De statistiek achter het kampioenschap van Ajax
PlusMaarten Moll
Schrijf maar op: 15 mei 2040. Dan viert Ajax namelijk het veertigste kampioenschap. 2040? Dat is pas over 21 jaar. Niet wat laat?
De Amsterdammers hebben 21 jaar om zes kampioenschappen bij elkaar te spelen en de vierde ster op hun shirt te laten naaien. Eén keer in de drieënhalf jaar kampioen. Twee keer kampioen worden in de zeven jaar. En al die andere jaren dan?
Wat zijn dit voor cijfers?
Statistiek. Vandaag precies 37 jaar geleden werd Ajax voor de twintigste keer landskampioen. Het was het seizoen dat Johan Cruijff bij Ajax terugkeerde. Op 15 mei 1982 won Ajax thuis, in het Olympisch Stadion, met 3-2 van AZ’67 en was het kampioenschap een feit. Dick Schoenaker, Keje Molenaar en Gerald Vanenburg (mooie pass van Cruijff) maakten de doelpunten.
Precies 29 jaar later, op 15 mei 2011, werd Ajax voor de dertigste keer kampioen. In de Amsterdam Arena werd FC Twente met 3-1 verslagen. Doelpunten van Siem de Jong, een eigen doelpunt van Denny Landzaat en weer Siem de Jong (speelt thans als Ajax-huurling bij Sydney FC). Eindelijk, na zeven jaar, was Ajax weer de beste van Nederland.
Dus zou er tussen het dertigste en veertigste kampioenschap van Ajax ook 29 jaar moeten zitten. Nog 21 jaar te gaan voor die zes titels. Ja hoor eens, hoor ik u zeggen, en tussen het tiende en het twintigste kampioenschap dan?
Daar zaten 22 jaar tussen (1960-1982). Het kan nog erger. Als we die wiskundige reeks zouden doortrekken, dan zou het 22-29-36 worden, dus zou Ajax pas in 2047 het veertigste kampioenschap vieren.
Dat is 28 jaar voor zes kampioenschappen, één titel in de 4,666 jaar. Gekmakend natuurlijk. Gelukkig zijn statistieken ook maar statistieken en niet altijd wetmatigheden.
Om de fans niet te laten wanhopen – en gezien de verwachte leegloop – zou deze zomer wel flink moeten worden ingekocht om veel eerder dan in 2040 de vierde ster te kunnen vieren.
Reageren? m.moll@parool.nl