Meneer Puntje Puntje aan de lijn. Waar de recensie van zijn boek toch blijft
PlusMarjolijn de Cocq
‘Marjolijn, wil je als-je-blieft NU meneer Puntje Puntje terugbellen?” Mijn collega schuin aan de overzijde van ons ‘blok’ klinkt meer dan getergd. Het is nog geen kwart over acht ’s ochtends en hij heeft meneer Puntje Puntje alweer twee keer aan de lijn gehad. Zoals de collega naast hem woensdagmiddag een belsessie had met meneer Puntje Puntje; de stagiair de dag daarvoor meneer Puntje Puntje te woord heeft gestaan; de redactiesecretaresse maandag een belnotitie achterliet dat meneer Puntje Puntje teruggebeld wilde worden; de coördinator van de opiniepagina’s de week ervoor appte dat hij meneer Puntje Puntje had gesproken en of ik…
Maar ik héb meneer Puntje Puntje al gesproken. Meneer Puntje Puntje accepteert geen nee.
Meneer Puntje Puntje doet niet alleen aan telefonades. Meneer Puntje Puntje doet ook aan getypte epistels. Daarin geeft hij (d.d. 7 december 2019, 21 december 2019, die laatste brief nog eens herhaald op 5 januari 2020) zijn ontstemming te kennen dat de twee boeken die hij hoogstpersoonlijk bij de balie heeft ingeleverd, nog niet positief in Het Parool zijn besproken. En dat terwijl hij (sic) ‘als kunstenaar net zoo veelzijdig is als Jan Wolkers, hoewel de sexuele passages in zijn boeken een natuurlijk onderdeel van zijn verhaal vormen, en niet een overkill zoals bij Wolkers’.
Komt er geen recensie, dan zal zijn abonnement eindigen.
In december heb ik meneer Puntje Puntje via het door hem gemelde mailadres vriendelijk laten weten dat zijn boeken, eigenbeheeruitgaven uit 2017 en 2018, niet voor recensie in aanmerking kwamen. Toen die mededeling niet bleek te zijn doorgekomen, heb ik hem hetzelfde telefonisch verteld en hem toegezegd zijn boeken te retourneren, in de hoop van verdere telefoontjes verschoond te blijven.
Maar nee.
Want nu richtte de woede van meneer Puntje Puntje zich op het feit dat de door hem tegelijk met de boeken ingeleverde aanbevelingen – van mensen wier naam ik hier uit discretie niet zal noemen, maar ‘hun oordeel is louter positief’ – niet ook had teruggestuurd. Nadat ik hem op even hoge toon als de zijne had geboden zijn telefoonterreur te staken, begon meneer Puntje Puntje te dreigen.
“Ik ga iemand op u afsturen!”
“Wie dan?”
“Een rechercheur!”
Graag, heb ik geantwoord. Alles om af te zijn van meneer Puntje Puntje. Dus nu spied ik om me heen, waar die rechercheur dan blijft. Gooi mij maar in de boeien. Maar volgens mij mist meneer Puntje Puntje ons. De stagiair heeft hem in elk geval alweer aan de telefoon gehad.
Reageren? m.decocq@parool.nl