Rutte wil nog niet zeggen wat hij wist van bombardementen Irak
Een zichtbaar ongemakkelijke premier Mark Rutte wilde vrijdag niet zeggen wanneer hij is ingelicht over de burgerdoden die mogelijk zijn gevallen bij Nederlandse bombardementen in Irak. Hij weet: nu de Tweede Kamer zich voorgelogen voelt, gaan ze achter hem aan.
Bij een debat in de Tweede Kamer erkende defensieminister Ank Bijleveld deze week dat het parlement in juni 2015 verkeerd is geïnformeerd. Toenmalig minister van Defensie Jeanine Hennis zei toen dat er geen ‘Nederlandse betrokkenheid’ was bij burgerslachtoffers, terwijl ze al was ingelicht dat dit waarschijnlijk wél zo was.
Antwoord in brief
Waar de Tweede Kamer de pijlen eerst richtte op Bijleveld, die een motie van wantrouwen tegen zich zag ingediend, verschuift die aandacht nu naar de premier. In een reeks schriftelijke vragen is ook Rutte gevraagd wanneer hij nu precies meer wist.
Deze week wilde de premier alleen nog zeggen dat hij zich niet kan herinneren in 2015 te zijn ingelicht over de burgerslachtoffers. “Er staat mij helemaal niets van bij,” zei de premier. Het ‘zou wel kunnen’ dat zijn ambtenaren op de hoogte waren.
Dat haperende geheugen wekte meteen ergernis in de Kamer. Dat excuus kennen we wel van hem, klonk het. Rutte zei dat immers ook toen het ging over memo’s rond de afschaffing van de dividendbelasting. Toen heette het dat hij zich die niet ‘kon herinneren’. En toen Halbe Zijlstra aan hem opbiechtte dat hij nooit op bezoek was geweest bij Poetin had Rutte ‘geen actieve herinnering’ aan met wie hij met die bekentenis deelde.
Rutte realiseert zich dat hij de Kamer nu klinisch zal moeten voorlichten wat hij en andere kabinetsleden wisten. Hij wimpelde daarom vragen van journalisten maar af. “Ik respecteer uw vragen, ik zou ze misschien ook stellen, maar we moeten nu echt eerst de Kamer informeren.”
Rutte wil namelijk niet ‘hapsnap’ vertellen wanneer hij wat wist, besloot de premier. Liever moet alles er komende week liggen, zo is de hoop, in een gedetailleerde brief.
Wat wist de premier?
Cruciaal daarbij zijn de dagen na 9 juni 2015. Dat was het moment waarin Hennis tijdens een briefing hoorde van mogelijke burgerdoden bij de militaire actie bij het Irakese Hawija. Die kennis werd vervolgens gedeeld met andere departementen, waaronder dat van Rutte.
Vraag is nu vooral: bereikte die kennis de premier en wanneer? Want anderhalve week later loog Hennis immers de Tweede Kamer voor dat haar van ‘Nederlandse betrokkenheid’ niets bekend was.