PlusBoekrecensie

Recensie: Sam Mills beschrijft het ‘schijnfeminisme’ als verontrustend bijeffect van MeToo

Sam Mills concludeert in Schijnfeminisme dat er na MeToo een nieuw type feminist is opgestaan: de schijnfeminist. Dat is (meestal) een man die publiekelijk verklaart feminist te zijn, maar zich privé grensoverschrijdend en seksistisch gedraagt.

Dieuwertje Mertens
null Beeld Getty Images
Beeld Getty Images

MeToo heeft al heel wat (machtige) figuren ontmaskerd. Denk aan filmproducent Harvey Weinstein of zanger R. Kelly. Maar Sam Mills’ gedachten gaan uit naar de minder opzichtige grensoverschrijders; de schijnfeministen (‘chauvo-feminists’). Ze denkt aan haar ervaring met R: een Britse academicus die aan een Amerikaanse universiteit werkt. Ze leert hem kennen op een feestje. Hij blijkt een populaire charmeur uit een welgesteld milieu met een goed netwerk. Ze raken in een intense mailcorrespondentie verwikkeld en spreken af.

Tijdens hun afspraak laat hij haar foto’s zien van een vrouw met wie hij datet en spreekt hij laatdunkend over haar. Ze is teleurgesteld, maar ook opgelucht, want ze is niet uit op een relatie. Ze gaat met hem naar bed en tijdens de seks vertelt hij haar dat hij ook met een vriendin van haar naar bed is geweest. Ondanks deze afknappers geniet ze wel van de seks.

In wezen een fatsoenlijke vent

Zo begint een vreemde affaire die bestaat uit aantrekken en afstoten. Mills is de hele tijd bezig R’s (slechte) gedrag en haar reactie daarop te analyseren: ‘Ik besefte dat hij een rol voor me had bedacht. Onenightstands waren zijn fetisj en hij had een scenario dat vrouwen moesten volgen.’ En: ‘R en ik bleven online met elkaar flirten. Ik wilde echter een nieuw plekje in zijn hoofd veroveren, zodat ik van ‘prooi’ via ‘gelijke’ tot ‘leuk’ zou worden bevorderd.’

Hoe komt het eigenlijk dat Mills zich zo aangetrokken voelt tot ‘foute mannen’? Ze zoekt het antwoord in ‘het literaire dieet’ dat ze in haar jeugd volgde, waar de liefde tussen foute mannen en onschuldige vrouwen een troop is, zoals in haar favoriete boek Les liaisons dangereuses van Pierre Choderlos de Laclos, wat wellicht een iets te romantische en simplistische verklaring is.

R mag zich dan wel grillig en hufterig gedragen (de ene keer is hij charmant, de andere keer beledigt of negeert hij haar), hij is ook iemand die links tweet naar feministische artikelen. Dat geeft haar het gevoel dat hij ‘in wezen een fatsoenlijke vent is’. Toch voelt ze dat er iets niet klopt. Uiteindelijk komt ze tot de conclusie dat R een ‘gaslighter’ is; iemand die gebeurtenissen en gesprekken verdraait zodat de ander aan zichzelf gaat twijfelen; een vorm van handelen die inderdaad moeilijk te achterhalen is.

Greenwashing, pinkwashing, purplewashing

Er zijn ook feministen (m/v/x) die zich niet schuldig maken aan gaslighting, maar als je inzoomt op hun denkbeelden en handelen (bijvoorbeeld de verdeling van huishoudelijke taken) kun je je toch ook afvragen hoe (schijn)feministisch ze zijn.

De ervaring met R is voor Mills ontluisterend geweest, maar door zo op hem in te zoomen (en ten minste zeven hoofdstukken aan hem te wijden) wordt hij in plaats van exemplarisch voor een grotere trend toch in toenemende mate een particuliere casus en lezen we vooral over Mills persoonlijke frustratie aangaande de narcistische R en zichzelf (waarom had ze hem niet door?).

Het soort leugenachtigheid, hypocrisie en opportunisme dat Mills aan de kaak stelt, zien we bovendien op álle morele terreinen bij bedrijven en particulieren, bij voorkeur als het gaat om (hippe) thema’s als klimaat, queer etc. Dat er naast greenwashing en pinkwashing ook zoiets bestaat als purplewashing (paars is de kleur van het feminisme) is geen schok. Het komt regelmatig voor dat mensen die moreel (te) hoog van de toren blazen, gewoon een goede sier willen maken of iets anders proberen te verhullen.

Polarisatie en deugpronken

De essays worden interessanter als Mills haar blik richt op de effecten van MeToo in bredere zin. Zo zoomt ze in op de kritiek van (oudere) feministen die de MeToo-activisten verwijten zich als slachtoffer op te stellen. En op de angst van veel mannen om (al dan niet terecht) te worden beschuldigd van grensoverschrijdend gedrag.

Mills verkent het idee van comedian Dave Chappelle om adviesraden op te richten, zoals ook gebeurt in de nasleep van repressieve regimes. Denk aan de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie, waarbij de nadruk niet lag op vergelding, maar op rehabilitatie en het bevorderen van een dialoog. Een prachtig idee, maar Mills vraagt zich af of iets dergelijks zou werken in een tijd waarin sociale media hard en kritisch zijn en de neiging hebben complexe zaken te simplificeren.

Sociale media, waaruit MeToo nota bene is ontstaan (volgens Mills een noodzakelijk kwaad omdat het rechtssysteem niet werkt), hebben ‘een polariserende mentaliteit geschapen’. Mills schrijft: ‘Diegenen die de meest extreme meningen op Twitter verkondigen, worden beloond met de meeste likes en retweets. Het creëert ook een cultuur van virtue-signalling (deugpronken), oftewel te koop lopen met je politieke correctheid, wat weer leidt tot schijnfeminisme.’

Biedt Mills een oplossing? Nee, maar daar is de materie ook te complex voor. Wel concludeert ze: ‘Nu, met MeToo, zijn de grenzen duidelijker getrokken. We hebben opnieuw gedefinieerd wat het betekent om beschaafd te zijn.’ Dat is hoopgevend. Haar poging een balans op te maken is geslaagd, en het schijnfeminisme dat ze signaleert is een weliswaar een verontrustend bijeffect van MeToo, maar niet toonaangevend.

Sam Mills, Schijnfeminisme, vertaald door Nathalie Tabury en Jet Zegers, met een voorwoord van Daan Borrel en een nawoord van Michiel van der Padt, Uitgeverij HetMoet, 22,50 euro, 197 blz.

null Beeld

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden