Plus

Historicus prikt tulpenmythe door: ‘De echte verliezers waren de weeskinderen’

De prijzen voor tulpenbollen stegen in de winter van 1636 exorbitant. Maar na verkoop van een enkele bol kon je zeker geen Amsterdams grachtenpand kopen. Het is slechts een van de mythes die Henk Looijesteijn doorprikt in zijn boek Tulpenkoorts: ‘Er was geen sprake van totale gekte.’

Peter de Brock
The Tulip Folly (1882), Jean-Léon Gérôme (1824-1904). Beeld Walters Art Museum
The Tulip Folly (1882), Jean-Léon Gérôme (1824-1904).Beeld Walters Art Museum

Over de tulpenmanie doen de wildste verhalen de ronde, maar de mythe blijkt groter dan de waarheid. Na het klappen van de bollenbubbel kozen bankroet geworden handelaren niet massaal voor een verdrinkingsdood in de Amsterdamse grachten. En schilder Jan van Goyen stierf weliswaar in 1656 berooid, maar eerder dankzij zijn belabberde handel in onroerend goed, dan door een mislukte investering in tien tulpenbollen.

Veel van de handelaren en floristen bleken na de krach (1637) nog welgesteld genoeg om huizen te kopen en kunst te verzamelen, aldus Henk Looijesteijn, auteur van het boek Tulpenkoorts: ‘Het leven ging voor veel van hen door zonder al te grote financiële kleerscheuren.’

Koersval

De koersval van de tulpenbol verliep die eerste februaridagen van 1637 in stadia. Op 5 februari werd in Alkmaar nog driftig geboden op de bollen van de overleden tulpenkweker Wouter Winckel. De biedingen op de veiling waren zo buitensporig, dat ze destijds al verbazing wekten. Met als uitschieter 4203 gulden voor een enkele bol van de Viceroy, en zelfs 5200 gulden voor een Admiraal van Enchuysen.

De volgende dag was er ook in Amsterdam nog een levendige handel in bollen, en wisselde een pond Switsers voor 1100 gulden van eigenaar. Een aankoop die de koper de volgende dag probeerde te ontbinden, na het vernemen van het zorgwekkende nieuws dat enkele dagen eerder bij gebrek aan kopers in Haarlem de bollenhandel was stilgelegd: ‘welck sulcke verslagenheijt maeckte.’

Constantinopel

Hoveniers waren rond 1570 als een blok gevallen voor de eerste tulpen, door zeevaarders meegenomen uit Constantinopel (het huidige Istanboel). De voorjaarsbloeier bleek een verrijking voor hun tuinen, waarin ze het hemelse paradijs wilden nastreven. Ook de eigenaren van naturaliaverzamelingen maakten tussen hun schelpen, kokosnoten en struisvogeleieren graag plek vrij voor de evenzeer exotische bloembol.

Carolus Clusius (1526-1609) slaagde er als een van de eersten in om de enkelkleurige bergplant te veredelen. Zijn verering als ‘de vader van alle schitterende tuinen in het land’ dankte hij aan het jaarlijks weggeven van honderden bollen aan tuinliefhebbers. Maar tot zijn grote ergernis was de tulp tegen 1600 verworden tot handelswaar.

Kweken

Handelskwekers stortten zich driftig op het kweken van nieuwe variëteiten. Vooral gemarmerde tulpen waren zeer gewild. De tulpenteelt en tulpenhandel wisten zich binnen relatieve korte tijd te ontwikkelen tot een serieuze economische niche. Een markt waar het aanbod al snel de toenemende vraag niet kon bijhouden, van de meeste variëteiten bestonden maar enkele exemplaren. Met als gevolg snel stijgende prijzen. En dat trok weer speculanten aan zonder botanische interesse, die vooral in korte tijd zo hoog mogelijke winsten hoopten te maken.

