PlusInterview
Schrijver Johan de Boose: ‘Ik hou van net iets te ver gaan’
Zijn nieuwe boek is als een bedevaart. In Dondersteen reist Johan de Boose door de Verenigde Staten, maar ook naar het verleden: om een schuld aan een vriend in te lossen en zijn onnavolgbare vader te begrijpen.
Bij de wereldbol in de studeerkamer van zijn vader had Johan de Boose (57) zich als kind voorgenomen elke hoek van Europa te verkennen – en daarna de hele bol. Om een reiziger te worden die zijn vader achterna reisde ‘naar waar hij nooit een voet had gezet’. Want zijn vader reisde louter in zijn hoofd. Als amateurnatuurkundige verzamelde hij mineralen, fossielen en zand van over de hele wereld, om die in eenzame opsluiting eindeloos te bestuderen in een poging het heelal te inventariseren. Studeren was wat zijn leven zin gaf. “Hele dagen kon hij in zijn kamer zitten kijken naar zandkorreltjes. Dat was raar, maar voor ons ook normaal.”
Een paar keer per jaar werd de kleine Johan in zijn vaders studio ontboden. “Kom eens, zei hij dan, ik moet je iets laten zien. Dan wist je: dat gaat lang duren. Toen mijn kinderen nog klein waren, heeft hij dat met hen ook gedaan. Hij wou zijn kennis doorgeven. Ik vond het toen vooral saai. Maar achteraf, toen hij was overleden en ik zijn verzameling weer bekeek, besefte ik: wat een wondere wereld. Het is een museum; de hele aardbol geologisch en natuurkundig samengevat in een kamer. Zijn collectie staat nu op zolder bij mijn oudere zus, daar kan die goed staan, in de juiste condities.”
Het was tijdens een reis naar Amerika dat hij voor het eerst besefte wat zijn vader, inmiddels vijftien jaar geleden overleden, had bezield. Hij bezocht de woestijnachtige natuurgebieden rond Moab, Utah, met versteende formaties van een half miljard jaar oud, uit het paleozoïcum. In The Maze, een van de ontoegankelijkste delen van het Canyonland National Park, voelde hij zijn vader ineens heel dichtbij.
Overweldigend
“Ik wou het zien, omdat mijn vader me erover had verteld en ik nieuwsgierig was. Hij had stenen uit elk tijdvak. Het was zo overweldigend. Ik heb het moeilijk met de Amerikaanse cultuur en de Amerikaanse politiek, maar die natuur is zo prachtig. Het is een plek waar je wekenlang kunt blijven, hopeloos kunt verdwalen. Ik wou dat meemaken. Ik had het gevoel dat het iets met mijn vader te maken had, dat het een landschap was waar ik hem postuum kon zien. Dat dát de plek was waar hij het liefst zou willen zijn nu hij er niet meer is. Ik begreep ineens hoe hij op zoek was geweest naar het raadsel van het bestaan, de formule van de oerkracht.”
Dat klinkt dromerig en zweverig, verontschuldigt De Boose zich. “Maar het was daar heel concreet. Ik wist: hier moet ik over schrijven. Al heeft het jaren geduurd voor ik tot deze vorm ben gekomen.”
Deze vorm is zijn nieuwe boek Dondersteen, waarin hij zijn eigen ‘Route 66’ aflegt, maar dan van El Paso aan de Mexicaanse grens, via het graf van zijn overleden zwager en beste vriend Gary Gardner in Colorado, naar wat wel wordt omschreven als ‘de navel van de wereld’ in Utah. Met als reisgezelschap een buis met verglaasd zand, een stuk carraramarmer en de schedel van een Chinees aapje.
Urgentie
Dondersteen is gelardeerd met foto’s, waaronder een van vader Rob en moeder Mia bij de bewuste wereldbol. Dat doet vermoeden dat het gaat om non-fictie, maar De Boose heeft gekozen voor autobiografische fictie, waarin de realiteit op magisch-realistische wijze kan ontsporen. De roadtrip is een compilatie van eerdere reizen, maar ook een samengaan van wat hij heeft gedaan en had willen doen. “Waar houdt de waarheid op en waar begint de fictie? Ik heb ook veel non-fictie geschreven. Waar ligt de grens? Ik hou van net iets te ver gaan.”
