PlusColumn
Als je niet wilt juichen, moet je niet scoren
In het boek Het Grote Juichen (2007) hebben de auteurs Henk Jan Grotenhuis en Tim Duyff de ontwikkeling van het juichgedrag van voetballers al eens uitgebreid onder de loep genomen.
Conclusie: het vieren van een doelpunt is van een teamfeestje een individueel feestje geworden. Passend bij het tijdsbeeld.
Zelden nog zie je een voetballer na het maken van een goal één arm in de lucht steken, gevolgd door een klein vreugdesprongetje, om daarna snel te verdwijnen in een kluwen van dolblije medespelers.
Het 'nieuwe juichen' stak rond de eeuwwisseling de kop op: oneindig veel ingestudeerde dansjes en toneelstukjes zijn sindsdien voorbijgekomen. Bij Ajax zagen we ooit Steven Pienaar op handen en voeten over het gras kruipen en zijn 'poot' optillen als een piesende hond. PSV'er Mateja Kezman wekte irritatie op door telkens met zijn duimpjes naar zijn naam op zijn rug te wijzen als hij had gescoord.
Scorende voetballers creëren steeds vaker een podiumpje voor zichzelf om alle aandacht te vangen of om een persoonlijke boodschap over te brengen. Een welkom aan een pasgeboren baby (het wiegen van een denkbeeldig kind), de aankondiging van de komst van een nazaat (speler steekt een duim in zijn mond) of - de laatste rage - een liefdesverklaring: de doelpuntenmaker vormt met de vingers van twee handen een hartje.
Je kunt er van alles van vinden, maar het is nog altijd beter dan de voetballer die na een doelpunt roerloos blijft staan, met zijn blik naar de grond gericht en zijn armen bijna verontschuldigend langs zijn lichaam bungelend.
Sorry. Sorry dat ik heb gescoord tegen de club waarvoor ik ooit heb gespeeld.
Dat zullen we Arjen Robben niet zien doen, bezwoer de aanvaller, als hij vanavond voor Bayern München een doelpunt maakt tegen zijn oude club PSV. "Want als je niet wilt juichen, moet je niet scoren."
Dick Sintenie is sportverslaggever bij Het Parool, en schrijft elke dinsdag een column over Ajax. Reageren? d.sintenie@parool.nl