‘Klassiek onderwijs’ met vaste leraar voor de klas verdwijnt in Amsterdam
Leerlingen (en ouders) moeten voortaan rekenen op verschillende gezichten voor de klas. Eén leerkracht per groep in de basisschool is niet langer haalbaar door het grote personeelstekort. Amsterdamse scholen trekken samen op in de transitie van klassiek naar ‘nieuw onderwijs’.
Het onderwijs moet meebewegen met de maatschappelijke en stedelijke ontwikkelingen. Dat concludeert het BBO, de vereniging van Amsterdamse schoolbesturen in het primair onderwijs. Om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen krijgt de stad daarom minder scholen en komen er coördinerende leerkrachten en niet-bevoegde professionals voor de klas.
Er is al jaren een nijpend lerarentekort, ondanks allerlei interventies. Met het Noodplan Lerarentekort uit 2020 is gepoogd het ‘tijdelijke’ tekort zo goed mogelijk op te vangen. Behalve door onbevoegden voor de klas te zetten en een vierdaagse lesweek, heeft de gemeente ook 23 miljoen euro geïnvesteerd om te zorgen dat er in 2023 vijfhonderd leraren bij zouden komen.
De ambities om het lerarentekort terug te dringen naar minder dan vijf procent zijn niet gehaald. Over de gehele breedte van de arbeidsmarkt is behoefte aan personeel en daar komt bij dat de uitstroom van gepensioneerde docenten groter is dan de instroom van pabostudenten en zijinstromers.
Wisselende professionals
De interventies uit het Noodplan worden daarom nu doorgetrokken naar ten minste de komende vijf à tien jaar, zeggen schoolbestuurders Harry Dobbelaar (Zonova), Marton de Pinth (Innoord) en Theo Hooghiemstra (AWBR) namens de 40 schoolbesturen die in het BBO verenigd zijn.
“Het klassieke onderwijsbeeld waarin we een leerkracht voor één klas zetten, gaat verdwijnen,” zegt De Pinth. “We zijn ouders er ook al gestaag op aan het voorbereiden en willen nu ook aan de stad vertellen wat er gaat veranderen.”
In het ‘nieuwe onderwijs’ krijgen leerlingen les van wisselende professionals, zoals kunstenaars, accountants en musici én is er een bevoegde leerkracht met een coördinerende rol. Volgens de schoolbesturen zorgt dit er ook voor dat de ‘druk van de ketel gaat’ en er meer ruimte komt voor bijvoorbeeld lesvoorbereidingen. Pinth: “We zien nu dat de regelingen waarmee we experimenteerden of als noodoplossing werden gebruikt, de nieuwe realiteit worden.”
De schoolbesturen noemen het een spannende beweging, omdat verandering altijd met wrijving gepaard gaat. En ‘de winkel sluit niet’. Terwijl de scholen openblijven, gaat de transitie van start. "Dat vergt veel van personeel, ouders en leerlingen,” zegt Hooghiemstra,
Minder scholen
Nog meer emotie is er bij de verandering van ‘het scholenpalet’. Amsterdam heeft te veel kleine scholen. Dat was drie jaar geleden al een zorg. Toen telde Amsterdam 39 basisscholen onder de opheffingsnorm van 196 leerlingen. Wethouder Marjolein Moorman en schoolbesturen waren toen al in gesprek over hoe ze het aantal konden verminderen.
Het BBO benadrukt dat de stad verandert en het onmogelijk is om daar niet in mee te bewegen. Het huidige aanbod sluit niet aan op de vraag. Daarmee doelen de schoolbesturen op nieuwbouwwijken met jonge gezinnen en het tegelijkertijd afnemende aantal basisschoolkinderen in de stad. Dobbelaar: “We moeten scholen verplaatsen of samenvoegen.” Het liefst blijven de bestuurders weg bij het woord ‘sluiten’. De scholen worden op een nieuwe locatie onder een nieuwe naam heropend.
Ook hebben de besturen een visie over de lege schoolgebouwen. Ze willen dat die niet direct gevuld worden met nieuwe scholen, maar de panden verbouwen tot betaalbare woningen voor leerkrachten.
Vooralsnog is dat een wens. Dankzij de nieuwe wet Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen is het oprichten van bijzondere scholen eenvoudiger gemaakt. Nieuwe initiatieven moeten steunverklaringen verzamelen om kans te maken op overheidsfinanciering. Gemeenten zijn vervolgens verantwoordelijk voor de huisvesting van deze scholen.