PlusPS
Het prijswinnende geheim achter de inrichting van Amsterdam
Geen tegel, prullenbak of stoeprand in Amsterdam is willekeurig gekozen. Vrijdag wint de stad een designprijs voor de inrichting van de openbare ruimte.
Op zo'n 13 meter diepte onder Amsterdam begint een dikke laag zand, waar tienduizenden jaren geleden de wolharige mammoet nog op heeft gelopen. Toen na de laatste IJstijd de zeespiegel steeg, is op dat zand een laag zeeklei van een meter of 8 dik achtergelaten.
Door het ontstaan van zandruggen en een kustlijn ontstond hier een moerassig gebied, waar in de duizenden jaren die volgden een dik pakket veen op is gegroeid. Daarop ligt inmiddels weer een paar meter ophoogzand, dat overal in de stad aanwezig is. En die laag is weer afgedekt met een flinterdun maar prijswinnend laagje tegels, stoepranden en stadsmeubilair.
De manier waarop in Amsterdam de openbare ruimte wordt ingericht, de zogeheten Amsterdamse Puccinimethode, krijgt vrijdag namelijk de Paul Mijksenaar Award voor functioneel ontwerpen. Een prijs die is bedoeld als erkenning voor de vaak anonieme ontwerpen waarin bruikbaarheid voorop staat.
Bonbons
De naam Puccinimethode vermoedt dat er een charismatische Italiaanse designer met een pretentieuze ontwerpfilosofie en een kant-en-klaar plan verantwoordelijk is voor de manier waarop de straten in Amsterdam worden ingericht. Dat is niet zo.
De methode is het resultaat van duizenden uren vergaderen door anonieme ambtenaren, die sinds 2001 in anonieme zaaltjes bij elkaar kwamen om 'de werkprocessen in de openbare ruimte' te stroomlijnen. In een van die vele vergaderingen trakteerde de voorzitter op bonbons van Puccini, de chocolaterie tegenover het stadhuis.
"Die bonbons, hè," zei een van de aanwezige ambtenaren vermoedelijk, terwijl hij wellicht een chocolaatje met een ganache van marsepein en krent in zijn mond stopte. "Is dat niet precies wat wij ook willen? Een goede uitvoeringskwaliteit, ambachtelijk en met passie en een gedegen voorbereiding gemaakt, voorzien van goede ingrediënten? En een nauwkeurige uitvoering met oog voor details, met als resultaat een hoge eindkwaliteit?" Het project ging vanaf dit moment verder als de Puccinimethode.
Visuele kwaliteit
Het was rond de eeuwwisseling en vergeleken met de totaal verloederde openbare ruimte in de jaren zeventig - toen klinkers plaatsmaakten voor asfalt, er plannen waren voor een vierbaansweg door de binnenstad en vooral junks zich thuisvoelden in de straten - was er al veel gebeurd.
Vanaf de jaren tachtig werd er weer volop geïnvesteerd in de stad, waarbij de nieuwe stadsdelen verantwoordelijk werden voor de inrichting van de openbare ruimte. Die hadden grote vrijheid en waren niet bang voor experimenten.
De kwaliteit van de openbare ruimte in de stad ging dan wel omhoog, maar de verschillen per buurt waren groot. Visueel was het een grote rommel. Bovendien was de beheersbaarheid door de vele soorten verschillende materialen lastig. En dat elk stadsdeel zijn eigen inkoop regelde, maakte alles een stuk duurder. Het doel van de Puccinimethode: zorgen voor een betere visuele kwaliteit van de stad, die efficiënt uitgevoerd en beheerd kon worden.
Basismaterialen
Nu, al bijna twee decennia later, wordt materiaal centraal ingekocht - het succesvoorbeeld is de gezamenlijke aankoop van fietsnietjes, waarbij 75.000 euro werd bespaard. Daarnaast zijn er dikke handboeken waarin tot in detail is uitgewerkt hoe een kruispunt of tramhalte eruit moet zien.
Het zijn een soort tekeningen voor Legobouwwerken. Inclusief de Legoblokjes, want de afgelopen jaren is er een vaste set basismaterialen ontwikkeld. In de Puccinituin, aangelegd bij het Materiaalbureau van de gemeente aan de Theemsweg, is te zien met welke standaardmaterialen de stad wordt betegeld.
Betonnen bakstenen - in het huidige straatbeeld te herkennen aan de door slijtage gespikkelde bovenkant - mogen alleen nog in het Havengebied worden gebruikt. Voor de rest van de stad zijn terrarode gebakken klinkers de standaard.
