Musea moeten schilderijen afstaan aan nazaten Jacob Lierens

Twee Oude Meesters die nu in bruikleen zijn bij het Frans Hals Museum in Haarlem en het Centraal Museum in Utrecht moeten terug naar de kleinkinderen en achterkleinkinderen van de oorspronkelijke eigenaar, de Amsterdams-Joodse kunstverzamelaar Jacob Lierens (1877-1949).

Hanneloes Pen

Dit adviseert de Restitutiecommissie aan Ingrid van Engelshoven, staatssecretaris van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het gaat om de schilderijen Banketscène met musici en sjoelbakspelers in een interieur van Dirck Hals, de jongere broer van Frans Hals, en Dirck van Delen uit 1628 en een Pronkstilleven van Jan Davidsz de Heem, geschilderd tussen 1665-1670.

Deze Oude Meesters had Lierens in de oorlog in bewaring gegeven bij het veilinghuis Frederik Muller & Co. Via een veiling werden de werken van Lierens verkocht om te zorgen voor een ‘dragelijk bestaan’.

In 1943 werden de Amsterdamse kunstverzamelaar Lierens en zijn vrouw naar Westerbork gedeporteerd. Na inlevering van juwelen ter waarde van 75.000 gulden werden ze vrijgelaten. Ze doken onder en overleefden de oorlog, net als hun twee dochters Esther en Rebecca en hun families. Dochter Branca en haar man werden in 1942 in Auschwitz vermoord.

Führer Museum

De schilderijen werden in de oorlog gekocht door een speciale commissie van het Führer Museum dat Adolf Hitler wilde neerzetten in zijn geboortestad Linz. Na de oorlog werden ze door de geallieerde troepen teruggebracht naar Nederland.

Vijf nazaten van Jacob Lierens hebben een verzoek ingediend om deze schilderijen weer in familiebezit te krijgen. “De werken zullen over een maand of twee in hun bezit zijn. Dit is voor hen een zeer emotionele thuiskomst en een complete overwinning,” aldus hun advocaat Gert Jan van den Bergh.

Na de oorlog voerde de familie Lierens diverse rechtsherstelprocedures. De Restitutiecommissie oordeelde dat beide schilderijen eigendom waren van Jacob Lierens en door hem ter veiling zijn aangeboden. De verkoop wordt door de Restitutiecommissie als onvrijwillig beschouwd. ‘Het is aannemelijk dat de verkoop van de schilderijen het gevolg was van maatregelen van de bezetter tegen het Joodse deel van de bevolking en plaatsvond om het leven van het echtpaar te redden,’ aldus de commissie.

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden