Amsterdamse elite handelde in slaven zoals in suiker
De Amsterdamse elite investeerde ooit enthousiast in de trans-Atlantische slavenhandel, zo blijkt uit onderzoek van de Vrije Universiteit en het Stadsarchief naar de reizen van het slavenschip Watervliet.
De Watervliet maakte aan het begin van de achttiende eeuw drie reizen van Amsterdam via de Goudkust van Afrika naar de Nederlandse kolonieën Curaçao en Suriname. De Amsterdamse koopman Dirk Versteeg was de initiatiefnemer, maar hij verzamelde twintig investeerders om zich heen, onder wie de burgemeesters Pieter Rendorp en Harmen Hendrik van de Poll.
Tijdens de drie reizen bracht de Watervliet ruim 1200 Afrikaanse slaven naar de plantages van Curaçao en Suriname. Zij werden aangekocht in de forten op de kust van het huidige Ghana met wapens, schelpen en andere goederen die als betaalmiddel werden geaccepteerd. De investering betaalde zich niet altijd uit: tijdens de derde reis van de Watervliet kwam meer dan de helft van de vierhonderd meegevoerde mannen, vrouwen en kinderen om het leven.
De onderzoekers maakten een reconstructie van de onderneming met behulp van het notarieel archief in het Stadsarchief, een verzameling nota's en contracten die 2,5 kilometer beslaat. Over enige twijfel bij de investeerders over de handel in mensen valt niets terug te vinden. 'Zij handelden in alles waarmee geld kon worden verdiend,' vertelt Mark Ponte van het Stadsarchief. 'Slaven waren handelswaar, net als koffie en suiker.'
Lees dit weekend (16/17-1) meer in Het Parool (digitale krant): Toen slavenhandel nog gewoon was