Voetbalfans kijken een WK-wedstrijd op schermen in het gratis toegankelijke cricketstadion in de migrantenwijk Asian Town, in Doha.

PlusReportage

Het Qatar dat je niet ziet op tv: zo beleven arbeiders in Doha het WK

Voetbalfans kijken een WK-wedstrijd op schermen in het gratis toegankelijke cricketstadion in de migrantenwijk Asian Town, in Doha.Beeld ANP / EPA

Vergeet de duizelingwekkende wolkenkrabbers, schitterende stadions en juichende supporters. In de buitenwijken van Doha zie je het Qatar dat voor honderdduizenden mensen nog steeds de bittere realiteit is. Observaties vanuit Industrial Area, waar arbeiders wonen tussen de fabrieken. Letterlijk.

Sander van Mersbergen

Langs schitterende witte paleizen en ommuurde villa’s voert ringweg E richting de Industrial Area van Doha. De taxi remt voor het rode verkeerslicht. Het duurt minuten voor het weer op groen springt. Een stoet blinkende auto’s van vip-gasten die net een WK-wedstrijd bezochten, krijgt voorrang op de vele honderden migranten die na een lange werkdag op weg zijn naar huis.

Een andere optie dan de auto of een busje is er niet echt. Geen van de 37 metrostations van Doha ligt in deze buurt, hoewel hier honderdduizenden mensen wonen. Cru wel: de migranten die met bloed, zweet en tranen het ondergrondse netwerk hebben aangelegd, profiteren er niet van. Iets vergelijkbaars wordt vaak gezegd over het WK.

Zwaarste tol

Daar zit wel wat in. In de Industrial Area en het naburige Labour City verblijven de bouwvakkers en elektriciens, de beroepsgroep die met hun werk aan stadions en infrastructuur de zwaarste tol betaalde voor dit toernooi. Zij kunnen zich een wedstrijdkaartje vaak niet veroorloven.

We bevinden ons aan de uiterste zuidwestrand van de stad. In het hart van de arme migrantenwijk ligt Asian Town, dat onder meer een grote mall en een bioscoop herbergt. Ook is er een cricketstadion, waar het WK wordt uitgezonden op groot scherm. De toegang is gratis, prijzen voor eten en drinken liggen een stuk lager dan in de reguliere fanzones. Zie het als een klein gebaar.

Het eerste wat opvalt op de parkeerplaats van het winkelcentrum, is het overweldigende overschot aan mannen. Er is geen vrouw te bekennen. In Century, een Indiaas restaurant in de mall, zitten dertig gasten: allemaal mannen in werkkleding. Als hongerige wolven duiken ze op hun bord. Ze eten zonder handen. Moet ik ook doen, zegt de ober. “Dan heb je een directe lijn naar Allah.”

Voetbal kijken op de stoep

Qatari zijn hier niet, witte toeristen evenmin. De mannen die hier op de stoep voetbal staan te kijken, op de tv's die restauranthouders daar hebben neergezet, komen vooral uit Azië. Er staat hier niet voor niets een cricketstadion, natuurlijk. Het voelt alsof we in Pakistan zijn, of Bangladesh.

Het winkelcentrum lijkt ook in niets op de met kristal en fonteinen versierde exemplaren elders in Doha. Op de vloer goedkope, zandkleurige tegels. De muren zijn voorzien van een slordige gelige pleisterlaag. In de winkels verkopen ze snoep, telefoonkaarten, koffers en goedkope kleding. Soms zit in een hoekje een man achter een naaimachine.

Het voetbal trekt geen hordes mensen naar het cricketstadion, in elk geval niet voor de wedstrijd Kroatië-Canada. Er zijn misschien vijf- of achthonderd mensen. Ze turen ingespannen naar het grote scherm en leven fanatiek mee. Pass, pass, pass! roept de Nepalees Sabris als Luka Modric opstoomt op het middenveld.

Het valt niet mee een gesprek aan te knopen met de aanwezigen, als je zelf niet verder komt dan Engels. Hier is ook een andere categorie migranten dan in het stadscentrum, waar jonge mannen uit India en Bangladesh honderduit praten over voetbal, en vertellen dat ze het prima naar hun zin hebben in Qatar.

Bruine jurk

De mensen hier zijn gemiddeld ouder. Hun gezichten vertonen groeven, hun gebitten gaten. Soms zijn ze gekleed in een traditioneel gewaad – een groot contrast met de Braziliaanse en Argentijnse voetbalshirts van de jonge migranten die het beeld in het stadscentrum kleuren.

Hier komen de mensen echt overal vandaan. Op een bankje in het cricketpark treffen we bijvoorbeeld Gurinber, afkomstig uit de Punjab. Hij draagt op zijn hoofd een grote tulband, en is voorman in de bouw. Naast hem zit een man uit het grensgebied van Pakistan en Afghanistan, wat aan zijn kleding goed te zien is. Aan de overkant, op een kleine tribune, zit een oudere Soedanees, ook werkzaam in de bouw. Hij draagt een bruine jurk, met op zijn hoofd en om zijn nek een witte doek.

De bezoekers zijn hier niet alleen voor het voetbal. Tussen wedstrijden door is er entertainment, ook dat komt van heinde en verre. Achter de tribune maken twee steltlopers uit de Egyptische stad Alexandrië zich klaar voor hun optreden. Hun hoofd komt net boven de nok van de tribune uit. Het duo is gekleed in glitterpakken met meterslange broekspijpen.

Dnaynesh en Goline komen dan weer uit Mumbai, in India. Ze dansen voor de Immortal Dance Group. Een in Qatar woonachtige kennis van hun choreograaf regelde hun komst. De reis is voor hen een wereldervaring, vertellen de dansers. Ze krijgen een goed loon, een slaapplek en ontmoeten mensen van over de hele wereld.

Pijn aan de oren

De negentig minuten zitten erop, een Filipijnse coverband betreedt het podium. De zangeres heeft haar zoontje meegenomen, hij is een jaar of tien. Hun vertolking van nummers van the Black Eyed Peas en Shakira doet pijn aan de oren. Toch klappen de toeschouwers enthousiast mee, ze verdringen zich zelfs rond het podium. Ze zijn allang blij dat er iets gebeurt hier, ver weg van hun familie, in een land dat hen buiten werk en geld niet veel te bieden heeft.

In het spoor van een groep migranten die het cricketstadion verlaat, lopen we de Industrial Area binnen. Langs de fel-wit verlichte weg ligt aan beide kanten een brede strook zand met stenen, van de bebouwing gescheiden door een manshoge witte muur. Her en der staan stoffige, witte bussen, die het werkvolk morgen weer naar de bouwplaats brengen. Overal ligt vuil: plastic tassen, flessen, een halve maaltijd. Er hangt een weeïge, onbestemde geur.

Verderop lopen twee grote straathonden, hun geblaf klinkt hard en dreigend. Voor het overige zijn de straten, die geen namen maar nummers hebben, verlaten. Achter de muren wisselen fabrieken, loodsen en flatjes elkaar af. Van een bestemmingsplan hebben ze hier nog nooit gehoord. De rook van de fabrieken waait rechtstreeks richting de slaapplaatsen van de arbeiders. Dat zijn vaak witte gebouwtjes, drie of vier verdiepingen hoog, met kleine raampjes.

Het is 22.00 uur. Op een van de balkons rookt een man een sigaretje. Hij groet, draait zich om en loopt naar binnen. Morgen weer een dag.

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden