Nieuws
Trots op de gasbel verdween snel bij de Groningers
Jaren voelden Groningers zich genegeerd als ze aan de bel trokken over de bevingen in hun woongebied. Tijdens de parlementaire enquête naar de gasboringen kunnen ze eindelijk hun onmacht tegenover de Haagse politiek verwoorden.
Herman de Muinck was 10 jaar oud toen hij als bakkerszoon in het voorjaar van 1959 de eerste medewerkers van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) zag bij het land van bietenboer Kees Boon in Kolham. Hij kwam op zijn fiets brood afleveren. “Wat doen jullie?” vroeg hij. Naar olie boren, was het antwoord.
In de weken die volgden, zag de jonge De Muinck de boortorens opgebouwd worden. “Maar tot ieders verbazing kwam er gas naar boven en geen olie.”
De Muinck is de eerste getuige die is opgeroepen door de parlementaire enquêtecommissie, die onderzoek doet naar de gasboringen in Groningen. “Zestig jaar gaswinning heeft Nederland veel gebracht,” zegt commissievoorzitter Tom van der Lee bij aanvang. “Maar voor de gedupeerden zaten er ook schaduwkanten aan.”
De enquête moet opheldering geven over hoe de besluitvorming over de boringen in de loop der decennia gestalte kreeg.
De Muinck vertelt hoe hij − net als veel andere Groningers − aanvankelijk trots was op de enorme gasbel onder hun voeten die uiteindelijk heel Nederland van energie zou voorzien. “’s Nachts kon ik thuis de Kameleon lezen bij het schijnsel van de gasvlam. Tot in de stad Groningen was de vlam te zien. Het was een wereldwonder!”
Al vrij snel kwam de twijfel. De Muinck legde op camera de omgeving en het boerenleven vast. “Dan zeiden de boeren: De Muinck, kom ’ns kieken! Ze lieten me de scheuren in de muren zien en hoe sommige muren gingen wijken.”
En in de loop der tijd veranderde het sentiment onder veel Groningers. Ook omdat de regio kampte met economische achteruitgang, vertelt De Muinck. “Veel werkgelegenheid verdween. Pas afgestudeerden vertrokken naar het Westen.”
De trots sloeg om in wrevel. “De gasvondst was een pinautomaat waar de staat en oliemaatschappijen goed geld uit trokken, maar de Groningers zelf merkten er niets van.”
Als Groningers bij de NAM aan de bel trokken, kregen ze nul op het rekest. Als boeren hun schuurdeur niet meer konden openen, kwam dat niet door de boringen, kregen ze te horen. De Muinck is ervan overtuigd dat als eerder was erkend dat de boringen ook nadelen hadden, en als die nadelen netjes waren verholpen, er nu nog steeds ‘gas gewonnen had kunnen worden’.
Maar dat gebeurde niet. Zelf merkte hij dat het eerst toen de schoorsteen van zijn huis in Slochteren begon te scheuren. Volgens de NAM kwam dat doordat het waterschap de waterstand te laag hield. “Niemand nam de schades serieus. Ook lokale politici niet.”
Dat veranderde pas toen op 16 augustus 2012 een zware beving bij Huizinge plaatsvond. De Muinck: “Ik vond het heel erg voor de mensen, maar was ook blij. Ik dacht: dit schudt de zaak wakker. Maar de NAM noemde het een incident.”
Inwoners van het gebied staan machteloos tegenover de advocaten van de NAM. Hij noemt het relaas van een bekende: “Het huis van Ria Mulder was total loss. Dan zegt zo’n advocaat van de Zuidas: wie zegt dat het niet komt door een oude granaat uit de oorlog? Daar kun je als individu niet tegen procederen.”
Ook Sijbrand Nijhoff is verbitterd. In een emotioneel betoog voor de commissie beschrijft de voormalige paardenboer hoe schades en waardevermindering van de huizen in Groningen jaren niet fatsoenlijk werden gecompenseerd door de NAM of door de rijksoverheid. Uit de exploitatie-overeenkomst van het Groninger veld die hij uit het Nationale Archief heeft laten opvissen, blijkt dat de overheid net zo goed exploitant is. “En ze bleven de verantwoordelijkheid maar afschuiven op de NAM.”
De schade door de bevingen aan zijn eeuwenoude boerderij was groot. “Maar de schadeherziening, daar was de beving niets bij! Al die taxateurs. Als er tien scheuren zaten, werden er twee vergoed.”
Na jaren procederen ziet Nijhoff het een tijd niet meer zitten. Hij vertelt hoe hij hoopt dat de schoorsteen op hem valt. “Ik dacht: dan is er ten minste een keer een dode gevallen. Dan wordt Den Haag een keer wakker!”
Hij sluit zijn betoog af met een oproep aan de Kamerleden die hem ondervragen. “Nederland weet niet waar Groningen ligt, maar wel als het op centen aankomt. Jullie in de Tweede Kamer nemen toch wetten aan? Het is niet rechtvaardig zoals met ons is omgegaan.”
Er zitten niet alleen scheuren in de Groninger huizen, maar ook in de mensen, stelt Nijhoff.