De tulpenkoorts nam in de winter van 1636-1637 dusdanige vormen aan, dat de bollen meerdere malen van eigenaren verwisselden terwijl ze nog diep in de grond zaten. Bovendien was het nog maar de vraag of de bloemen in het voorjaar daadwerkelijk de beloofde gemarmerde patronen en kleurvariaties zouden tonen. Die onzekere uitkomst maakte de tulp niet echt tot betrouwbaar handelswaar.

Spoedberaad

Het verhandelen van bollen in de wintermaanden was een relatief nieuw verschijnsel. Oorspronkelijk vond de handel plaats in de lente, en vond de overdracht pas plaats in de zomer als de tulpen waren uitgebloeid. Maar in de winter van 1636-1637 was alles anders. De grote prijsstijgingen brachten veel onrust teweeg. Veel verkopers wilden gezien de blijvende prijsstijgingen af van in de zomer gesloten koopafspraken. Het regende rechtszaken.

Totdat de handel klapte in de eerste februariweek van 1637, en de rollen werden omgedraaid. De koersval begon bij de handel in minder gewilde variëteiten als Swisters of Gele Croonen, die per pond werden verkocht. Om een nog verdere prijsval te voorkomen kwam op 23 februari in Amsterdam een landelijk spoedberaad van bollenkwekers en handelaren bijeen. Maar de afgevaardigden van de bollensteden kwamen er niet uit hoe de reeds gesloten koopcontracten moesten worden afgehandeld.

Verbod

Het klappen van de tulpenbubbel was koren op de molen van de pamfletschrijvers, die de handel in bollen maar pure windhandel vonden: wat maakte die rare nieuwkomer in het bloembed nu zo bijzonder? De tulp geurde niet en had bovendien geen medicinale werking. Waarom stopten sommige mensen kapitalen in een product dat kwetsbaar was voor vrieskou, ongedierte en ziektes? Andere pamfletschrijvers vreesden dat veel ambachtslieden door de speculatie in bloembollen hun werk zouden verwaarlozen. Een enkeling pleitte zelfs voor een verbod.

Het uiteenspatten van de tulpenbubbel zorgde weliswaar voor hoofdbrekens maar zeker niet tot totale paniek. Het beeld in boeken en films van radeloze bankroete tulphandelaren strookt volgens Looijesteijn niet met de werkelijkheid. Een van de daadwerkelijke hoofdbrekens betrof de bieders in Alkmaar. Hadden die nu twee dagen na het instorten van de markt niet veel te veel betaald voor hun bollen? Volgens de historicus viel ook dat wel mee. En heeft waarschijnlijk niemand de op 5 februari 1637 geboden exorbitante bedragen echt betaald. De op de veiling gedane transacties zijn hoogstwaarschijnlijk achteraf nietig verklaard of voor een paar procenten afgekocht.

Kinderen

De echt grote verliezers van de Alkmaarse veiling waren de kinderen van de in 1636 kort na elkaar overleden tulpenkweker Wouter Winckel en zijn echtgenote Elisabeth Cop. De Alkmaarse weesmeesters verkeerden op 7 februari 1637 kortstondig in de veronderstelling dat de toekomst van de Winckeltjes was veiliggesteld met de totale veilingopbrengst van 90.000 gulden. Een bedrag dat omgerekend naar de huidige koopkracht overeenkwam met ruim 1 miljoen euro. Die arme weeskinderen waren pas echt het dupe van het instorten van de tulpenhandel.

Henk Looijesteijn, met medewerking van Annemarie Vels Heijn, Tulpenkoorts 1636-1637 – Mythe en werkelijkheid, een uitgave van Museum de Zwarte Tulp, 88 blz., €18,50.

Tentoonstelling Tulpenkoorts

De spotprenten, pamfletten en honende gedichten die verschenen na het klappen van de tulpenhandel zijn ook te zien op de tentoonstelling Tulpenkoorts 1636-1637 het ware verhaal, vanaf 18 maart tot en met 31 augustus in Museum de Zwarte Tulp in Lisse. Het museum, gewijd aan de bloembollencultuur, beschikt naast schilderijen en tulpenvazen ook over een prentenkabinet met historische prenten van bolgewassen.

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden