Uit het archief
Dit schreef Het Parool een dag na de Bijlmervliegramp
‘Meer dan 200 doden bij ramp’, kopte Het Parool een dag na de Bijlmervliegramp, die plaatsvond op 4 oktober 1992. The day after was er vooral onzekerheid, ook bij de krant. ‘Er dringen af en toe berichten door van doden, maar niemand weet iets.’
Op de zwartwitfoto die een groot deel van de voorpagina van Het Parool van die dag beslaat, staat flat de Groeneveen. ‘Een enorm gat markeert de plek waar de Boeing 747 van El Al gisteravond te pletter sloeg,’ luidt het fotobijschrift.
Veel was nog onduidelijk toen de pagina’s van de krant (waarvan zes over de ramp), amper een dag nadat het vliegtuig neerstortte, naar de drukker werden gestuurd. De nieuwskop op de voorpagina bleek bijvoorbeeld onjuist: de ramp kostte niet aan meer dan 200, maar aan 43 mensen het leven.
In een feitenoverzicht in de krant staat die ochtend:
06.00 uur vanmorgen: 209 mensen zijn als vermist gemeld bij de politie.
06.10 uur: De berging van de slachtoffers is begonnen. De eerste twee doden zijn geborgen. De brandweer heeft nog vele lichamen zien liggen.
Maar eigenlijk was de onzekerheid de enige zekerheid op de dag na de ramp.
Dat klinkt bijvoorbeeld door in een verhaal van Ton Damen en Bart Olmer, die beschrijven hoe de 27-jarige ‘Michael’ (hij wilde niet met zijn echte naam in de krant) zeven uur lang zocht naar zijn neefje, de 9-jarige Orpheo.
De eerste beelden van de Bijlmerramp zag verslaggever Damen toen Studio Sport op zondagavond werd onderbroken voor een speciale uitzending, zei hij in 2018. “Ik wist meteen dat ik naar de krant moest.”
Vanaf de redactie reed hij, samen met stagiair Bart Olmer, richting de rampplek. “Bij de naargeestige parkeergarage zetten we de auto neer. Wat nu? Het was mistig, je zag rook, en groepjes mensen die ontredderd rondliepen.”
Eigenaardige schroeilucht
Toen ze een groepje jongens hoorden praten over een vermist neefje, vroeg Damen of hij mee mocht tijdens de zoektocht. “Het werd een boeiende tocht, die de hele nacht duurde en aanvankelijk tevergeefs leek.”
Een fragment uit het artikel: ‘Toen hij vlak bij de vuurzee aankwam, raakte hij slaags met een agent die hem niet bij de smeulende massa duldde. Het was nog een wonder dat ze onder die grote paniek hadden kunnen vaststellen dat binnen de familie alleen Orpheo werd vermist.’
Even verderop in het verhaal: ‘Alle mogelijkheden om zekerheid te krijgen over het lot van zijn neefje zijn uitgeput. Wanhopig of emotioneel is Michael niet, maar hij vindt het wel verschrikkelijk dat hij nog niets voor zijn familie kan betekenen.’
Later werd het jongetje toch gevonden, hij bleek licht gewond in het AMC te liggen. “Ik ga er niet meer kijken, want ik kan nu toch niets meer doen. Mijn familie heeft me hier harder nodig,” zei Michael in het artikel daarover.
Ook Theodor Holman, nu columnist maar toen verslaggever van Het Parool, was kort na de vliegtuigcrash op pad.
In de krant beschrijft hij hoe hij in de metro twee artsen van het AMC hoort praten. ‘Ze praten over de eigenaardige schroeilucht die overal hangt: een zoetig, branderig aroma, plastic met bloemen, zoiets – de geur van een ramp.’
Geen gehoor
Holman kijkt mee op A-1, het opvangcentrum van het AMC, en merkt dat daar ook nog veel onzekerheid is. ‘Er dringen af en toe berichten door van doden, maar niemand weet iets,’ schrijft hij, om later een arts te citeren die zegt dat het een veeg teken is dat er maar niet meer gewonden binnenkomen.
In een ander artikel schrijft Holman: ‘De treurige signalen waaruit blijkt hoe ernstig de ramp is, zijn de ambulances die juist niet met hun sirenes aan naar het ziekenhuis vertrekken. Wat in die wagens zit, behoeft niet snel meer te worden vervoerd.’
Op de dag na de ramp heeft Holman om 5 uur ’s ochtends nog geprobeerd een rondje te maken door het rampgebied, maar ver komt hij niet – de politie houdt iedereen tegen.
Van een afstandje kijkt hij toe. ‘Er zijn onnoemelijk veel mensen die kijken. Hoe ze eraan komen weet ik niet, maar sommigen hebben al een ochtendkrant,’ schrijft Holman.
‘De stemming is bedrukt; iedereen blijkt, net als ik, bekenden in die flats te hebben wonen. Ik zoek het nummer van mijn kennis op in mijn adresboekje en draai het. Geen gehoor. Ik schuif de ergste gedachten terzijde.’
Lege scholen in de Bijlmer
Dat terzijde schuiven van gedachten gebeurt die ochtend ook op verschillende scholen in de Bijlmer, blijkt op de maandagochtend uit een rondgang van Het Parool.
Een verslaggever schrijft: ‘Het aantal leerlingen dat naar school is gekomen, is gering. Onderwijzers proberen de moed erin te houden door te bedenken dat veel kinderen er niet zijn in verband met de verdrietige situatie thuis. Afwezigheid, zo houden zij zich voor, hoeft niet meteen het ergste te betekenen.’
Ondertussen wordt op 5 oktober al gespeculeerd over de oorzaak van de ramp. ‘Captain negeerde adviezen Schiphol’, stelt een citaat op de voorpagina.
Die quote is van Benno Baksteen, voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Verkeersvliegers, die op RTL 4 had gezegd dat de piloot van het toestel tot twee keer toe adviezen van de verkeersleiding heeft genegeerd een andere landingsbaan voor de noodlanding te kiezen.
Laatste woorden
Binnen in de krant wordt een andere deskundige geciteerd, die zegt: “Er is een ongeschreven regel in de luchtvaart dat je, als je verongelukt, altijd woonwijken vermijdt. (...) Je mag er daarom van uitgaan dat de gezagvoerder het gevoel heeft gehad dat hij Schiphol nog wel zou halen.”
In hetzelfde artikel zegt oud-verkeersvlieger E. W. Veld: ‘Ik dacht: verdomme, als je dan weet dat je gaat crashen, haal dan je gas dicht. (...) Ik heb het idee dat ze al dood waren in die cockpit. Een duw met je knie tegen de stuurinstallatie en je maakt een bocht van vier graden. Had iemand dat op tijd gedaan, dan waren ze tussen de koeien terechtgekomen.’
Nu weten we dat de captain, in zijn haast terug te keren naar Schiphol, koos voor een landing op de Buitenveldertbaan. Waarom hij niet voor de Kaagbaan koos (waarvan de vliegroute over dunbevolkt grasland zou voeren), is nooit opgehelderd.
Op de voorpagina van de krant van 5 oktober 1992 worden de woorden van captain Fuchs geciteerd. Om 18.35 uur en 8 seconden meldde hij via de radio: “LY 1862 going down, going down.” Het was het allerlaatste radiocontact met de gezagvoerder.