De zoektocht naar het diepste wezen van de man die zijn vader was, is wat zijn schrijven de urgentie gaf. “Het boek is ontstaan op een spontane manier. Na Het vloekhout (dat de shortlist haalde van de Libris Literatuur Prijs 2019, red.) dacht ik: ik moet rust nemen. Ik was hier, waar ik nu ben, in Rijeka in Kroatië, maar het heeft zich opgedrongen. Na een week merkte ik dat ik een half boek af had. Het moest geschreven worden.”
Het is geen boek dat gaat over rouwen. “Dat is allang voorbij, maar daarna komt er iets anders: dan gaat het om het feit dat je ouder wordt, om herinneringen, vergankelijkheid, sterfelijkheid, dood.”
Nu, zegt De Boose, zou hij een goed gesprek met zijn vader kunnen voeren. “Ik zou willen dat hij mijn boek kon lezen. Dat is het tragische: dat ik pas nu, lang na zijn dood, besef wat we gemeenschappelijk hadden. Waarover we hadden moeten praten. Ik heb hem leren kennen. Terwijl ik vroeger vaak boos was dat hij meer bezig was met zijn eigen dingen. Zijn verzameling, zijn National Geographics, zijn fotoalbums, zijn tuin.”
In de fotoalbums die zijn vader naliet, veertig in totaal, zag De Boose uiteindelijk een boodschap. “Hij werkte er tot zijn laatste dag aan, obsessief. Hij wou dat familieverhaal tot leven brengen, met teksten erbij, krantenknipsels, later met dingen die hij op internet had gevonden, daar was hij druk mee bezig. Een van de eerste motieven voor mij om dit boek over hem te schrijven was de gedachte dat hij ze had gemaakt voor mij. Ja, voor zichzelf natuurlijk, voor zijn directe verwanten, zijn kleinkinderen. Maar vooral voor iemand als ik. Ik denk dat ik de enige ben die die veertig delen van de eerste tot de laatste pagina heb bestudeerd. Pas toen kon ik echt gaan schrijven: ik had zijn ‘verzameld werk’ gelezen.”
Duizend keer beloofd
Het heeft ook lang geduurd voor hij – ‘maar hup, hier dan toch’, zoals hij schrijft – postuum over zijn overleden ‘bro’ kon schrijven, de man van de zus van zijn vrouw, ‘een native American met een aanhalige, maar tegelijk heerszuchtige natuur’ – en een zware alcoholist.
“Gary is niet zijn echte naam, omdat het anders te dichtbij komt en het wel een pijnlijk verhaal is. Hij was mijn beste vriend, ik denk dat ik zijn enige vriend was. Ik was niet aanwezig bij zijn begrafenis. Ik was op reis, het paste niet in mijn agenda, het paste ook niet in mijn portemonnee, even op en neer naar de Verenigde Staten. Ik heb het niet gedaan. En dat blijft een probleem. Ik had het hem duizend keer beloofd – dit boek is ook een manier om die schuld in te lossen.”
Toen het idee kwam de fictieve reis en het boek te laten culmineren in een bezoek aan The Maze, kreeg ook het verhaal van Gary en het graf in diens godverlaten geboorteplaats een plek. Zo verbindt hij twee mannen, twee tegenpolen, die elkaar maar één keer hebben gezien.
Wie schrijft, stelt De Boose in Dondersteen, heeft een directe verbinding met de doden. Schrijven is als lijmen, met verbeelding alles wat onherroepelijk en tragisch verloren is gegaan weer bij elkaar brengen. “Mijn grootste motief om dit boek te schrijven was de liefde voor mijn vader en voor mijn vriend. Ja, misschien is dat waar dit boek in de kern over gaat: over liefde.”
En zoals volgens de doctrine van de strenge, sturende vader onkruid en ongedierte niet bestonden, zal voor de zoon een steen ook nooit meer een steen zijn. “Nooit steen zeggen tegen een steen, dat was zijn credo. Als ik een kiezel zie liggen, is dat geen steen, maar een heel oud mineraal, dat een hele evolutie heeft meegemaakt. En ik heb ook nog steeds de neiging om waar ik ook ben wat zand mee te nemen, zoals mijn vader dat altijd vroeg. Zand is toch zand, dacht ik vroeger. Nee, zand is overal anders. Daar ben ik toch wel gevoelig voor geworden.”
Slavist en reiziger
Johan de Boose (Gent, 1962) is schrijver, dichter, theatermaker en publicist. Zijn vorige roman, Het vloekhout (2018), bereikte de shortlist van de Libris Literatuur Prijs en won de Prijs voor het Spirituele Boek 2019. De Boose is doctor in de Slavische talen en Oost-Europakunde en reist veelvuldig naar alle uithoeken van de wereld.