PlusAchtergrond
Stoffige Stukken reanimeert oude toneelteksten: ‘Ik wil laten zien hoe cool de Nederlandse theatergeschiedenis is’
Stapels toneelstukken zijn er geschreven in Nederland. Zeker voor Toneelgroep Centrum. Maar ze waren verdwenen, werden nooit meer opgevoerd en lagen met koffievlekken in een kelder. Tot nu, dankzij Anne Maike Mertens en Mette Bouhuijs.
Anne Maike Mertens (37), theatermaker van Nineties Productions, woonde in een klein kamertje aan de Van Baerlestraat. Ze kwam graag in Café Welling, de geliefde toog en huiskamer van cultureel Zuid, en trof daar met regelmaat toneelschrijver Ton Vorstenbosch. Toen hij in 2017 overleed, voelde ze zich schuldig: ze had nog nooit iets van hem gelezen, terwijl hij toch bekendstond als een van de beste toneelschrijvers van het land. Als hommage aan hem organiseerde ze vier lezingen van oudere stukken waaronder Sterke drank in Oud-Zuid van Vorstenbosch en Guus Vleugel. En zo ontstond een plan.
Ook regisseur Mette Bouhuijs (‘ik zeg mijn leeftijd nooit’) kwam in Welling. Bouhuijs en Vorstenbosch waren goede vrienden, ze ontmoetten elkaar in het eerste jaar van de toneelschool, het was liefde op het eerste gezicht. Vanaf 1977 werkten ze samen bij Toneelgroep Centrum, het theatergezelschap dat tussen 1960 en 1987 honderden toneelstukken van nieuwe Nederlandse schrijvers bestelde en ze regelmatig opvoerde.
Maar al die stukken van Hollandse bodem waren nooit gedigitaliseerd. Stukken op A4-tjes in plastic binders, met koffievlekken en vergeelde hoeken, van tientallen Nederlandse schrijvers (denk aan Ischa Meijer, Jeroen Brouwers, Youp van ’t Hek, Peter van Straaten, Peter Römer, J.Bernlef, Harry Mulisch): ze lagen in de kelder van het huis van Bouhuijs en van Centrumdramaturg Carel Alphenaar. Bij gebrek aan openbaar archief of googelbaar werk ging Mertens bij hen langs, nam de stukken mee naar de copyshop en bracht ze weer terug. Maar dat toneelgeheugen van Nederland was dus nauwelijks zichtbaar, daar moest iets mee.
Te druk om feminist te zijn
Meestal maakt Mertens met Nineties Productions voorstellingen over dingen die dicht bij haar generatie liggen. Het zijn voorstellingen waarbij veelal vanuit de inhoud en vanuit spelers zelf materiaal ontstaat, waarbij experiment niet geschuwd wordt, maar sinds ze het werk van Vorstenbosch las is een extra liefde voor Nederlandse theatertekst ontstaan. “Ik heb op de toneelschool zo weinig toneelstukken uit Nederland meegekregen.” Na het spitten in de archieven bij Bouhuijs en Alphenaar thuis, benaderde Mertens De Nieuwe Toneelbibliotheek om zes stukken te digitaliseren en uit te geven. Want wat niet online staat of moeilijk te verkrijgen is, bestaat de facto niet.
Mertens en Bouhuijs komen uit verschillende generaties. Bouhuijs begon in 1977 bij Toneelgroep Centrum. Mertens heeft sinds een jaar of tien haar eigen gezelschap. Regelmatig botsten ze lekker, alleen al in hun blik op de positie van vrouwen. Mertens wilde per se een vrouw in de selectie van stukken. Bouhuijs, zelf een van de weinige vrouwelijke toneelregisseurs van die tijd, leeft volgens het adagium van haar moeder, die het ‘te druk had om feminist te zijn’.
Samen kortten ze zes stukken in tot een uur, en vroegen vijftien acteurs, onder wie Trudy de Jong en Reinout Scholten van Aschat, om een weekend lang in Theater Bellevue vierenveertig personages te lezen uit zes stukken. Schandaal in Holland van Vorstenbosch zit erbij, maar ook Tussen Zussen van Maria Goos en Kutzwagers van Wim T. Schippers. Ze kozen de werken op basis van wat ze interessant vonden. Mertens wilde graag stukken met veel personages – ‘want dat zie je zo zelden’– Bouhuijs was nieuwsgierig welke toneelstukken de tand des tijds hadden doorstaan.
Met de botte bijl
Keefman van Jan Arends bleek zo'n tijdloze: dat kan over de jeugdzorg gaan, of over daklozen. “Over iemand die tussen alle mazen doorvalt,” zegt Bouhuijs. Mertens: “Daar hoef je geen letter aan te veranderen als je het nu zou opvoeren.”
Nederland heeft niet echt een traditie van toneelschrijvers zoals Duitsland of Groot-Brittannië die hebben. Daar zitten de schrijvers ook bij de repetities, is elke aanpassing van de tekst bijna heiligschennis. Hier mag je blij zijn als er iets heel blijft van wat je oorspronkelijk bedoelde, heeft menig toneelschrijver gezegd. Dat noemen ze regisseurstheater: de regisseur zet een veel grotere stempel op de voorstelling dan de schrijver. Bij Centrum waren schrijvers wel nauw betrokken bij de repetities.
Bouhuijs zegt dat ze altijd ondergeschikt was aan de auteur als regisseur, maar Mertens maakt wel mee dat zij samen met de schrijver nog wel wat verandert. Een bijeffect is dat hedendaags Nederlands toneel zelden meer dan één keer wordt opgevoerd, een toneelstuk als Gif van Lot Vekemans en een paar werken van Maria Goos en Ton Vorstenbosch zijn uitzonderingen op de regel.
Wie schrijft, blijft
Een activistisch statement wil Mertens niet maken met Stoffige Stukken. “Ik wil vooral laten zien hoe cool de Nederlandse theatergeschiedenis is.” Bouhuijs: “Waar ik wel woedend over ben is dat het Theaterinstituut is opgeheven en dat al die stukken zo onvindbaar zijn.” In de bezuinigingsronde van oud-staatssecretaris van Cultuur Halbe Zijlstra in 2013 moest het theatermuseum en -archief aan de Herengracht dicht. Inmiddels is de collectie op verschillende plekken ondergebracht, waaronder bij Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, maar een centrale plek is er niet meer.
Mertens: “Het is bijzonder dat theater tijdelijk is en vervliegt, maar het zou nog mooier zijn als er ook iets van behouden blijft. Anders weet je ook niet op welke bodem je staat.”
Stoffige Stukken, 15-17 april in Theater Bellevue.