen graag net zo zijn en doen als hun leider. In het Stanford-gevangenisexperiment was die leider Zimbardo zelf, die de rol van hoofd bewaking speelde. In Milgrams experimenten was het de proefleider, die zei dat men moest doorgaan met schokken toedienen.
Identificatie
Een nog niet gepubliceerd onderzoek van Haslam en Reicher biedt ondersteuning voor deze identificatietheorie. Tijdens een herhaling van Milgrams experiment bleek dat proefpersonen vaker doorgaan met zware schokken toedienen wanneer ze te horen krijgen dat dit in het belang van het experiment is, dan wanneer de proefleider simpelweg zijn gezag laat gelden. Niet gehoorzaamheid aan autoriteit brengt proefpersonen tot gruweldaden, stellen de onderzoekers vast, maar identificatie met de aanwezige onderzoeker.
Als deze theorie klopt, moet het antwoord op de vraag waarom zo veel mensen in oorlogstijd gruwelijke dingen doen, worden bijgesteld. Het is dan niet zo dat iedereen in staat is tot passieve 'radertjes'-kwaadaardigheid, maar dat een kleiner groepje mensen zo gegrepen wordt door een leider dat ze enthousiast gaan meedoen, zelfs als sadisme het gevolg is.
Zimbardo verwijst voor een reactie door naar Pleun van Vliet, forensisch psycholoog aan de Universiteit Utrecht en medevertaler van Zimbardo's boek Het lucifer effect. Die wijst de identificatietheorie niet op voorhand af. 'Het is geen gek idee, maar het verklaart niet alles', zegt ze.
Zo blijkt uit de verslagen van Milgram en uit de dagboeken die de Stanford Prison bewakers bijhielden volgens Van Vliet dat de proefpersonen het heel moeilijk hadden met hun eigen gruwelijke gedrag. 'Ze voelden zich er niet prettig bij. Dat komt op mij niet over als geestdriftige identificatie met een leider.' Bovendien vertelt ze dat Zimbardo zelf ook helemaal opging in zijn rol van hoofd bewaking. 'Hoe kan dat dan? Hij is echt geen machtswellusteling. En identificatie gaat in dit geval niet op, want hij was zelf de baas.'