PlusTen slotte

Operazangeres Cora Canne Meijer op 91-jarige leeftijd overleden

Operazangeres Cora Canne Meijer is dinsdag overleden. Ze kon bogen op een lange en rijke zangcarrière, maar gebruikte ook jarenlang haar kennis en ervaring om jong talent op te leiden. Canne Meijer werd 91 jaar.

Erik Voermans
Cora Canne Meijer in ‘Onrust op Tahiti’, 1963. Beeld Hollandse Hoogte /  ANP
Cora Canne Meijer in ‘Onrust op Tahiti’, 1963.Beeld Hollandse Hoogte / ANP

Als kind wilde ze actrice worden. Als zesjarige stond ze al op het toneel. Maar nadat ze in een kinderkoor was gaan zingen en ze een album met liederen van Schubert cadeau kreeg, riep de zangkunst. Ze werd uiteindelijk operazangeres — ook een soort actrice eigenlijk.

De wieg van Cora Canne Meijer stond in Amsterdam. Dinsdag is ze gestorven in Laren, in het Rosa Spier Huis, op 91-jarige leeftijd. Ze kon terugkijken op een zeer lange en rijke professionele zangcarrière, die in 1950 begon (debuut bij De Nederlandse Operastichting, als Anina in La Traviata) en eindigde in 1999, toen ze in Vredenburg in een concertante uitvoering van Puccini’s Gianni Schicchi de rol van Zita zong.

Als mezzosopraan met een gloedvol, helder timbre zong Canne Meijer veel rollen voor haar stemtype, waaronder vrijwel alles van Verdi, maar ook nieuwe muziek. In het operahuis van Zürich, waar ze in 1960 na haar studie aan het Sweelinck Conservatorium een tweejarig contract kreeg, zong ze in de wereldpremières van Frank Martins Monsieur de Pourceaugnac (naar een tekst van Molière) en Milhauds La mère coupable.

Via Carmen naar de Schouwburg

Bij De Nederlandse Operastichting kreeg ze vooral kleine rollen te zingen. Zo kon ze zich ontwikkelen. Maar grote mezzorollen, zoals Eboli uit Don Carlo of Carmen, haar lievelingsrol, gingen aan haar voorbij. Gewogen, maar te licht bevonden. Dat stak. Ze week uit naar Zürich, waar ze Eboli met veel succes vertolkte en het jaar daarna ook nog Carmen, met nóg meer bijval. Het zou de rol worden waarmee ze haar hele leven werd geassocieerd. In totaal zong ze hem meer dan honderdzestig maal, in Zwitserland in het Duits en in vele andere landen in het Frans — en later zelfs in het Nederlands.

Vol triomf vertelde ze graag het verhaal dat ze in 1971 door de nieuwe intendant in Amsterdam, Hans de Roo, werd gebeld met de vraag of ze op stel en sprong, diezelfde avond nog, wilde invallen voor een ziek geworden collega. Ze zei ja. Haar Carmen werd een groot succes. “Zo kwam in terug in de Amsterdamse Schouwburg, bij mijn eigen publiek.”

‘Een viool kun je vervangen, een stem niet’

Inmiddels was ze aan het Sweelinck Conservatorium hoofdvakdocente Zang geworden, een beroep dat ze met hart en ziel en met veel gevoel voor jong talent tot ver na haar officiële pensioen bleef uitoefenen. Zuinig zijn op je stem, was haar devies. Rustig opbouwen. “Je moet zoveel mogelijk de grenzen opzoeken, zonder je instrument te kwetsen. Je mag het kapitaal niet aanspreken, alleen aan de rente knabbelen. Een viool kun je vervangen, een stem niet,” zei ze in 2005 in Vrij Nederland.

In hetzelfde interview sprak ze profetische woorden: “Ik hoopte dat het Nederlandse muziekbeleid beter zou worden, maar ik zal het niet meer meemaken. Ik houd mijn hart vast voor de klassieke muziek. Het lijkt of er steeds minder ruimte voor is. De klassieke muziek raakt ondergesneeuwd. Dat doet pijn.”

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden