Plus
De buffer tussen burger en bestuur is altijd getwist
Sjef van de Poel onderzocht de Rotterdamse deelgemeenten voor Betwist Bestuur, en nam de stadsdelen van Amsterdam mee. Rode draad: over de 'buffer tussen burger en bestuur' is altijd getwist.
Ongelooflijk eigenlijk. Sinds de oprichting in de jaren zeventig van de deelgemeenten in Rotterdam en de stadsdelen in Amsterdam is er permanent discussie geweest over nut en noodzaak van deze extra bestuurslaag.
Een discussie tussen bestuurders, welteverstaan.
De burger, om wie het toch allemaal te doen was, heeft zich nooit bij referendum mogen uitspreken over de wenselijkheid van fijnmazig lokaal bestuur.
Als dat wel was gebeurd, was de uitkomst mogelijk in het voordeel van deelgemeenten en stadsdelen uitgevallen, vermoedt Sjef van de Poel, schrijver van een dikke pil over de geschiedenis van de wijkraden en de deelgemeenten in Rotterdam. "De discussie over de deelgemeenten laaide wel steevast elke vier jaar op, maar een serieuze poging om ze op te doeken is nooit ondernomen. Dat zegt wel iets."
Van de Poel, eerder werkzaam als secretaris in de deelgemeente Charlois, nam in zijn onderzoek ook de Amsterdamse deelraden onder de loep. "Rotterdam en Amsterdam zijn de enige steden die voor een extra bestuurslaag hebben gekozen. Gek genoeg gebeurde dat zonder overleg tussen de twee gemeenten, ook daarna niet. Er is veel contact tussen de steden, maar dat ene onderwerp wordt nooit gesproken."
Breekijzer
Rotterdam en Amsterdam hadden elk hun eigen motieven om zo'n binnengemeentelijke bestuurslaag te willen.
Rotterdam was door zijn annexaties van omliggende gemeenten kort na de oorlog overgegaan tot het instellen van wijkraden. In 1973 zette de stad de volgende stap met de oprichting van deelgemeenten. Dat was een primeur voor het land, maar voor Rotterdam een vanzelfsprekende beweging.
Amsterdam volgde begin jaren tachtig, maar hier waren de stadsdelen vooral een breekijzer van het zittende bestuur om de dominantie van de bestuursdiensten te breken. "De stadsdelen kregen meteen ook veel meer geld en zeggenschap dan de deelgemeenten in Rotterdam. In Amsterdam werden de uitkomsten van de proef met Osdorp en Noord nauwelijks afgewacht. Het stelsel werd in hoog tempo uitgebreid."
Instrument
Betwist Bestuur is de naam die de schrijver zijn boek heeft meegegeven, en die titel dekt de inhoud volledig. Rustig is het nooit geworden rond de deelgemeenten en stadsdelen.
Wat de een zag als een instrument van burgerparticipatie, zag de ander als een onnodige buffer tussen burger en bestuur, en weer een ander als een verzameling zetbazen van het gemeentebestuur om het beleid erdoor te drukken.
In Rotterdam, schrijft Van de Poel, kreeg het verzet een impuls met de komst van Leefbaar Rotterdam in 2002. "Tot dan was het vooral klein links geweest dat protesteerde tegen de deelgemeenten. Nu was er een behoorlijk grote fractie die hen ook niet zag zitten."
Toch was het het eerste kabinet-Rutte dat met een aanpassing van de gemeentewet een streep haalde door de binnengemeentelijke bestuurslaag.
Parlementje spelen
Met meer ideologische dan inhoudelijke argumenten, constateert de schrijver. "Het verwijt was dat de stadsdelen parlementje aan het spelen waren, maar dat kwam ook omdat de stadsdelen en deelgemeenten waren gemodelleerd naar de centrale bestuursstructuur. Het was dus zo bedacht bij de oprichting."
Inmiddels is ook in Amsterdam een andere politieke wind gaan waaien. Het vernietigende rapport van de commissie-Brenninkmeijer was voor het huidige college aanleiding om de reeds gekortwiekte deelraden nog verder af te bouwen.
Van de Poel: "Als je vindt dat elke bestuurder er een te veel is, is dat een goede zaak. Maar je kunt ook zeggen: wat is het bezwaar dat al die mensen zich bezighouden met de stad?"
Sjef van de Poel: Betwist Bestuur, Wijkraden en deelgemeenten in Rotterdam. Uitgeverij Boom, 824 blz., €35