PlusInterview
Waarom er nog steeds een Friese kaatsvereniging in Amsterdam is
Journalist-schrijver Flip van Doorn verhuisde elf jaar geleden naar de provincie die zijn grootvader ooit om economische redenen verliet. In De Friezen reist hij door de Friese historie, die hem ook naar Amsterdam brengt.
Ooit strekte het Friese taalgebied zich uit over een brede kuststrook van Jutland tot Vlaanderen, maar een roerige geschiedenis heeft de Friezen uiteindelijk teruggedrongen binnen de huidige provinciegrenzen. Friezen zijn echter verhalenvertellers, voorzien van een eigen taal bovendien. Het zijn die verhalen, woorden en namen waarmee de Friezen zich volgens Flip van Doorn onderscheiden van anderen en waarmee hun identiteit tot uitdrukking komt.
Hoewel slechts voor een kwart Fries blijkt ook de schrijver een bevlogen verteller. Elf jaar geleden verruilde hij Huizen voor IJlst en keerde zo terug naar de provincie die zijn grootvader noodgedwongen had verlaten. In elf hoofdstukken gaat hij op zoek naar de geschiedenis van de Heerlijkheid Friesland en zijn eigen familiehistorie. De Friezen is ook een reisboek met verslagen van elf tochten door de geschiedenis, de provincie en ver daarbuiten, van Allardsoog tot de Zwitserse Alpen. In Amsterdam gaat Van Doorn op zoek naar sporen van de winkel Stad IJlst, ooit het adres in de Kalverstraat voor Friese zuivelproducten getuige de reclameslogan op de gevel: ‘In de Stad IJlst daar is de loop, daar is de boter en kaas goedkoop.’
In uw nawoord verdedigt u dat het een geschiedenis van de Friezen is en niet de geschiedenis.
“De geschiedenis van Friesland is te veelomvattend, dan had ik een trilogie moeten schrijven. De bewust gekozen verhaallijnen lokten mij naar andere plaatsen dan de elf Friese steden, soms tot ver buiten de huidige provinciegrens.”
U bezoekt niet alle elf steden, maar woont wel een mis bij in de Friezenkerk in Rome en wandelt over het achttiende-eeuwse Damrak, waar de Friese beurtschepen en marktveren dagelijks aanmeerden.
“De ooit zo trotse Friese havensteden aan de Zuiderzee verloren in de Gouden Eeuw aan importantie. De legende van het Vrouwtje van Stavoren staat symbool voor die teloorgang: door haar hebzucht verzandde de haven en verviel de stad in armoede. In werkelijkheid was het de opkomst van de Hollandse havensteden, Amsterdam voorop, die het Friese tij keerde. De Friese vloot bleef varen op de Oostzee, maar het hout waarmee ze terugkeerde, ging naar Amsterdam. De zuivelhandel met de Amsterdammers bezorgde een stad als Bolsward wel een periode van welvaart.”
Friesland stagneerde in ontwikkeling, maar maakte later ook geen industrialisatie door.
“Dat blijkt nu een voordeel. Friesland heeft iets weten te behouden wat zeker in Amsterdam en omstreken steeds schaarser wordt: ruimte.”
Na het graan, boter en kaas maakten aan het eind van de 19de eeuw ook steeds meer Friezen de overtocht naar Amsterdam, op zoek naar een beter leven. Tussen 1870 en 1900 verdubbelde de bevolking van Amsterdam, mede dankzij een groot aantal Friese migranten.
“Friesland had een agrarische cultuur, met kinderrijke gezinnen waarvan de oudste zoon de boerderij erfde. Daar kwam rond 1880 een landbouwcrisis overheen, toen de graanprijs kelderde met de import van goedkoop Amerikaans graan. Het was dus bittere noodzaak om de boot naar Amsterdam te nemen, daar was werk. Met de eerste golf kwamen de handwerkslieden, na de beurskrach van 1929 volgden de onderwijzers, ambtenaren en politieagenten. Mijn opa doorliep de kweekschool, schreef meer dan honderd sollicitatiebrieven en belandde uiteindelijk op een school in Zuid-Limburg. Friesland liep gewoon leeg.”
Eenmaal in Amsterdam verenigden de Friezen zich, zoals in de in 1883 opgerichte vereniging of ‘krite’ De Vrije Fries.
“Friezen waar ook in de wereld zoeken elkaars gezelschap op in zogeheten kriten. De meeste Amsterdamse kriten zijn inmiddels ter ziele, maar er is nog steeds een Friese kaatsvereniging in Amsterdam.”
De naam Vrije Fries was geen toeval. Hoe zat dat met die Friese onafhankelijkheidsdrang?
“De invasiemacht van Karel Martel versloeg bij de ‘Slach by Jirnsum’ in 734 de troepen van de Friese krijgsheer Poppo. Nog geen halve eeuw later zou Karel de Grote, kleinzoon van Karel Martel, de Friezen hun vrijheidsprivileges hebben geschonken. Het oorspronkelijke document is spoorloos, maar het zou volgens de verhalen zijn ingemetseld in de kerk van Harlingen, die van Aldenboarn of de Friezenkerk in Rome.”
In hoeverre draagt de eigen Friese taal bij aan de zoektocht naar identiteit?
“Ik probeer in het boek weg te blijven van het begrip identiteit, dat is glad ijs. Dé Fries bestaat niet. Als je vanuit de Randstad naar Friesland kijkt, lijkt het een homogeen gebied, met één volk, één vlag en één taal. Maar als je er gaat wonen, dan besef je pas hoe heterogeen de Friezen zijn. Ze zijn creatief en conservatief, onzeker en zelfbewust, open en gesloten – en dat allemaal tegelijk. En overal is de taal weer iets anders. Tegelijkertijd is de behoefte aan een gemeenschappelijke identiteit van oudsher erg sterk. Ook mijn boek wakkert die discussie weer aan.”
Commissaris Voordewind vertelt
Ook de bekende Amsterdamse politiecommissaris Hendrik Voordewind, schrijver van de rond 1950 populaire boekjesreeks De commissaris vertelt, had Friese roots. De chef van bureau Warmoesstraat was op 5 augustus 1887 geboren in Leeuwarden. In een van zijn boekjes vertelt hij over een ontmoeting met een mede-Fries: ‘De man had nog geen drie woorden met mij gewisseld of ik hoorde het al, dat hij een Fries was. “U bent ook geen Amsterdammer,” merkte ik op. “Neen, maar u ook niet.” Het ijs was gebroken en ons gesprek werd in de memmetael voortgezet.’ Overigens voelde Voordewind zich na veertig jaar wonen en werken in de hoofdstad inmiddels wel een volbloed Amsterdammer: ‘Als ik geen Fries was, zou ik Amsterdammer willen zijn.’