Die liggen in elk geval op de parkeervakken en de 30-kilometer rijbanen. Ze zijn ook verplicht voor de trottoirs in de binnenstad, daarbuiten kan eventueel de goedkopere - en onderhoudsvriendelijke - grijze, vierkante betontegel van 30 bij 30 centimeter worden gebruikt. Op 50-kilometer straten ligt overal zwart asfalt, op vrijliggende fietspaden rood asfalt. Bovendien liggen overal dezelfde betonnen stoepranden: alleen in de binnenstad worden ook natuurstenen stoepranden gebruikt.
Streng
Dat lijkt allemaal vrij eenvoudig, maar de variaties zijn eindeloos. Neem de stoepranden. In het buitenland wordt een recht stuk stoeprand vaak in delen gehakt en aan elkaar geplamuurd om een bocht te maken. In Amsterdam is voor elke bocht of hoek een apart blokje ontworpen. Met visbekaansluiting, waardoor alles exact op elkaar past.
Ook indrukwekkend is het aantal verschillende soorten putten, die zo zijn ontworpen dat er ook voor elke mogelijke combinatie ondergronds een aparte put is ontworpen. Daarnaast gaat de Puccinimethode niet alleen om de tegels: ook voor de bankjes, prullenbakken, verlichting, fietsrekken en al het andere straatmeubilair zijn standaarden. Het uitgangspunt: eenvoud en vanzelfsprekendheid.
Wie eenmaal in de Puccinituin heeft gelopen, of door het handboek heeft gebladerd, ziet overal in de stad wat wel en niet voldoet aan de standaard. Dat is vaker niet dan wel: de stad is nog geen bonbon. En die zal hij ook nooit worden. Het duurt lang voordat de richtlijnen overal zijn doorgevoerd. Wel wordt bij elke herinrichting nu streng gelet op de juiste uitvoering. Iedere stedelijke ontwerper moet zich aan de richtlijnen houden: afwijken mag alleen na toestemming van een commissie.
Puccinipolitie
Zo werd het plan voor de openbare ruimte voor een nieuwe wijk langs de Weespertrekvaart afgewezen, omdat de ontwerpers stelconplaten hadden ingetekend. De grote betonplaten, die bij uitzondering vanwege de havenhistorie wel mogelijk zijn langs de IJ-oevers, zouden ook in de nieuwbouwijk het 'ruige karakter van het huidige bedrijventerrein' doen terugkomen.
Dat vond de commissie - door ambtenaren nog wel eens de Puccinipolitie genoemd - onzin: in het huidige gebied worden nauwelijks stelconplaten gebruikt en de transformatie zal het gebied juist minder ruig maken. Dat worden dus gewoon de gebakken roodbruine bakstenen, zoals in de rest van de stad.
Wordt de stad daardoor langzaam overal exact hetzelfde? Volgens de gemeente niet. Voor bijzondere plekken - zoals stadspleinen - mag er worden afgeweken van de 'vloerkaart' die voor de stad is ontworpen. En bovendien is de inrichting van de openbare ruimte slechts de basis. Als die rustig, strak en helder is, komt wat er op plaatsvindt tot leven.
De jury van de Paul Mijksenaar Award noemt de Amsterdamse methode en uitwerking 'briljant'. 'Er zijn weinig voorbeelden van deze omvang waarin functionaliteit, bruikbaarheid en esthetiek zo harmonieus samengaan, waarbij de bedenkers en uitvoerders onzichtbaar en anoniem bleven.'
De Paul Mijksenaar Award
Sinds hij in 1989 de baanbrekende bewegwijzering voor Schiphol maakte, geldt Paul Mijksenaar als dé specialist op het gebied van information design en 'wayfinding'. Omdat hij zich eraan stoorde dat designprijzen vooral over schoonheid gaan, riep hij in 2011 de Paul Mijksenaar Design for Function Award in het leven. Die prijs is bedoeld als erkenning voor vaak anonieme ontwerpen waarin bruikbaarheid voorop staat.
De eerste prijs ging postuum naar Edward N. Hines (1870-1938), de man die honderd jaar geleden de witte middenlijn op wegen bedacht. Andere winnaars van de prijs waren onder andere het fietsknooppuntensysteem (2013) en de IKEA-montageinstructies (2015). "In de afgelopen tien jaar viel mij de esthetiek in het Amsterdamse straatbeeld steeds vaker op," aldus Paul Mijksenaar.
"Het Puccinihandboek leest als een gebruiksaanwijzing, maar met opvallend veel variatiemogelijkheden, ook voor bijzondere plekken zoals pleinen en parken."